Hoofdstuk 1.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
I n k o m e n s v e r d e l i n g Personele inkomens- verdeling
Advertisements

Belastingstelsel Box 1 Het schijventarief.
 (het wordt niet makkelijk…)
Inkomen les 17 Begrippen & 81 t/ 84
Verzekeren.
7.1: Van de wieg tot het graf
verplicht sociaal verzekerd
Boxenstelsel.
Arbeidsmarkt: het geheel van vraag en aanbod van arbeid De arbeidsmarkt is een abstracte markt (géén aanwijsbare plek). De Albert Cuypmarkt in Amsterdam.
Netto en bruto inkomen, of belasting en sociale premies.
Speltheorie een techniek om situaties met strategische interacties tussen verschillende beslissingnemers te analyseren en de uitkomst te voorspellen.
VWO 4: Welvaart Hoofdstuk 4: Collectieve sector
Welvaart Hoofdstuk 4.
Nederlandse belastingstelsel ‘Boxenstelstel’
Grootverdiener zwaarder belast
Welvaart Hoofdstuk 4.
Inkomen les 19 Begrippen & 92 t/m 99
Inkomen 22 Begrippen H7.
HAVO 4: Jong & Oud Hoofdstuk 2: De jeugd
Hoofdstuk 5: Het huishouden
Zorgverzekering.
Herhaling Hoofdstuk 1.
Wat is inkomstenbelasting
Inkomstenbelasting en belasting op vermogen
Aantekeningen Hoofdstuk 1
Wat voor inkomen heb je & waar blijft je geld?
AOW EN PENSIOENEN SOCIALE ZEKERHEID. SOCIALE VERZEKERING Verzekeringen ( betaald uit inkomstenbelasting, sociale premies) Volksverzekeringen AOW ANW AWBZ.
Hoofdstuk 11 (HAVO) Hoofdstuk 16 (VWO)
Aantekeningen hoofdstuk 2. Arbeidsovereenkomst 4.3 Wat moet je doen? Om in Nederland aan het werk te mogen is het verplicht om een arbeidsovereenkomst.
Inkomstenbelasting en belasting op vermogen. Box 1 Box 2 Box 3 Inkomstenbelasting Schijventarief Vennootschapsbelasting 20% over de eerste € winst.
Samenvatting Lesbrief Werk & Werkloosheid Hoofdstukken 1-3.
Hoofdstuk 1 en 2. Productiefactoren Dit zijn alle middelen die gebruikt worden om iets te kunnen produceren. Productiefactoren ArbeidKapitaal natuur Ondernemerschap.
Welkom havo 4..
Hoofdstuk 8 Risico & informatie.
Hoofdstuk 1.
Lesbrief Verdienen en Uitgeven
Vraag en Aanbod van financiële middelen & nominale en reële rente
Lesbrief Vervoer H 3.
Risico & informatie VWO
Hoofdstuk 8 Risico & informatie.
Reken je (niet) rijk.
Risico & informatie VWO
Welkom Havo 5..
Als je opbrengst niet alleen af hangt van je eigen keuzes
Welkom Havo 5..
H7.1: Weten Moral hazard & asymmetrische informatie:
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Welkom 4 Havo..
Welkom 4 Havo..
Belangrijkste belastingwijzigingen per 1 januari 2018
Welkom 4 Havo..
Welkom 4 Havo..
Opgave 1 M 1. uitverkoop Wel Geen € , € 2000 € , € 1.900
Wat gaan we vandaag doen?
Financiering van het zorgstelsel
Het belastingstelsel In Nederland.
Stelsel sociale zekerheid
Blok 3 Zorg of bemoeizucht?
Tips en trucs en de belangrijkste veranderingen in 2018
Inflatie en koopkracht
EIGEN WONING © Dia van Berry Hagendijk.
Leer deze zaken i.c.m. boek
Financiering van het zorgstelsel
Verzekeren Risico verzekeren
Boek 4 - Hoofdstuk 3 GELD VOOR DE OVERHEID
Levensloop.
Speltheorie een techniek om situaties met strategische interacties tussen verschillende beslissingnemers te analyseren en de uitkomst te voorspellen.
Transcript van de presentatie:

Hoofdstuk 1

Speltheorie: Algemene theorie Filmpje simultaan spel: https://www.youtube.com/watch?v=tBtr8-VMj0E Speltheorie is een wetenschap die wordt toegepast in de economie om de keuzes van verschillende partijen (spelers) te leren begrijpen. Hierbij moet je altijd aannemen dat: 1 Het gedrag van spelers is rationeel. Dit houdt in dat beslissingen worden gemaakt op basis van het verstand en niet op basis van emoties. 2 Een speler wil altijd een zo hoog mogelijke uitkomst. Varianten in de speltheorie: 1 Simultaan spel: spelers moeten tegelijk beslissen zonder te weten wat de ander doet. 2 Sequentieel spel: Spelers moeten om de beurt beslissen en weten wat de ander heeft gedaan.

Speltheorie: Het simultaan spel kolomspeler rijspeler Opbrengsten matrix Geen prijsverlaging Wel prijsverlaging (€ 2200, € 2600) (€2100, € 2800) (€ 2400, € 2500) (€ 2300, € 2700) Evenwicht Analyse opbrengstenmatrix Adidas Als Nike kiest voor geen prijsverlaging, kiest Adidas voor wel prijsverlaging want 2400 is hoger dan 2200. Als Nike kiest voor wel een prijsverlaging, kiest Adidas voor wel prijsverlaging € 2300 is hoger dan €2100. Analyse opbrengstenmatrix Nike Als Adidas kiest voor geen prijsverlaging, kiest Nike voor wel prijsverlaging want € 2800 is hoger dan € 2600. Als Adidas kiest voor wel prijsverlaging, kiest Nike voor wel prijsverlaging want € 2700 is hoger dan € 2500. Dominante strategie: De strategie van een speler die het meeste oplevert. ( probeer te denken wat kan ik als best reactie op mijn tegenspeler geven) (Voor beide partijen is dat wel een prijsverlaging)

Speltheorie non cooperatief spel: gevangenendilemma Boef 2: kolomspeler Boef 1: rijspeler Opbrengsten matrix zwijgen Ander aangeven (€ 5 jaar, € 5 jaar) (15 jaar , vrij) (vrij , 15 jaar ) (10 jaar, 10 jaar) evenwicht Vraag: Bepaal voor beide spelers de dominante strategie: Voor beide is dat de ander aangeven. Als boef 2 kiest voor zwijgen, dan kiest boef 1 voor de ander aangeven want vrij is beter dan 5 jaar. Als boef 2 Kiest voor ander aangeven, dan kiest boef 1 voor ander aangeven want 10 is beter dan 15 jaar. Als boef 1 kiest voor zwijgen, dan kiest boef 2 voor ander aangeven want vrij is beter dan 5 jaar. Als boef 1 kiest voor ander aangeven, dan kiest boef 2 voor ander aangeven want 10 is beter dan 15 jaar. Vraag: is er sprake van een gevangen dilemma? Ja, want het evenwicht is niet de ideale gezamenlijke uitkomst. Dat is namelijk op het punt dat beide zwijgen. Ieder krijgt dan 5 jaar.

Speltheorie: oplossen gevangenen dilemma. Boef 2 kolomspeler boef 1: rijspeler Opbrengsten matrix zwijgen Ander aangeven (€ 5 jaar, € 5 jaar) (15 jaar , vrij) (vrij , 15 jaar ) (10 jaar, 10 jaar) evenwicht Oplossing 1: spelers kijken naar de gezamenlijke opbrengsten. Zz 5 + 5 = 10 jaar , za 15 + 0 = 15 jaar , az 0 + 15 = 15 jaar , aa 10 + 10 = 20 jaar Of terwijl beide zwijgen heeft gezamenlijk de hoogste opbrengst. Oplossing 2 geloofwaardige zelfbinding Het doen van een Dreigement. - Het doen van een Belofte.

opofferingskosten Opofferingskosten zijn de gemiste waarde van het best gekozen alternatief. Inkomen € 400 per maand Studeren voor diploma

Hoofdstuk 2

Lorenzcurve tekenen Procentueel deel bevolking cumulatief 20% 40% 60% 80% 100% Procentueel deel inkomen cumulatief 3% 9% 23,2% 51,3% gelijkheidslijn Procentueel inkomen cumulatief Primaire Lorenz curve Procentueel bevolking cumulatief

Lorenzcurve De Lorenzcurve geeft inzicht over de verdeling van het totaal verdiende inkomen. Mensen verdienen lang niet even veel, je zult dan ook zien dat er verschillen zijn binnen de bevolking. groep aantal Gemiddeld inkomen Per groep Totaal inkomen per groep Procentueel deel bevolking Procentueel deel inkomen Procentueel deel bevolking cumulatief Procentueel deel inkomen cumulatief 1 3 mln € 8.000 2 € 16.000 3 € 38.000 4 € 75.000 5 3mln € 130.000 totaal 15 mln 24 miljard 20% 3% 20% 3% 48 miljard 20% 6% 40% 9% 114 miljard 20% 14,2 % 60% 23.2 % 225 miljard 20% 28,1% 80% 51,3 % 390 miljard 20% 48,7% 100% 100 % 801 miljard 100 % 100% De gegevens die je nodig hebt voor het tekenen van de Lorenzcurve!

Hoofdstuk 3

Eigen risico van 300 Elke keer bij schade, Betaal jezelf €300. Wat is Verzekeren? Bij een verzekering neemt de verzekeraar de financiële gevolgen van de schade over van de verzekerde. Als tegenprestatie betaalt de verzekerde elke maand premie. Hoe hoger de kans op schade Hoe hoger de premie. (Formule premie : kans op schade x de gemiddelde verwachte schade) Als je een verzekering afsluit dan ontvang je een polis, als bewijs dat je verzekerd bent. Bij die polis horen verzekeringsvoorwaarden, waarin je rechten en plichten staan. Daarnaast kun je kiezen voor een eigen risico. Dan betaal je bij schade een stukje zelf. In ruil daarvoor betaal je minder premie. Eigen risico van 300 Elke keer bij schade, Betaal jezelf €300. 3.1 Verzekeringspolis

3.2 immoreel gedrag Moral hazard en risicoaversie Er zijn Verzekerden die zich risicovol gaan gedragen omdat ze toch wel verzekerd zijn, dit gedrag noem je moral hazard . Bijv: Ik doe mijn auto niet op slot Ik ben toch wel verzekerd tegen diefstal en schade. Verzekeraars proberen dit gedrag te voorkomen door premiedifferentiatie. Of terwijl verschillende premies vragen op grond van bijvoorbeeld leeftijd, gezondheid, cataloguswaarde. Als iemand zo min mogelijk of helemaal geen risico wilt lopen dan noem je dat risicoaversie . Deze mensen kiezen altijd voor zekerheid en daarom nemen ze een verzekering voor alles waar ze denken risico te lopen lopen. 3.2 immoreel gedrag

Averechtse selectie Bij klanten die zich risicovol gedragen zal een verzekeraar veel schade moeten uitkeren (= slecht risico voor de verzekeraar) en bij voorzichtige klanten zal hij weinig hoeven te betalen (= goed risico). Als een verzekeraar veel schade moet uitbetalen, zal de verzekeraar de premie laten stijgen om aan inkomsten te komen om uit te kunnen betalen. Dit heeft als nadeel dat mensen die weinig schade claimen, zich niet meer willen verzekeren, en dat de verzekeraar met alleen slechte risico's blijft zitten. Er is sprake van averechtse selectie.

Averechtse selectie voorbeeld: In de beginsituatie zijn er evenveel goede als slechte risico’s. De goede risico’s maken € 100 schade en de slechte risico’s € 400. Welke premie gaat de verzekeraar vragen? Laat winst en kosten buiten beschouwing. Schade goede risico’s 4 x € 100 = € 400 Slechte risico’s 4 x € 400 = € 1.600 Totaal schade € 2.000 De premie per persoon wordt dan: € 2.000 / 8 = € 250 Dat vinden de goede risico’s veel te duur! Die gaan zich niet meer laten verzekeren, wanneer ze een vrije keuze mogen maken.

Asymmetrische informatie Er is sprake van asymmetrische informatie, wanneer de ene partij meer informatie heeft dan de andere partij. Dit kom je bij verzekeren ook tegen. Wanneer iemand een ziektekostenverzekering afsluit weet de verzekeringsnemer meer dan de verzekeringsmaatschappij. De verzekeringsmaatschappij weet namelijk niet hoe gezond iemand is/leeft. De verzekeringsmaatschappij zal wel proberen zoveel mogelijk informatie te verzamelen, maar zal nooit over dezelfde informatie beschikken.

Sociale voorzieningen (Betaald met belasting) WWB WAJONG TW AOW Sociale zekerheid Volksverzekeringen (Voor iedereen) AKW ANW AWBZ Sociale verzekeringen (Betaald met premies) ZW Werknemersverzekeringen (Voor werknemers) WW 7.2 Wat doet de overheid voor ons? Bron: 3.13 blz 76 WIA

In Nederland is een zorgverzekering verplicht! Je mag zelf een verzekeraar kiezen. In Nederland heeft iedereen voor zijn zorgverzekering een verplicht eigen risico van € 385. Je kunt ook kiezen voor een nog hoger eigen risico. Dan betaal je minder premie. Naast een basisverzekering kun je kiezen voor aanvullende verzekeringen. Basisdekking bestaat uit (huisarts en ziekenhuis).  Met aanvullende verzkering kun je kiezen om fysiotherapie, orthodontie of je tandartsverzekering mee te laten verzekeren. Maar ook voor bijvoorbeeld plastische chirurgie, en stoppen met roken kun je een aanvullende zorgverzekering afsluiten. 

Principaal en zijn agent De principaal is de opdrachtgever en de agent is de uitvoerder van de opdracht. Of terwijl de agent werkt voor de belangen van de principaal en levert de dienst. werkgever (Voert een werknemer taak wel snel genoeg uit?) werknemer Werkgever: principaal Werknemer: agent Kopers (Is dit huis in goede staat?) makelaar Kopers: principaal Makelaar: agent Zorgconsument (Het kiezen van een zorgverzekering) Zorgverzekeraar Zorgconsument: principaal Zorgverzekeraar: Agent

Principaal – agent dilemma De agent werkt voor de belangen van de principaal , maar de agent heeft ook een eigenbelang. De belangen van een agent en een principaal botsen! bijv: Een koper van een huis wil zo weinig mogelijk uitgeven voor een huis in goede staat , terwijl een makelaar zoveel mogelijk wil verdienen. De makelaar zal dan ook zoveel mogelijk de positieve kanten van het huis belichten en niet de negatieve kanten. De agent beschikt dan ook over meer informatie dan de principaal (asymmetrische informatie). De makelaar weet meer van het huis dan de koper. De principaal zal de informatieachterstand willen verkleinen. Dit brengt vaak extra transactiekosten met zich mee. (Dit zijn kosten om informatie te verkrijgen en controle uit te oefenen).

Inkomstenbelasting en belasting op vermogen

Stappenplan berekenen van de inkomstenbelasting. Bereken het belastbaar inkomen. (Soms gegeven en soms ook niet) Stap 1 Bereken hoeveel belasting je moet betalen over je belastbare inkomen met behulp van de schijventarieven. Stap 2 Kijk goed of je nog recht hebt op heffingskortingen. Deze heffingskortingen mag je in mindering brengen van het in stap 2 berekende belastingbedrag. Stap 3

Box 1: Inkomstenbelasting Loon Eigenwoningforfait + Bijtelling auto + Aftrekposten - Hypotheekrente Reiskosten openbaar vervoer Giften aan goede doelen Studiekosten Pensioenpremie eigen bijdrage Belastbaar inkomen (Over dit bedrag moet je belasting betalen)

- - Bereken het belastbaar inkomen voor Kees. Gegevens: Loon € 42.000 Kees (38 jaar) is een brandweerman en verdient daarmee een loon van € 42.000 per jaar. Kees heeft een woning met een WOZ-waarde van € 205.000. Kees heeft een hypotheek van € 180.000. Daarover betaalt hij 4,5% rente. Kees moet iedere dag met de trein naar zijn werk. Hij heeft daarom € 700 aan reiskosten als aftrekpost. Loon € 42.000 Eigenwoningforfait € 1.435 + Aftrekposten Hypotheekaftrek Reiskosten - € 8.100 € 700 - Belastbaar inkomen: € 34.635 Berekening eigenwoningforfait: € 205000 : 100 x 0,70= € 1.435 Berekening hypotheekaftrek: € 180000 : 100 x 4.5= € 8.100

Stap 2: Schijventarief Schijf 3 42% Schijf 2 41,95% Schijf 1 33% Hoe hoger het berekende belastbare inkomen, hoe meer belasting je moet betalen. Daarnaast hebben we in Nederland een progressief belastingstelsel voor de inkomstenbelasting. Dit betekent dat naarmate je meer verdient het belastingpercentage hoger wordt. Hierdoor betalen rijkere Nederlanders in verhouding meer belasting. Inkomensverhoudingen tussen rijkere mensen en armere mensen worden hierdoor kleiner. Dit verschijnsel noem je ook wel met een moeilijk woord nivellering. Belastbaar inkomen: € 59000 Schijf 4 52% schijf Belastbaar inkomen % 1 De eerste 18.628 33% 2 Vanaf 18.628 t/m 33.436 41,95% 3 Vanaf 33.436 t/m 55.694 42% 4 Vanaf 55.694 52% € 55694 Schijf 3 42% € 33436 Schijf 2 41,95% € 18628 Schijf 1 33%

Belastbaar inkomen € 34635. Bereken de te betalen belasting voor heffingskortingen. Schijf Belastbaar inkomen % tarief Heffing over totale schijven 1 De eerste € 17.046 34,15 % € 5.821 2 Vanaf € 17.046 t/m € 33.436 41,45 % € 12.614 3 Vanaf € 33.436 t/m € 55.694 42% € 20.799 4 Meer dan € 55.694 52% / Totaal te betalen belasting: € 5821 + € 6793 + 503= € 13117 of € 12614 + € 503 = € 13.117 52% € 55694 € 34.635 – € 33.436 = € 1.199 42% € 1199 : 100 x 42 = € 503 € 33436 € 33436 - € 17046 = € 16.390 41,45% € 16390 : 100 x 41,95 =€ 6793 € 17046 34,15% € 17046 : 100 x 34,15= € 5821

Stap 3: Bereken de betalen belasting na heffingskortingen Iedereen heeft recht op een algemene heffingskorting van € 1987. Daarnaast heeft kees omdat (38 jaar) is en werkt recht op een arbeidskorting van € 1574. Te betalen belasting (schijven) € 13.117 Algemene heffingskorting € 1987 - Arbeidskorting tot 57 jaar € 1574 - Te betalen belasting box 1 € 9556

Marginale / gemiddelde belastingdruk Stel dat gevraagd wordt bereken het gemiddelde vermogen over het belastbaar inkomen. Gemiddelde belastingdruk = Te betalen belasting brutoloon X 100 € 9.556 € 42.000 X 100 = 22,75% Marginale belastingdruk = Het hoogste belastingtarief waar je laatste euro in valt. Voor Kees was dat (schijf 3) marginaal tarief is dus 42%.

Bereken de te betalen inkomensheffing in box 1. Jan pieter, 28 jaar, heeft een voltijdbaan bij de politie. Hij heeft de volgende gegevens verzameld: - Zijn Bruto inkomen uit arbeid is € 3.400 per maand. Hij krijgt eenmalig € 2.000 vakantiegeld. Daarnaast ontvangt hij eenmalig een eindejaarsuitkering € 2.000. Hij betaalt aan Hypotheekrente € 8.000. Zijn eigen bijdrage premie pensioenfonds is € 400 per maand. Hij heeft een eigenwoningsforfait van € 800. Jelle heeft recht op de algemene heffingskorting van € 1800 en een arbeidskorting van € 600. schijf omvang schijf percentage inkomensheffing 1 € 0 t/m € 15.331 32,35 2 € 15.332 t/m € 27.848 37,85 3 € 27.849 t/m € 47.747 42 4 rest van het inkomen 52

Brutoloon € 44.800 Eigenwoningsforfait € 800 + Eigen bijdrage premie p.fonds € 4.800 - Hypotheekrente € 8000 - Belastbaar inkomen € 32.800 Schijf 1 € 15.331 - x 0.3235 = € 4959 Over € 17.469 Schijf 2 € 12.516 - x 0.3785 = € 4737 + Over € 4953 Schijf 3 € 4953 - x 0.42 = € 2080 + Over € 0 Te betalen belasting voor heffingskortingen € 11.776 Algemene heffingskorting € 1800 Arbeidskorting € 600 + Totale heffingskortingen € 2400 - Te betalen belasting na heffingskortingen € 9376

Box 3: belasting op vermogen In deze box moet je belasting betalen over je belastbaar vermogen. Je vermogen kan bestaan uit spaargeld, aandelen zolang je minder dan 5% hebt van de totale aandelen van een bedrijf, en de waarde van een tweede woning. Overigens mag je schulden aftrekken van je vermogen zolang het geen hypotheekschuld is. Over een gedeelte van je vermogen hoef je geen belasting te betalen (heffingsvrij vermogen. Het bedrag dat de overheid hiervoor heeft vastgesteld is € 24.437. Totaal vermogen 1 Jan Heffingsvrij vermogen - Belastbaar vermogen De overheid denkt dat je 4% opbrengst kan verdienen over het belastbaar vermogen. Dus bereken 4 % van het belastbaar vermogen. Over deze 4% opbrengst, betaal je 30% belasting

Voorbeeld : Bereken de te betalen belasting in box 3. Kees beschikt op 1 januari 2016 over de volgende gegevens: Hij heeft € 200.000 op zijn spaarrekening staan tegen een rente percentage van 3%. Hij staat € 2000 rood op zijn betaalrekening. Kees heeft aandelen van het bedrijf Heineken nv ter waarde van € 100.000. In totaal bezit Kees 2% van de totale Heineken aandelen . Kees heeft ook een tweede woning van € 100.000. Het heffingsvrij vermogen is € 24.437. Totaal vermogen 1 jan: € 200.000 + € 100.000 + € 100.00 - € 2000 = € 398.000 Totaal vermogen € 398.000 Heffingsvrij vermogen € 24.437 - Belastbaar vermogen € 373.563 4% opbrengst € 14942 30% belasting € 4.482 Te betalen belasting box 3 = € 4.482

Belastingpercentage aanmerkelijk belang 25% Box 2: Aanmerkelijk belang Je hebt een aanmerkelijk belang als je, eventueel samen met jouw fiscale partner (of kinderen), minimaal 5% van de aandelen van een BV/NV bezit.  Je betaalt in box 2 over het inkomen uit aanmerkelijk belang (dividend of verkoopwinst )  belasting. Belastingpercentage aanmerkelijk belang 25%

Voorbeeld Joost heeft € 100.000 op de bank staan tegen een rente percentage van 3% en heeft hij aandelen van het bedrijf Doekje nv ter waarde van € 2.000.000. Over deze aandelen heeft hij €50.000 dividend (= winstuitkering) gekregen. In totaal bedraagt het aandelenkapitaal van Doekje NV € 7.000.000. De dividendbelasting is 15% a Bereken of het aandelenkapitaal in box 2 valt b Bereken de te betalen belasting in box 2. a 2.000.000 / 7.000.000 x 100 = 28 , 57% Hij bezit dus 28,57% van de aandelen, ruim meer dan minimaal 5%. Dus box 2. b box 2 € 50.000 x 0.25 = € 12500 = € 12.500 Dividendbelasting € 50.000 x 0.15 = € 7500 Te betalen belasting box 2 = € 12.500 - € 7500= € 5000

Reëel indexcijfer berekenen Het inkomen dat je verdiend in euro’s, noem je het nominaal inkomen. Het nominaal inkomen aangepast aan de inflatie, noem je het reëel inkomen. Het reëel inkomen / koopkracht is de hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen van je inkomen. Nominaal indexcijfer (NIC) Reëel inkomen indexcijfer (RIC) = X100 Prijspeil indexcijfer (PIC)

Voorbeeld 1: Hoe ermee rekenen? Stel dat brandweer Harry in (2014) een inkomen had van € 35000. In (2015) verdient hij meer namelijk € 38000. De prijzen zijn gestegen met 2.2%. a Bereken het nominale indexcijfer van Harry in 2015. Rond af op één decimaal. b Bereken het reële indexcijfer van Harry in 2015. Rond af op één decimaal. € 38.000 - € 35.000 dus = X 100 8.6% stijging € 35.000 Het nominale indexcijfer is dan 108.6. 108.6 (NIC) x100 =106.3 (RIC) 102,2 (PIC) Conclusie de koopkracht van Harry is gestegen met 6.3% t.o.v. 2014. 1.5 Koopkracht , welvaart en welzijn

Gewogen indexcijfer Optelsom van (wegingsfactor x indexcijfer) Optelsom van wegingsfactoren Gewogen indexcijfer= artikelgroep wegingsfactor Prijsindex 2013 Prijsindex 2014 voeding 18 108 111 kleding 6 105 104 huisvesting 34 116 121 vervoer 22 107 110 overige 20 totaal 100 109.5 113 CPI 2013= ( 18 X 108 + 6 X 105 + 34 X 116 + 22 X 107 + 20 X 104) / 100 = 109.5 CPI 2014= ( 18 x 111 + 6 x 104 + 34 x 121 + 22 x 110 + 20 x 107 ) / 100 = 113 De prijzen zijn dus in 2013 met 9,5 % t.o.v van het basisjaar.