Dikke darm en de lever
Vragen Welke organen heeft de spijsbrij/chymus al gepasseerd voordat hij terecht komt in de dikke darm? Welke enzymen hebben al op de spijsbrij/chymus ingewerkt? Noem de functies van de twaalfvingerige darm Wat betekent spijsvertering? Mond – slokdarm – maag – dunne darm Amylase – pepsine – lipase – pancreasamylase – pancreaslipase – peptidase – maltase sacharase – lactase Gal en alvleesklier sap toevoegen, enzymen laten werken zodat voedingsstoffen klein genoeg zijn om te worden opgenomen in het bloed, voedingsstoffen opnemen in het bloed. 4. Alle verrichtingen van het maagdarmkanaal en alle processen die daar in plaats vinden om het voedsel te verteren.
Dikke darm (colon) De dikke darm bestaat uit 3 delen: - de blinde darm - de karteldarm - de endeldarm
Appendix Blinde darm, Karteldarm endeldarm
Uit welke lagen zou een darmwand bestaan? Dikke darmwand Uit welke lagen zou een darmwand bestaan? Slijmlaag : geen plooien of villi meer Bindweefsel: rijk aan bloedvaten Sierlaag: voor de darmperistaltiek
Functie dikke darm Indikken voedselbrij/darminhoud Darmflora. Door opname van water uit de darminhoud Darmflora. De bacteriën hebben uiteenlopende functies: Maken van vitamines K en B5 Vertering van bepaalde onderdelen van de voedselbrok Gisting en rotting van de darminhoud Bacteriën beschermen ons tegen ziekte verwekkende bacteriën. Als de darmen vol zitten met goede bacteriën is er geen plaats meer voor andere bacteriën. Bij de vertering van de resterende voedselbrij komen zuren en gassen vrij die zorgen voor de stimulatie van de darmperistaltiek Gisting anaerobe afbraak van koolhydraten Rotting anaerobe afbraak van eiwitten, hierbij ontstaan sterk ruikende gassen
En 0,1 L wordt met de ontlasting uitgescheiden. Dagelijks wordt er zo’n 7-8 liter vocht geproduceerd (speeksel, maagsap, gal, pancreassap, darmsap) Een groot deel wordt door de dunne darm geabsorbeerd. +/- 1,5L komt er mee de dikke darm binnen. De dikke darm absorbeert nog ongeveer 1,4 L. En 0,1 L wordt met de ontlasting uitgescheiden. - De dikke darm produceert geen spijsverteringssap , wel slijm.
Ontlasting (faces) De ontlasting bestaat uit: Half verteerde en onverteerde voedselresten Water Slijm Dode en levende bacteriën Afgestoten darmwandcellen Zouten Galkleurstoffen (ongeveer 20 uur na de maaltijd)
Lever (de hepar) Grootste en zwaarste klier van ons lichaam Weegt 1,5 kilo en ligt rechtsboven in de buikholte Grote rechter kwab, kleine re linkerkwab Temperatuur ± 40 °C Verbruikt veel energie ‘centrale’ van de stofwisseling - Al het bloed loopt vanuit het spijsverteringskanaal door de lever voordat het in de algemene bloedsomloop terecht komt. Dankzij deze bloedtoevoer kunnen levercellen opgenomen voedingsstoffen of gifstoffen uit het bloed halen voordat ze de rest van het lichaam bereiken. De lever registreert en past de concentraties aan voedingsstoffen aan.
Functie lever Opslag voedingsstoffen Productie van albumine Productie lipoproteïne Productie stollingseiwitten Productie glucose uit aminozuren of glycerol Ontgiften bloed Vorming en opslag van vitamines Bloed reservoir Warmte bron koolhydraten, eiwitten, vitamines Plasma-eiwit Zorgt voor het transport van vetten in de bloedbaan - Afbraak medicijnen
Rol in de stofwisseling Slaat voedingsstoffen op en staat ze af Regelt voedingsstoffen samenstelling bloed Glucosestofwisseling Eiwitstofwisseling Vetstofwisseling
Glucosestofwisseling De lever houdt de glucoseconcentratie van het bloedplasma min of meer constant met behulp van hormonen. Hierbij zijn twee processen voortdurend aan de gang. Glucogenese Glucogenolyse Als de glucosespiegel van het bloed stijgt neemt de lever glucose op en zet dit om in glycogeen dat wordt opgeslagen. Daalt de glucosespiegel breekt de lever de glycogeen af en geeft glucose af aan het bloed. Glucogenese: Hierbij wordt glucose, onder invloed van insuline, omgezet in glucogeen Glucogenolyse: Hierbij wordt glucogeen, onder invloed van glucagon, omgezet in glucose
Glucose wordt afgegeven aan het bloed om glucosespiegel op peil te houden Glucose voorziet alle cellen van energie Per etmaal heb je ongeveer 160 gram glucose nodig
We hebben genoeg glycogeenvoorraad voor de dagelijkse behoefte We hebben genoeg glycogeenvoorraad voor de dagelijkse behoefte. Bij overmatige, langdurige inspanning of na vasten is de voorraad op. De lever is in staat om glucose te maken uit andere stoffen dan glycogeen. Aminozuren Glycerol Melkzuur Aminozuren – uit voeding of skelet, na vasten uit het skelet Glycerol – uit verteerde vetten Melkzuur – gevormd door spieren bij grote inspanning
Lipogenese Wanneer er een grote aanvoer van enkelvoudige suikers naar de lever is, kan de lever deze omzetten in vetten. Dit proces heet lipogenese. Het vet wordt in het bindweefsel vervoerd en opgeslagen.
Eiwitstofwisseling Behalve voor het maken van de enzymen die binnen in de levercel actief zijn, gebruikt de lever ook aminozuren voor andere doeleinden, met een functie voor de rest van het lichaam. Productie van plasma-eiwitten Omzetting tot glucose Transamineren van aminozuren Productie van plasma-eiwitten – plasma eiwitten zorgen voor stroperigheid en de juiste PH waarde van het bloed, transportmiddel, zorgt voor stolling Omzetting tot glucose – levert energie of wordt opgeslagen in het vetweefsel Transamineren van aminozuren – De lever kan het ene aminozuur veranderen in het andere bij een tekort. Essentiële aminozuren kunnen niet gemaakt worden, maar komen uit de voeding
Vetstofwisseling Zoals bij glucose en eiwitstofwisseling benoemt is, is de lever in staat tot lipogenese. De lever maakt ook cholesterol. Dit zet de lever vervolgens met vetzuren om tot galzouten. Deze worden met de gal afgevoerd naar de dunnen darm. Lipogenese glucose kan omgezet worden in vetten en zo orden opgeslagen
Ontgifting Ammoniak: veelvoorkomend afbraak product Bilirubine: afgevoerd via de gal Geneesmiddelen: worden onwerkzaam of bijna onwerkzaam gemaakt in de lever. Afgebroken geneesmiddelen worden uitgescheiden via gal en nieren.
Galproductie Gal is het uitscheidingsproduct van de lever Galzuren in de gal zorgen voor het verteren van vetten. Galzuren worden in de darmwand weer opgenomen, komen weer in de lever terrecht en wordt weer uitgescheiden via gal.
Vitaminestofwisseling De lever heeft een belangrijke functie in de opslag van verschillende vitamines. Zoals vitamine: A, B2, B12 en D De galzouten die de lever maakt, zijn belangrijk voor de resorptie (opname) van vetoplosbare vitamines.
Bloedreservoir Afweer Warmte bron Hoeveelheid bloed in lever kan variëren. Doordat de spanning in de lever wand kan toenemen of dalen kan er meer of minder bloed in de lever bevinden. Afweer In de lever bevinden zich witte bloedcellen die deel uitmaken van het afweer systeem Warmte bron In de lever vinden veel reacties plaats waar warmte bij vrijkomt.