De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

H14 Zenuwstelsel.

Verwante presentaties


Presentatie over: "H14 Zenuwstelsel."— Transcript van de presentatie:

1 H14 Zenuwstelsel

2 Centraal Zenuwstelsel (CZS):neuronen van de hersenen en van het ruggenmerg.
Perifeer Zenuwstelsel(PZS): aan en afvoerende uitlopers die alle delen van het lichaam verbinden met het CZS

3 Centraal Zenuwstelsel
Grijze stof: bevat cellichamen van miljarden zenuwcellen (neuronen). Witte stof: uitlopers van neuronen. De witte stof is myeline, een vetachtige stof die het isolerende laagje vormt (voorkomt kortsluiting) In de hersenen ligt de grijze stof aan de buitenzijde en de witte stof in het midden, bij het ruggenmerg is dit andersom

4 CZS bestaat uit: Grote hersenen Hersenstam Kleine hersenen
Het verlengde merg verbindt de hersenen met het ruggenmerg De hersenen zijn sterk doorbloed. Deze bloedvaten zijn extra beschermd door drie vliezen. Haarvaten in de hersenen vormen met astrocyten (gliacellen, steuncellen met veel uitlopers en veel functie) de bloed-hersenbarrière

5 Vormen gesloten kring rond bloedvaten waardoor ongewenste stoffen niet in de hersenen kunnen komen. (helaas gewenste stoffen ook niet)

6 Grote hersenen Grootste deel van de hersenmassa
Bestaat uit twee helften die verbonden zijn met de hersenbalk Ordenen en verweken informatie die binnenkomt via de zenuwcellen Veel functies: Logisch redeneren, je eigen wil, bewustzijn, geheugen, emoties

7 Hersenschors Grijze massa van de grote hersenen
Bevat primaire motorische schors (binas 88C) kleine gebieden met neuronen die elk een eigen groep spieren aansturen Verbonden met secundaire motorische schors Secundaire motorische schors Geheugeninfo over hoe spieren hun bewegingen coördineren. Linkerkant motorische schors bestuurt rechter kant lichaam en omgekeerd.

8 Lichaamsdelen die nauwkeurige bewegingen moeten uitvoeren nemen een groot deel van de motorische cortex in beslag (zie volgende dia) Zintuiginformatie gaat naar het sensorisch centrum dat bij dit zintuig hoort, b.v. Primaire gehoorcentrum. Hier vindt bewustwording plaats. Geheugen voor geluid zit in secundaire centrum (b.v. secundair gehoorcentrum. Je kunt het geluid interpreteren)

9

10 Hersenstam Vitale functies Bestaat uit (binas 88C): Bloedcirculatie
Lichaamstemperatuur Ademhaling Bestaat uit (binas 88C): Pons: verbindt grote en kleine hersenen, tussenstation tussen evenwichtszintuig en kleine hersenen Middenhersenen: beloningscentrum Verlengde merg: verbindt ruggenmerg met hersenen. Zenuwbanen kruisen hier (dus linkerhersenhelft krijgt info uit rechterkant lichaam)

11 Kleine Hersenen Coördineren bewegingen Werkt samen met: Grote hersenen
Hersenstam ruggenmerg

12 Hypothalamus Homeostase Stuurt hypofyse aan
Thermostaat lichaamstemperatuur Biologische klok

13 Thalamus Welke impulsen van zintuigen gaan naar welk deel van de hersenschors Kan impulsen remmen Bij ADHD is het voorste deel van de hersenschors niet actief genoeg. Hierdoor wordt er te weinig Dopamine aangemaakt. Hierdoor kan de thalamus niet goed selecteren/filteren en komen alle impulsen door.

14 Ruggenmerg Bevat de hoofdzenuwkabels van je lichaam
Ontspringen 31 paar ruggenmergzenuwen die verbinding maken met de organen in je romp en ledematen Aanvoerende deel komt aan de rugzijde binnen Afvoerende deel gaat aan buikzijde naar buiten Spinale ganglion = verdikking vlak voor ruggenmerg. Hierin liggen de cellichamen van sensorische neuronen.

15 Buiten ruggenmerg liggen twee grote zenuwbanen
De grensstreng De zwervende zenuw (nervus vagus) Deze stimuleren of remmen de werking van een aantal organen, waaronder hart, maag en lever

16 = spinaal ganglion

17 Reflexen Een reflex is een onbewuste vaste reactie op een prikkel
Gaan via het ruggenmerg of hersenstam. Bewustwording komt later. Je hebt aangeboren reflexen (zuigreflex) en aangeleerde reflexen (Evenwicht houden op de fiets) Reflexboog: zintuigcellen sensorisch neuron schakelcellen  motorisch neuron  spier- of kliercellen

18 14.2 Cellen in het zenuwstelsel

19 Gliacellen (1) 90 % van het zenuwstelsel Voeden en steunen neuronen
Bloed-hersenbarrière Ruimen beschadigde cellen op Verwijderen neurotransmitters (stoffen die impulsen overbrengen

20 5 soorten: Astrocyten: Oligodendrocyten Microglia Ependymcellen
Stervormig met lange sterk vertakte uitlopers Regelen uitwisseling van stoffen tussen neuronen en bloed door de bloedvaten te laten verwijden bij actieve neuronen Leveren steun aan neuronen Rol bij herstel neuronen na beschadiging Oligodendrocyten Kleine cellen verspreid over CZS Vormen myelineschede om uitlopers van neuronen in CZS. Hierdoor is snelle impulsgeleiding mogelijk en voorkomt kortsluiting. Microglia Veranderen in fagocyten bij weefselbeschadiging Ependymcellen Endotheel cellen die hersenholtes en centraal kanaal van het ruggenmerg bekleden Produceren hersenvocht en ruggenmergvocht Gebruiken trilharen om dit vocht te laten circuleren Cellen van Schwann Vormen myelineschede om uitlopers van neuronen in PZS Waarschijnlijk rol bij herstellen van beschadigde neuronen

21 Neuronen Bestaat uit: Cellichaam , bevat de kern
Axon: afvoerende uitloper van een zenuwcel Dendriet: aanvoerende uitloper van een zenuwcel Synaps: doorschakel plek naar een ander neuron. Doorschakelen gebeurt m.b.v. Neurotransmitter Zie bron 10 blz 179

22 3 typen neuronen: Sensorische neuronen: impulsen van zintuig naar CZS. Kan myelineschede hebben om dendriet en om axon Schakelneuronen: geen myelineschede. Schakelen impulsen door Motorische neuronen: impulsen van CZS naar spieren/klieren. Axon heeft myelineschede. Kan wel anderhalve meter lang zijn.

23 Zenuwen (bron 11 blz 179) Bevatten bundels uitlopers van neuronen, bloedvaten voor voeding, bindweefsel voor isolatie Sensorische zenuwen bevatten uitsluitend dendrieten van sensorische neuronen Motorische zenuwen bevatten uitsluitende de axonen van motorische neuronen De meeste zenuwen zijn gemengde zenuwen,

24 Synaps Bestaat uit: Presynaptisch membraan van de impulsaanvoerende zenuwcel. Synapsspleet Postsynaptisch membraan van de volgende zenuwcel

25 14.3 Impulsgeleiding

26 Neuron Celmembraan heeft dubbele laag, net als bij andere cellen
K + concentratie is aan binnenkant hoger dan buiten het neuron. Na+ concentratie is aan binnenkant lager dan buiten het neuron. Door dit concentratieverschil ontstaat een elektrochemisch potentiaalverschil van -70mV. Dit is de rustpotentiaal van een neuron.

27 Handhaving rustpotentiaal
K+ -ionen ‘willen’ naar buiten diffunderen en Na+ -ionen naar binnen. Dit kan niet omdat de Na poorten gesloten zijn, als het neuron in rust is. Natrium/kalium pompen in het membraan zorgen ervoor dat kalium binnen blijft en natrium buiten. Dit is actief transport. Per pompbeweging gaan 3 Na+- ionen het neuron uit en 2 K+-ionen het neuron in.

28 De belangrijkste ionenpoorten in een neuron openen door :
een chemische oorzaak, meestal neurotransmitter Verandering membraanpotentiaal in de directe omgeving. Kunstmatige prikkel Het veranderen van de membraanpotentiaal kan ervoor zorgen dat een volgende Na-poort ook open gaat. Hierdoor gaan steeds meer Na-poorten open en dit leidt tot een volledige depolarisatie Als prikkeldrempel wordt bereikt (drempelpotentiaal = -50mV) dan gaan de ionenporten open. Er ontstaat een actiepotentiaal. Alles of niets reactie. Wordt de drempelwaarde niet bereikt dan dooft de reactie uit

29 Actiepotentiaal Na+ stroomt neuron in  depolarisatie van membraan
K+ stroomt neuron uit, herstel van de rustpotentiaal = repolarisatie Refractaire periode; herstelfase waarin neuron niet opnieuw te prikkelen is (5-10 milliseconde). Hierbij treedt ook een kortdurende hyperpolarisatie van het membraan op. Tijdelijke is het membraanpotentiaal groter. Dit komt doordat de K-poorten traag sluiten Na/K pomp pompt actief Na uit de cel en K de cel in. Actiepotentiaal = depolarisatie + repolarisatie

30

31 Hoe sterker de prikkel hoe hoger de impulsfrequentie (maximaal enkele honderden per seconde). De sterkte van de impuls is altijd hetzelfde. Actiepotentiaal verplaatst zich over het celmembraan van een neuron (zie bron 17 blz 185). De impulsrichting is één kant op

32 Myelineschede Snelheid impuls varieert van cm/s tot 100m/s.
Hoe dunner de axon hoe sneller de geleiding Myelineschede verhoogt de impulssnelheid, door dat er alleen Na/K pompen in de insnoering van Ranvier zitten De impulsgeleiding gaat sprongsgewijs van insnoering van Ranvier naar insnoering van Ranvier (Zie bron 18 blz 186) = saltatoire impulsgeleiding

33 14.4 Impulsoverdracht tussen neuronen

34 Synaps is de plaats waar twee neuronen contact met elkaar maken.
Impuls gaat van axon van neuron 1 naar dendriet van neuron 2. In uiteinde axon liggen synaptische blaasjes die neurotransmitter bevatten. Je hebt remmende (Inhiberende) en stimulerende (exiterende) neurotransmitters. Inhiberende neurotransmitters voorkomen het ontstaan van een actiepotentiaal in het postsynaptisch neuron Een exiterende neurotransmitter laat een actiepotentiaal ontstaan in het postsynaptisch neuron

35 Stappen voor overdracht neurotransmitter
Door impuls in axon openen Ca2+ poorten en stromen Ca2+-ionen het presynaptisch neuron in Neurotransmitterblaasjes verplaatsen zich naar het membraan Via exocytose lozen ze hun neurotransmitter in de synapsspleet Bij stimulerende neurotransmitters (b.v. Acetylcholine) Neurotransmitter bindt een deel aan receptoren van speciale Na+ poorten in het postsynaptisch membraan Na+ poorten gaan open Gaan er genoeg Na+ poorten open dan wordt de drempelwaarde bereikt en ontstaat er een actiepotentiaal = exiterende postsynaptisch potentiaal (EPSP)

36 Bij Inhiberende neurotransmitter (b.v. GABA)
K+ kanalen gaan open Hyperpolarisatie: de membraanpotentiaal van het postynaptisch membraan daalt verder weg van de prikkeldrempel = inhiberende postsynaptische potentiaal (IPSP) Enzymen breken neurotransmitters in de synaptische spleet snel (binnen 1/1000 s) af. Afbraakproducten zijn voeding voor gliacellen of worden hergebruikt. Elk neuron maakt slechts één type neurotransmitter dat bij alle uiteinden van zijn axon wordt geloosd Alleen presynaptisch eind maakt neurotransmitter  eenrichtingverkeer

37 Elk neuron heeft contact met duizenden uitlopers van andere zenuwen.
Alle EPSP (+) en IPSP(-) worden bij elkaar opgeteld (summatie). Deze optelsom bepaald of het postsynaptisch neuron een actiepotentiaal krijgt. Bepaalde informatiestromen versterken elkaar en anderen zwakken juist af.

38 ADHD Mensen met ADHD hebben waarschijnlijk te weinig van neurotransmitter Dopamine en Noradrenaline Noradrenaline heeft invloed op je stemming. Te veel leidt tot euforie/angst/opwinding, te weinig tot depressie Ritalin (bij 70% werkt het ) bevat methylfenidaat dat remt de heropname van dopamine, waardoor het langer in de synapsspleten blijft zitten en het stimuleert afgifte van dopamine en noradrenaline

39 14.5 Autonoom Zenuwstelsel

40 Indeling Zenuwstelsel
Op basis van plaats in je lichaam: Perifeer Centraal Zenuwstelsel. Kan ook op basis van functie: Autonoom zenuwstelsel (regelsysteem voor onbewuste functies, regelt homeostase) Animaal zenuwstelsel (regelsysteem voor bewuste activiteiten en reflexen).

41 Autonoom Zenuwstelsel
Bestaat uit twee delen met antagonistische (tegengestelde) werking: Parasympatische ZS Actief bij rust Organen verbonden via zwervende zenuw die door borst en buik lopen Orthosympatisch ZS Actief bij actie Organen verbonden via grensstreng die langs wervelkolom lopen De betrokken organen zijn dus met beide types ZS verbonden. Dit noem je dubbele innervatie (zie Binas tabel 88L)

42 Parasympatisch Zenuwstelsel
Bevordert processen voor de assimilatie (opbouw): Vertraging hartslagfrequentie Stimulering vertering Vernauwen bronchiën, dus remming van de ademhaling Vernauwen pupil Glycogeen opslaan in lever

43 Orthosympatisch Zenuwstelsel
Bevordert processen voor de dissimilatie: Versnellen hartslagfrequentie Verwijding van bronchiën Vertraging van de vertering Adrenaline-afgifte door bijniermerg Verwijden pupil Glucose vrijmaken uit de lever

44 Toepassen Geniaal!? Idiot Savant = iemand met een uitzonderlijk laag IQ die uitblinken op één gebied. Bouw beide hersenhelften is uniek, functie niet. Linkerkant vaak dominant, hierin ligt spraakcentrum, rechterkant ligt creativiteit. Hersenbalk verbindt beide helften zodat ze goed samenwerken. Bij Idot Savants is de linker frontale hersenschors beschadigd. Leidt tot buitengewoon goede reproductievaardigheden, zonder orginaliteit en creativiteit

45 Toepassen Drugs Drugs moeten worden opgenomen in de bloedbaan
Komen bij CZS en dringen door bloed-hersenbarrière. Ze beïnvloeden gedrag (Zie volgende dia’s). Lever breekt drugs af Bij frequent drugsgebruik neemt aantal dopaminereceptoren af. Kan blijvend zijn

46 Drugs: veranderen de afgifte van neurotransmitters, of Remmen heropname van neurotransmitters via presynaptisch membraan, of Beïnvloeden de receptoren van postsynaptisch membraan Cocaïne blokkeert heropnamen van dopamine teveel dopamine in synapsspleet gevoel van opwinding en euforie

47 Functies neurotransmitters
Dopamine beïnvloedt: Aandacht Motivatie Plezier Beloning Acetylcholine: Spierwerking geheugen Norepinephrine beïnvloedt: Alertheid (fff actie) Energie Seretonine beïnvloedt: Obsessie Dwang Eetlust Waarneming GABA belangrijkste Inhiberende neurotransmitter Glutamaat meest voorkomende exiterende neurotransmitter

48 Verslavend Drugsgebruik kan tot verslaving leiden, omdat ze inwerken op het beloningssysteem van de hersenen geestelijke afhankelijkheid, je denkt niet meer zonder te kunnen Lichamelijke afhankelijkheid komt doordat het postsynaptisch element als reactie op de grote hoeveelheden nep-neurotransmitters extra receptoren gaan aanmaken. Zonder de drugs is er niet genoeg neurotransmitter en werkt het lichaam dus niet goed


Download ppt "H14 Zenuwstelsel."

Verwante presentaties


Ads door Google