Prikopdracht Waarom? Fijne motoriek Voorbereiding schrijven.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Regeling 4H.
Advertisements

Thema 18: Brainwave 18.2 en 18.3.
Impulsgeleiding Thema 5.
De werking van de Synaps in relatie met MSG
Thema 5. Impulsgeleiding
De hersenen en het zenuwstelsel.
Bouw en functie van het zenuwstelsel
De hersenen zijn het controlecentrum van het lichaam…
Het geheugen is goud waard!
Motorische systemen Drie soorten van bewegingen
18.1 Natrium-Kalium pomp Buiten cel In cel.
Ja, zeker vandaag!.
Thema 18: Brainwave 18.2 en 18.3.
Roken, drinken en puberhersenen
o.a. bij deelname in het verkeer
MOTORISCH SYSTEEM NEUROBIOFYSICA Dr. J.A.M. van Gisbergen.
In de hersenen.
Bouw en functie van het zenuwstelsel
Bouw en functie van het zenuwstelsel
Lichaam en gedrag Harry Smit.
Centrale Zenuw Stelsel
Thema 6: Regeling Basisstof 3
Thema 6: Regeling Basisstof 1 en 2
Regeling Samenvatting 5A.
De weg die impulsen afleggen
Zenuwstelsel Hormoonstelsel
Ontvanger prikkel = receptor Zenuwstelsel = conductor = geleider
Leren op organismeniveau
Vragen 1.2 C.
Vragen Wat zijn impulsen? Wat zijn receptoren? Wat is een neuron?
Onderdelen van de hersenen
Vragen Wat zijn impulsen? Wat zijn receptoren? Wat is een neuron?
Thema 31 Zenuwstelsel en spieren
BLOK 4 Rust en jouw voorbereiding Mijn lijfstijl, mijn keuze.
B. Stof 3 Hoofdthema’s in de Biologie
Bas 4 Natrium-Kalium pomp
Intern vs Extern: Bio vs Systeem
Kind in ontwikkeling B Intern vs. Extern.
Modellen en Stromingen
Intern vs Extern: Bio vs Systeem
Basisstof 1: Organen en weefsels
18 brainwave.
Thema 6 Regeling en waarneming B. Stof 3 Zenuwstelsel
Thema 6 Regeling en waarneming B. Stof 3 Zenuwstelsel Par Zenuwcellen en 31.4 Zenuwstelsel.
H14 Zenuwstelsel.
Bewegen in het onderwijs W38
Waarneming & Regeling 6 ©JasperOut.nl.
Leerdoelen zie pp Medische Kennis
Kennisblokken 1 t/m 3.
Opdracht 3.3.
Biologie.
Waaruit is het menselijk lichaam opgebouwd?
Ontwikkelingspsychologie voor het Onderwijs
Overzicht van deze les Rustpotentiaal Actiepotentiaal Myelineschede.
Leren en het brein: opslag, consolidatie en herinneren
Cellulaire processen bij leren
Cellulaire processen bij leren
Wat is Biologie? Basisstof 5: Groei
Afweer tegen ziekte Gezondheid V31.
Pijn.
Thema 6: Regeling Basisstof 1 en 2
§8.5 Hersenen veranderen Bladzijde 81.
8.5 Hersenen veranderen HAVO/ VWO.
Regeling 3 VMBO - BB.
3.5 Hersenen Bladzijde 81.
Het zenuwstelsel Hoofdstuk 9.
HET BREIN VENTRIKEL CORPUS CALLOSUM KLEINE HERSENEN
Module 1: Verkennen Basisstof 1: Kijken naar jezelf
GROTE HERSENEN - HERSENSCHORS
Transcript van de presentatie:

Prikopdracht Waarom? Fijne motoriek Voorbereiding schrijven

Bekijk film: hersenplasticiteit Neurogenese: aanmaken van nieuwe neuronen Celdood: afsterven van neuronen

Vraag 44 Geef een voorbeeld van andere cellen van het menselijk lichaam die tijdens je leven op een natuurlijke manier sterven, die dus ook een ‘geprogrammeerde celdood’ in hun DNA hebben.

Bijv. in de huid  hoornlaag is dood en is uit de kiemlaag (levend) ontstaan. Bij de embryologische ontwikkeling sterven cellen in de handschijf af waardoor vingers kunnen ontstaan.

Synaptogenese: vorming van nieuwe synapsen uitdagende omgeving  bv nieuwe taal / omgeving Prunning: verbindingen tussen hersencellen kunnen worden weggekapt

Vraag 41 Wat is voor jou een uitdagende omgeving om een taal te leren?

Bijvoorbeeld in het land zelf zijn zodat je je in die vreemde taal moet behelpen.

Verandering in synapsen Synaptische plasticitiet Gewone, ongeconditioneerde prikkel Bak voer Geluid Andere prikkel Als A en B gelijktijdig geprikkeld  Activatie Hebbiaanse synaps Prikkel Geconditioneerde prikkel

Lees Dit proces van versterking…. (blz 101) t/m ….(figuur 48). Aplysia

Vraag 42 Welke neuronen van het onderzoek naar Aplysia komen overeen met neuron A, B en C van figuur 47? Sensorisch neuron Facilitatie-neuron Motorische neuron

Vertakken van dendrieten  rijke omgeving Myelinisering  10 x sneller Voordeel: snellere verbanden Nadeel: minder makkelijk vertakkingen

Vraag 43 In je jeugd wordt de frontale cortex groter. Wat zal deze groei tot gevolg kunnen hebben?

beter ruimtelijk inzicht, lezen, rekenen. Frontale lob: beter plannen welke bewegingen er gemaakt moeten worden(premotorische cortex), plannen ( prefrontale cortex).

Vraag 45 A Noem mogelijke gevolgen van synaptogenese in de frontale cortex.

Beter plannen, organiseren, seksdriften in toom houden, betere inpulscontrole.

Vraag 45 B Noem mogelijke gevolgen van myelinisatie in de frontale cortex.

Snellere impulsgeleiding en hierdoor snellere informatie-uitwisseling

Vraag 45 C Wat zou de oorzaak kunnen zijn waardoor meisjes zich eerder ontwikkelen dan jongens?

Misschien hangt het samen met het feit dat meisjes eerder in de puberteit raken door een vroegere verandering in de hormonale balans.

LTP (= long term potentation) Herhaald aanbod van gelijke prikkel: Receptoren gevoeliger Meer receptoren Receptor op gunstigere plek Dendriet maakt meer vertakkingen

LTD (=long term depression) Verzwakken synapsen: Minder receptoren

Vraag 46 A Welke stof fungeert bij LTP als transmitterstof?

Glutamaat

Vraag 46 B Hoe heet de receptor die pas reageert bij depolarisatie?

NMDA-receptor

Vraag 46 C Welke stof blokkeert in eerste instantie deze receptor?

Magnesium

Vraag 46 D Welk effect hebben natriumionen voor, tijdens en na LTP?

Voor LTP: natriumionen stromen door AMPA-receptor naar binnen  depolarisatie

Voor LTP: magnesiumionen worden afgestoten van NMDA-receptor.

Tijdens LTP: natrium- en calciumionen stromen door NMDA-receptor  productie speciaal eiwit: Gevolg: meer dendrietvertakkingen, productie van meer AMPA-receptoren.

Na LTP: meer natriumionen gaan naar binnen, snellere depolarisatie van dendriet.

Vraag 47 Verklaar waarom het beter is om het leren te spreiden in plaats van kort voor een toets de stof er in te stampen.

Door herhaalde malen bezig zijn met de stof is de kans groter dat LTP plaats vindt.

Bekijk film over LTP

Herhaling Wat heeft dit te maken met ESPS en IPSP? ESPS: Excitatoire PostSynaptische Potentiaal IPSP: Inhiberende PostSynaptische Potentiaal

ESPS Glutamaat + Acetylcholine

ISPS GABA + glycine

+ ? Of

+ ? Of

Summatie Hoger dan drempelwaarde? - - + + + +

Herhaling Wat heeft dit dus te maken met ESPS en IPSP? Dit kan een AMPA-receptor zijn

Opdracht 48 Lees blz 107 en 108 Maak opdracht 48

48.1 organisme niveau:regel 11 t/m 28 cellulair niveau regel 30 t/m 60 chemisch niveau regel 61 t/m 67 en 77 t/m 84

48.2 a. EEG-meting b. De rat een handeltje naar beneden leren drukken. c. Door voedsel aan te bieden wanneer de rat een handeltje naar beneden drukt: operant conditioneren. d. Expliciet leren (de rat moet er moeite voor doen om het voedsel te verkrijgen). e. De rat onthoudt de handeling om voedsel te verkrijgen; het wordt in het lange termijn geheugen geplaatst. f. Hippocampus naar basale ganglia en cerebellum; de cortex wordt hier niet bij betrokken. g. Hippocampus aan beide kanten van de hersenstam (deel limbisch systeem), het cerebellum onder de grote hersenen en achter de hersenstam, basale ganglia aan beide kanten van de thalamus.

48.3 a. Met hele dunne elektrodes die verbonden zijn met een microvoltmeter. b. De Slow-Wave-Slaap ofwel de delta slaap (delta golven) is een onderdeel van de slaap waarbij er geen snelle oogbewegingen plaatsvinden Het is een diepe slaap. Deze slaap komt voornamelijk voor in de eerste helft van de nacht. c. Neuronen vormen verbindingen (synapsen) met elkaar. Dit kan gebeuren doordat de synapsen gevoeliger worden er meer dendrieten ontstaan. d. Volgens Pennartz kunnen deze netwerken wisselend zijn. e. Of er door de werking van de actieve groepen een beloning optreedt (het krijgen van voedsel) noot: wel een erg moeilijke vraag voor leerlingen die geen biologie hebben f. Uit regel 48: de ensembles remmen hun buren. g. Reflexen die lopen via het ruggenmerg, kunnen onderdrukt worden door de hersenen.

48.4 a. Instroom van calciumionen zorgt er voor dat meer AMPA-receptoren op de postsynaptische membraan worden aangemaakt, dat de dendrieten meer vertakkingen maken en de receptoren naar een gunstiger plaats manoeuvreren. b. In vitro-onderzoek is onderzoek in een reageerbuis of in dit geval naar weefsels buiten het lichaam.

Film Er zit een mannetje in mijn hoofd (start bij 2.30, stop bij 8.50)

Vraag 49 A Wat is een sensorische homunculus?

Een mannetje waarin de grootte van de lichaamsdelen aangeeft hoe groot de hersengebieden zijn in de primaire gevoelscentra (somatosensorische hersenschors).

Vraag 49 B Wat is hersenplasticiteit ? (zie ook 4.5 Leren en hersenplasticiteit)

De hersenen veranderen nog tijdens het leven van de mens.

Vraag 49 C Op welke veranderingen op celniveau is hersenplasticiteit gebaseerd? (zie ook 5.3 Moleculaire processen in de zenuwcel)

Door: pruning, neurogenese, veranderingen in de synapsen, vertakken van de dendrieten, myelinisering.

Vraag 49 D Wat heeft fantoompijn met hersenplasticiteit te maken?

Naburige hersencellen worden geactiveerd wanneer bepaalde hersencellen geen functie meer hebben doordat het betreffende lichaamsdeel geamputeerd of verlamd is.