Hoofdstuk 2 De winstmarge VWO 3

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
14 februari 2014 Ondernemersplan - Financieel plan.
Advertisements

20-03 Indelingen kosten.
Opdracht: ‘Tel uit je winst’
EMZ2 H1 De functionele indeling
Omzet.
Verkoopresultaat Niveau 3 Kerntaak 5 Blz. 63.
H1.3 prijsberekening detailhandel 23 november 2012
6.1 Wat wordt de prijs? Winkeliers mogen zelf weten voor welke prijs ze hun producten verkopen. Hoe berekenen ze die prijs? Wat hebben vraag en aanbod.
H 22: Brutowinstopslagmethode
Brutowinstopslagmethode
Agenda  Les 15  wkn 14 2e  hs 2.6 winst & verlies
Toegevoegde Waarde Productie = inkomen.
Hoofdstuk 5 “Een eigen bedrijf”
Een verandering = -Een afname -Een toename (nieuwe bedrag – oudste bedrag) : oudste bedrag X 100 =...%
Omzet = de verkoopopbrengst in een bepaalde periode
Lesplanning 3.2 blz Binnenkomst Intro Nakijken 3.1, klaar? Dan alvast 3.2 maken Uitleg 3.2 Gezamenlijk lezen blz Zelfstandig werken,
6.2 Maak je winst? Wat is het verschil tussen omzet en afzet?
Stap 3; Constant of Variabel?
Exploitatiebegroting Deel 2
5.1 Hoeveel kost dat? Afzet is het aantal producten dat een bedrijf verkoopt. Vermenigvuldig je de afzet met de verkoopprijs (excl. btw) dan weet je wat.
Economie H1 Omzet en winst Manager Handel.
Bedrijfseconomie H3 Omzet en marge Junior accountmanager.
Verkoopcijfers H1 Omzet en winst Eerste verkoper.
Hoe komt de verkoopprijs van een ijsje tot stand?
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.7
J. de Lange ECONOMIE HOE KUN JE DAT NOU MAKEN?. Winstberekening Belangrijk PROGRAMMA:
Aantekeningen hfst 6.
Rekenvaardigheid Procenten. Absoluut, relatief, cumulatief Absolute getallen: aantal stuks of eenheden Relatieve getallen: als deel van een groter geheel.
Voorraadwaardering (FIFO)
Rekenvaardigheid Procenten. Absoluut, relatief, cumulatief Absolute getallen: aantal stuks of eenheden Relatieve getallen: als deel van een groter geheel.
Hoofdstuk 2 De winstmarge
Hoofdstuk 6 Productie.
Hoofdstuk 11 De Break-Even Afzet (BEA). Wat kost internet ? Vroeger moest je internetkosten betalen per minuut. Dat ging via een vorm van bellen. Joep.
Pag 107 t/m 136. Waar gaan we het vandaag over hebben? samenvatten vorige week Uurkostprijs zelfstandig ondernemer Huiswerk voor komende week.
4L week 18: ‘‘Boeken kopen, lezen, versturen,lenen...’ © JL.
Constante kosten / variabele kosten. Ondernemer zijn Waarom ben je ondernemer? Om geld te kunnen verdienen. Voordat je kunt beginnen: Ga je:
Pag 137 t/m 143. Waar gaan we het vandaag over hebben? samenvatten vorige week / toets Prijsberekening in de detailhandel Maar nu eerst …….. Een filmpje.
Hoofdstuk 6 Productie en markt.
omzet, inkoopwaarde, bedrijfskosten en nettoresultaat
Omzet-kosten-winst HAVO 3
3.1 PRODUCTIE.
Lesbrief Vervoer H2.
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
verwarring begrippen omzet of winst
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Brutowinst en nettowinst
Hoofdstuk 11 De Break-Even Afzet (BEA) Les
BTW = Belasting toegevoegde waarde
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Toepassingen 5L week 26: ‘In het tuincenter’
Hoofdstuk 9 M&O + in groepjes Havo3 iPad.
Vmbo 2 economie Goede producten?
HUISWERK: Boek M&O hoofdstuk 11, opgave (4 dus nog niet!)
Omzet en inkoopwaarde.
De brutowinstmethode  .
Welkom havo/vwo 3..
Welkom Havo/vwo 3..
Examenopgave Havo M&O opgave 3
Les 2; Prijsopbouw AoC-Oost J. Kamphuis
Huiswerk: Hoofdstuk 11 m&o boek, opgave 1 Oefenopgave 2 (stencil)
Break-Even Hoofdstuk 11 M&O.
Afzet = Aantal verkochte producten
PRODUCEREN OMZET, AFZET, WINST.
Hoofdstuk Omzet, kosten, winst
Hoofdstuk Omzet in kengetallen
Vakman ondernemer – Financieel plan
Financieel 1.
BASISREKENVAARDIGHEDEN
BASISREKENVAARDIGHEDEN
Rekenvaardigheid Winst en BTW.
Transcript van de presentatie:

Hoofdstuk 2 De winstmarge VWO 3

Je eigen broodjeszaak openen! Stel, je verkoopt ieder broodje voor € 3,- Stel, je hebt het broodje voor € 1,- ingekocht. Je maakt winst … Steek je precies die 2 euro in je zak? Of heb je eigenlijk nog meer kosten? Welke winst maak je uiteindelijk gemiddeld per broodje?

Winstopslag De meeste bedrijven hebben als doel het maken van winst. Wat moet je hiervoor minimaal doen? We kennen 2 soorten winst: Brutowinst Nettowinst

Procenten Je moet realiseren dat iets meer of minder dan 100% kan zijn.

1: Brutowinst Manier 1: Omzet - Inkoopwaarde van de omzet = Brutowinst Manier 2: Verkoopprijs - Inkoopprijs = Brutowinst Je hebt twee soorten brutowinst namelijk: brutowinstopslag OF -marge p/product Omzet = afzet * verkoopprijs Inkoopwaarde van de omzet= afzet * inkoopprijs Afzet = Hoeveelheid verkochte producten

Voorbeeld 1 € 40 x 1,25 = € 50 verkoopprijs - inkoopprijs = Brutowinst De inkoopprijs is € 40,-. De brutowinst is 25% van de inkoopprijs. Bereken de verkoopprijs. verkoopprijs - inkoopprijs = Brutowinst 125 % € 40 x 1,25 = € 50 100 % € 40 25 %

Voorbeeld 2 De inkoopprijs is € 40,-. De brutowinst is 20% van de verkoopprijs. Bereken de verkoopprijs. Verkoopprijs - inkoopprijs = Brutowinst 100 % € 40 / 80 x 100 = € 50 80 % € 40 20 %

Opslag en marge dat verschil hoeven de ll niet meer te kennen. Dus de volgende dia’s 7 tm 10 zijn dit jaar niet meer van toepassing.

Brutowinstopslag of -marge P/P Brutowinstopslag Brutowinstmarge Inkoopprijs 100% 75% Brutowinstopslag/marge + 10% + 25% Verkoopprijs = 110% = 100% Er is sprake van een brutowinstOPslag als de ondernemer zelf de verkoopprijs vaststelt. Een percentage van de inkoopprijs.  Je mag zélf bepalen hoeveel er bovenOP komt. (Inkoopprijs is dus 100%) Er is sprake van een brutowinstmarge als de ondernemer de verkoopprijs niet kan vaststellen. Een percentage van de verkoopprijs. (Verkoopprijs is dus 100%) LET OP: Er zijn dus 2 verschillende termen. Bij elke term is een ander getal 100%

Het komt er bovenOP. Je mag zélf bepalen hoeveel. Oefenopgave Een handelsonderneming koopt een product in tegen € 14,- per product. Bereken de verkoopprijs als de brutowinstopslag 30% bedraagt. Brutowinstopslag Inkoopprijs 100% € 14,00 + Brutowinstopslag + 30% € 4,20 = Verkoopprijs = 130% € 18,20 € 14 / 100 x 30 = € 4,20 € 14 + € 4,20 = € 18,20

Oefenopgave Een handelsonderneming koopt een product in tegen € 14,- per eenheid. Bereken de verkoopprijs als de brutowinstmarge 30% bedraagt. Brutowinstmarge Inkoopprijs 70% € 14,00 + 30% € 6,00 Verkoopprijs = 100% € 20,00 €14,00 / 70 = € 0,20 (1%) € 0,20 * 100% = € 20,00

!! Notitie !! Brutowinstmarge van de inkoopprijs = brutowinstopslag Het boek hanteert soms een andere terminologie: Brutowinstmarge van de inkoopprijs = brutowinstopslag Opgave 3a, 4b, 7,

2: Nettowinst Omzet - Inkoopwaarde van de omzet = Brutowinst - Overige bedrijfskosten = Nettowinst Nettowinst is het inkomen voor de eigenaar van de winkel.

Huiswerk: Lezen H2 Maken vraag 1 t/m 5

Antwoorden Opgave 1 1a) 0,56 x € 400 = € 224,- 1b) 0,02 x € 60 = € 1,20 1c) 3,2 x € 240 = € 768,- 1d) 0,002 x € 35 = € 0,07 1e) 0,015 x € 8.000 = € 120,-

Opgave 2 2a) € 56 / € 350 x 100% = 16% (wat/waarvan * 100%) 2b) € 10,90 / € 54,50 x 100% = 20% (wat/waarvan * 100%) 2c) € 194,40 / € 144 x 100% = 135% (wat/waarvan * 100%) 2d) € 1,75 / € 0,50 x 100% = 350% (wat/waarvan * 100%)

Noteer hoe je aan je antw. komt ! Opgave 3 A. € 575 x 1,2 = € 690,- Of: € 575 / 100 * 20 = € 115,- En € 575 + € 115 = € 690,-. Noteer hoe je aan je antw. komt ! Er zijn verschillende manieren Inkoopprijs 100% € 575,- Brutowinstopslag 20% € 115,- Verkoopprijs (omzet) 120% € 690,- Je mag het schema ook omdraaien: omzet 120% 690,- - inkoopprijs 100% 575,- brutowinst 20% 115,-

Noteer hoe je aan je antw. komt ! Opgave 3 B. € 225,- / 100 * 82 = € 184,50 Noteer hoe je aan je antw. komt ! Inkoopprijs 82% € 184,50 Brutowinstmarge 18% € 40,50 Verkoopprijs 100% € 225,- Je mag het schema ook omdraaien: omzet 100% 225,- - inkoopprijs 82% brutowinst 18%

Omzet - Inkoopwaarde Brutowinst - Bedrijfskosten Nettowinst Maak opgave 4 t/m 8

Opgave 4 A. € 340,- / 85 * 100 = € 400,- B. € 351,- / 130 * 100 = € 270,- Inkoopprijs 85% € 340,- Brutowinstmarge 15% € 60,- Verkoopprijs 100% € 400,- Inkoopprijs 100% € 270,- Brutowinstopslag 30% € 81,- Verkoopprijs 130% € 351,-

Hoeveel procent is de verkoopprijs? 100% €270,90 / 75 * 100 = € 361,20 Opgave 5 A. Inkoopprijs: € 270,90 75% Hoeveel procent is de verkoopprijs? 100% €270,90 / 75 * 100 = € 361,20 B. Hoe kunnen we nu de brutowinst per stuk berekenen? € 361,20 - € 270,90 = € 90,30 C. € 90,30 / 270,90 * 100% = 33,3% Inkoopprijs 75% € 270,90 Brutowinstmarge 25% € 90,30,- Verkoopprijs 100% € 361,20,-

Huiswerk Maken: Vraag 6 t/m 9

Inkoopprijs: € 34.000 Hoeveel procent is de verkoopprijs? 68% € 34.000,- Brutowinstmarge 32% € 16.000,- Verkoopprijs 100% € 50.000,- Opgave 6 A + B Inkoopprijs: € 34.000 Hoeveel procent is de verkoopprijs? 100% Hoeveel procent is de brutowinst? 32% Hoeveel procent is de inkoopprijs dan? 68% €34.000 / 68 * 100 = €50.000,- C. Nettowinst: Brutowinst – bedrijfskosten Brutowinst = € 16.000 Loonkosten = € 6.500 Rentekosten = € 1.500 Administratiekosten = € 300 Transportkosten = € 1.200 - Nettowinst = € 6.500

Hoeveel procent is de verkoopprijs? 160% Inkoopprijs 100% € 15.000,- Brutowinstopslag 60% € 9.000,- Verkoopprijs 160% € 24.000,- Opgave 7 A Inkoopprijs: € 15.000 Hoeveel procent is de verkoopprijs? 160% Hoeveel procent is de brutowinst? 60% Hoeveel procent is de inkoopprijs dan? 100% €15.000,- * 1,60 = €24.000,- € 24.000 - € 15.000 = € 9.000 B. Verkoopprijs inclusief korting = € 24.000 x 0,60 = € 14.400 Verkoop – inkoop = winst = € 14.400 - € 15.000 = - € 600 (dus verlies)

Hoeveel procent is de verkoopprijs? 100% Inkoopprijs 75% € 139.200,- Brutowinstmarge 25% € 46.400,- Verkoopprijs 100% € 185.600,- Opgave 8 A Inkoopprijs: € 139.200 Hoeveel procent is de verkoopprijs? 100% Hoeveel procent is de brutowinst? 25% Hoeveel procent is de inkoopprijs dan? 75% €139.200 / 75 * 100 = €185.600,- € 185.600 - € 139.200 = € 46.400 B. Brutowinst = € 46.400 Loonkosten = € 21.000 Rentekosten = € 3.500 Administratiekosten = € 400 Transportkosten = € 3.100 - Nettowinst = € 18.400 8c) € 18.400 / € 185.600 x 100% = 9,9%

Hoeveel procent is de verkoopprijs? 160% Inkoopprijs 100% € 525,- Brutowinstopslag 60% € 315,- Verkoopprijs 160% € 840,- Opgave 9 A Inkoopprijs: € 525 Hoeveel procent is de verkoopprijs? 160% Hoeveel procent is de brutowinst? 60% Hoeveel procent is de inkoopprijs dan? 100% €525 * 1,60 = €840,- per paar! B. Het kortingsbedrag dat gegeven kan worden bedraagt € 315 € 315 / € 840 x 100% = 37,5% 9c) De korting per paar bedraagt: 0,60 x € 840 = € 504 De verkoopprijs per paar bedraagt dan: € 840 - € 504 = € 336 Verlies per paar bedraagt in dat geval: € 525 - € 336 = € 189 Het verlies voor de oude collectie van 15 schoenen is dan: € 189 x 15 = € 2.835

Verplicht aantekeningen maken! Extra oefensom 1 Een bedrijf heeft in 2002 een bruto winst gemaakt van € 180.000,-. De bruto winst was 30% van de inkoopprijs. Bereken de omzet van dit bedrijf in 2002. De bedrijfskosten in 2002 waren € 82.500,-. Bereken de netto winst in procenten van de omzet. Geef de uitkomst in één decimaal nauwkeurig.

Antwoord extra oefensom 1 Omzet ? 130% - Inkoopwaarde ? 100% Brutowinst € 180.000 30% € 180.000 / 30 x 130 = € 780.000. Netto winst = 180.000 - 82.500 = 97.500 Netto winst in % van de omzet = 97.500/780.000 x 100% = 12,5%.

Verplicht aantekeningen maken! Extra oefensom 2 Juni inkoop: 100 T-shirtjes à € 2,50 per stuk. De normale bruto winst is 150% van de inkoopprijs. Voorraad eind september: 40 T-shirtjes. De manager besloot de resterende T-shirtjes in oktober in de aanbieding te doen met een korting van 60% van de normale verkoopprijs. Alle T-shirtjes werden tijdens de aanbieding verkocht. Wat was de normale verkoopprijs van de T-shirtjes? Wat was de prijs van de T-shirtjes tijdens de aanbieding? Bereken hoeveel winst/verlies er in totaal is gemaakt op de T-shirtjes.

Antwoord extra oefensom 2 Normale vp = € 2,50 x 2,5 = € 6,25 (of: € 2,50 / 100 x 250 = € 6,25) Vp met korting = 0,40 x € 6,25 = € 2,50 euro. (of: € 6,25 / 100 x 60 = € 3,75 korting. € 6,25 - € 3,75 = € 2,50.) Winst = 60 x (€ 6,25 - € 2,50) = € 225,-. Verlies = 40 x (€ 2,50 - € 2,50) = 0. Totale winst = € 225,-.

Volgende lessen: We gaan verder in op het onderwerp: “Verzekeren” Pincode hoofdstuk 8 Neem je boek dus weer mee!

Wat kost een koffie http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1292060