Week opdracht 1,2 Team 9
uithoudingsvermogen en normwaarden Voetbal
Uithoudingsvermogen en normwaarden Volleybal Normtabel 10 x 5 meter sprinttest in seconden voor junioren en mannen Normtabel 10 x 5 meter sprinttest in seconden voor junioren en vrouwen Leeftijd laag matig gemiddeld goed hoog 12 jaar > 20.8 20.7-20.0 19.9-19.4 19.3-18.7 < 18.6 14 jaar > 20.4 20.3-19.6 19.5-19.0 18.9-18.2 < 18.1 16 jaar > 19.4 19.3-18.6 18.5-18.1 18.0-17.5 < 17.4 18 jaar > 18.7 18.6-17.9 17.8-17.5 17.4-17.0 < 16.9 senioren > 19.3 19.2-17.9 17.8-17.1 17.0-16.1 < 16.0 Leeftijd laag matig gemiddeld goed hoog 12 jaar > 21.7 21.6-20.8 20.7-20.1 20.0-19.5 < 19.4 14 jaar 21.6-20.7 20.6-20.0 19.9-19.2 < 19.1 16 jaar > 21.1 21.0-20.3 20.2-19.5 19.4-19.1 < 19.0 18 jaar > 20.3 20.2-19.6 19.5-19.1 19.0-18.4 < 18.3 senioren > 20.9 20.8-19.6 19.5-18.5 18.4-17.6 < 17.5
Uithoudingsvermogen (energiesysteem) 70% van de afstand op een laag tempo. Ook is er een correlatie tussen een VO2Max, het aantal sprints, en de totaal afgelegde afstand in een wedstrijd Aeroob vermogen is dus belangrijk bij een voetballer. Voetbalconditie. Jan Van Winckel. volleybal https://www.youtube.com/watch?v=niyfzJUEgX0 https://www.youtube.com/watch?v=KR4nu8Ziy34 Gaat met name om een anaeroob energiesysteem.
Beste bruikbare testen Voetbal Beste testen voor het meten van voetballers: Maximum muscular power: Standing long jump (horizontale sprong) Anaerobe capaciteit: 300 yard shuttle (274 meter): Twee paralel liggend lijnen 23 meter uit elkaar. 6 keer op en neer sprinten. Tijd meten. 5 minuten rust. Herhaal. Gemiddelde. Voorbeeld: https://www.youtube.com/watch?v=wBQE7Q2op1Q Aerobe capaciteit: Cooper test (Essentials of strength training and conditioning Thomas R. Baechle, Roger W Earle bron)
Beste bruikbare testen Volleybal Voornamelijk anaërobe spierenergie. Deze wordt vooral gebruikt bij serveren, blokkeren, duiken en rollen. Lange rally’s en trainingen hebben een combinatie van anaërobe glycolyse en aërobe metabolisme Beste Test Wingate (gouden standaard voor anaerobe energiesystemen) test is een fiets test en heeft verder weinig met volleybal te maken. Daarom is hier gekozen om de 10 x 5 meter sprint te doen, omdat dat bij sprinten explosieve acties plaatsvinden en deze overeen komen met de bewegingen (spiergroepen) bij een volleybal wedstrijd. Hierbij gaat het met name om de beenkracht.
Eiwitbehoefte Voetbal Voetbal is een hoogintensieve activiteit waarbij gebruik wordt gemaakt van zowel uithoudingsvermogen als power. Het wordt aangeraden om een grotere hoeveelheid eiwit toe te nemen voor het ontwikkelen van spieren en het aanvullen van eventueel gebruikte aminozuren tijdens de activiteit. Aanbevolen hoeveelheid: 1.4-1.7 g/kg lg. http://europepmc.org/abstract/med/8072059 Volleybal Volleybalspelers moeten een voldoende hoeveelheid koolhydraten en eiwitten binnen krijgen, omdat de spieren een primaire bron van energie zijn. Volgens de Voorzitter van de Raad van Fysieke Fitheid en Sport moeten volleyballers ongeveer 5 tot 7 g koolhydraten per kg lichaamsgewicht binnenkrijgen en 1,2-1,7 g eiwit per kg lichaamsgewicht. http://www.livestrong.com/article/185481-a-volleyball-players-diet/
Het effect van inspanning op bindweefsel Alle bindweefselcellen producere collageen, elastine, glycoproteïne, hyaluronzuur en contractiele eiwitten verandert wanneer de omstandigheden in het inwendige mileu veranderen. Hierbij draagt Hyaluronzuur bij aan de regeling van de weefselviscositeit wordt geproduceerd door sommige ribosomen in de bindweefselcellen (vooral kraakbeen). Hyaluronzuur vermindert de wrijving tussen cel componenten tijdens bewegingen. De productie wordt gestimuleerd door activiteit. Verder stimuleert lichaamsbeweging de afvoer van fibrinogeen. Wanneer deze stof door de capillairenwand getransporteerd wordt naar de omringde vezels, wordt hij omgezet in strengen onoplosbaar fibrine. De fibrinestrengen kunnen verkleven met weefselstructuren en de bewegingen van deze structuren belemmeren. Gewoonlijk wordt fibrine als afval verwijderd door reticulo-endotheliale cellen. bij afgenomen lichaamsbeweging is het mogelijk dat een deel van het fibrine niet afgebroken wordt leidt tot ophoping en dus tot afname in de bewegingsmogelijkheid. Bron: Geriatrie in de fysiotherapeutische praktijk. Door B. Smits-Engelsman,A.T.M. Bernards