Praktische opdracht Thema 3: Ecologie Bodemdiertjes Praktische opdracht Thema 3: Ecologie
Wat gaan we doen? We gaan in groepjes verschillende ecosystemen onderzoeken. We onderzoeken het bodemleven in de strooisel laag. We onderzoeken het bodemleven in de bovenste 10 cm van de bodem. We gaan bodemdiertjes determineren.
Hoe gaan we dat doen? We inventariseren de verschillende ecosystemen in de buurt en verdelen die over de groepjes. -
Wat doet het groepje Je gaat van één ecosysteem het bodemleven onderzoeken. Je presenteert het onderzoek aan de klas.
Naar buiten. Je gaat naar je ecosysteem en neemt daar twee bodemmonsters. 1. Verzamel in een glazen pot strooisel uit je ecosysteem. (soms is dat niet veel). 2. Graaf een stukje van de bodem uit tot ongeveer 10 cm diep, en doe dit in een andere pot.
Thuis. Je gaat diertjes zoeken. Werk als volgt. Doe de inhoud van de pot in een bakje. op een wit vel papier doe je steeds een beetje van je monster. Zoek diertjes door het strooisel van de ene kant naar de andere kant te vegen met een kwast. Maak foto’s van de diertjes. Stop de gevonden diertjes in een schone glazen pot.
Doe dat ook met de tweede pot. Als je bodemmateriaal uit grote stukken bestaat moet je het voorzichtig in kleine stukjes verdelen. Zoek diertjes, maak een foto en doe ze in de schone lege glazen pot. Maak foto’s van de dieren en van het strooisel en bodemmateriaal van de beide monsters.
Probeer er achter te komen hoe elk dier heet. Gebruik daarvoor de zoekkaart op blz. 116 van je tekstboek, of een gids of internet. Hoeveel zijn er van elke soort? Maak een overzicht van de resultaten van zowel de strooisel laag als de bodem.
Presentatie. Maak een presentatie voor de klas. Dat mag op een manier die jullie samen beslissen. Duidelijk moet zijn: Het ecosysteem: beschrijving van de kenmerken die jullie zagen. Welke soorten en hoeveel in de strooisellaag. Welke soorten en hoeveel in de bodemlaag. Foto’s van jullie met de dieren of hoe jullie te werk gingen. Foto’s van dieren. Conclusies.