Sessie Frans HZS 06.11.2013 L. Van Son.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Oefenen voor de toets unité 2
Advertisements

Havo 3 Grammaire chapitre 4.
PASSÉ COMPOSÉ VERVOEGD MET ÊTRE
Grammaire chapitre 4 1 hv.
Le subjonctif De aanvoegende wijs.
Grammaire chapitre 5 3 havo.
3 vwo+ Grammaire chapitre 2
Voltooid tegenwoordige tijd
Tegenwoordig deelwoord
Grammaire thème 5 4 vwo.
Grammaire chapitre 2 2 havo/vwo.
Grammaire thème 4.
Havo 3 Grammaire chapitre 6.
3 VWO (+) Grammaire chapitre 3. Bijvoeglijke naamwoorden: bijzondere vormen Sommige bijv. nw. veranderen wanneer ze vóór een mannelijk zn. staan dat begint.
Passé composé.
Franse Les Les 16 Vorige les & huiswerk Voyages unité 7 afmaken Les pirates chapitre 8,9, 10 Vorige les & huiswerk Voyages unité 7 afmaken Les pirates.
Franse Les Les 15 Vorige les & huiswerk Extra oefenen meew. Vw.
 Devoirs  Voyages unité 8  Décrire un objet  Unité 8 – jeu p. 60/61 Aujourd’hui nous sommes le 4 mars 2015 Aujourd’hui nous sommes le 4 mars 2015.
Franse Les Les 16 Anne chapitre 1 à 4 Aujourd’huis nous sommes vendredi le 13 février 2015 QUEL JOUR SOMMES-NOUS?
Franse Les Les 18 Vorige les & huiswerk Zinnen maken / herhalen
 Monsieur Ibrahim la fin  Trientsje - présentation  Voyages unité 7  Unité 7 p. 54/55  San Francisco Chanson Aujourd’hui nous sommes le 4 février.
Grammaire chapitre 3 3 havo.
Franse Les Les 17 Vorige les & huiswerk Voyages p. 62
2 hv en 2 vwo+ Grammaire chapitre 5.
Franse Les Les 1 Kennismaken / uitleg Chanson assis / debout TPR
Franse Les Les 15 Vorige week Anne chapitre 3 Voyages p. 25/26
Franse Les Les 3 Vorige les & huiswerk Le loup est revenu
Het lijdend voorwerp 3 VMBO - Frans.
Connaitre 3M – week 40 - Frans.
Franse Les Les 5 Vorige les & huiswerk Voyages p. 41/43/44
Faire 3 VMBO - Frans.
+ Woordenschat Actieboek pagina drieëntachtig Type de l’interro? Vous devrez remplir des bulles d’une page de BD. Bonne étude.
Franse Les Les 7 Vorige week Voyages p. 18/19 Verbe : avoir + faire
De verleden tijd - imparfait
Venir 2 VMBO - Frans.
L’IMPARFAIT, LE PASSÉ COMPOSÉ, LE PASSÉ SIMPLE
DE AANVOEGENDE WIJS LE SUBJONCTIF [Audio p.1]
HET PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD
Meewerkend voorwerp & Lijdend voorwerp
Lire 3 VMBO - Frans. Wat moet je weten om dit onderdeel te begrijpen?: Wat een onregelmatig werkwoord is De tegenwoordige tijd (présent) De verleden tijd.
HET LIDWOORD L’ARTICLE [LS3_4v_u5_animaties_GRIII] [Audio p.1]
Het werkwoord être (= zijn)
Faire connaissance dialogues + exercices
Parler de sa région Parler de ses origines Parler de son weeken-end.
Les verbes.
Franse Les Les 20 Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si vergelijkingen p maken Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si.
Franse Les j’ai cherché et j’ai(re)trouvé mon livre Frans à la carte p. 40, 41, 42 Chanson – Destination ailleurs J’ai cherché j’ai cherché et j’ai(re)trouvé.
Franse Les Les 20 Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si vergelijkingen p maken Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si.
De passé composé Nederlands: voltooid tegenwoordige tijd
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Franse Les Les 1 Wat gaan we doen? Qu’est-ce que j’ai fait?
TAALREGELS 33 DE VRAGENDE ZIN
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Le COD et le COI Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp (COD) En meewerkend voorwerp (COI)
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Passé composé (voltooid tegenwoordige tijd)
DE PASSÉ COMPOSÉ de voltooid tegenwoordige tijd.
Franse Les – 1e jaar Les 10 Aujourd’hui nous sommes …. Unité 2 page 25
Franse Les – 1e jaar Les 9 Aujourd’hui nous sommes …. Unité 2 page 25
LE FUTUR Je vais aller en France ce week-end.
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Betrekkelijk voornaamwoord
Benadrukt persoonlijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord
HET BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD
Le passé compose et l’imparfait
Transcript van de presentatie:

Sessie Frans HZS 06.11.2013 L. Van Son

1. Mannelijk of Vrouwelijk? Volgende woorden zijn altijd vrouwelijk, al gaat het om een man: Une brute, une personne, une vedette, une victime, une dupe, une recrue, une sentinelle Volgende woorden zijn altijd mannelijk, al gaat het om een vrouw: Un agent, un chauffeur, un facteur, un ingénieur, un soldat, un témoin, un assassin, un bandit, un mannequin

1. Mannelijk of Vrouwelijk? Sommige woorden behouden de mannelijke vorm maar passen het lidwoord/voornaamwoord aan: Le/la juge ; le/la médecin ; le/la ministre ; le/la propriétaire Aan de uitgang (terminaison) van een woord kun je ook zien of het mannelijk of vrouwelijk is. Leer welke uitgangen vrouwelijk zijn en welke de uitzonderingen zijn voor m/v (p.10-13)

2. Mannelijk en Vrouwelijk Pagina’s 15-18 Let in het bijzonder op de adjectieven met 2 mannelijke vormen (17): Un beau garçon, un bel homme Un nouveau bâtiment, un nouvel adjoint Un vieux château, un vieil espoir Un fou rire, un fol amour

3. Plaats van het adjectief Pagina 25: hetzelfde adjectief kan een andere betekenis hebben naargelang de plaats (voor of na het substantief. Ex. Mon propre pantalon vs. un pantalon propre

4. Persoonlijke voornaamwoorden Een voornaamwoord is een woord dat een naamwoord vervangt. Bv. Paul geeft het boek aan Marie  Hij geeft het aan haar. Hoeveel kinderen hebt u? Ik heb er twee. Kom je van Leuven? Ja, ik kom er net van. Denk je aan de boodschappen? Ja, ik denk eraan! Overzicht persoonlijke voornaamwoorden: p.36

C.O.D. of C.O.I. ? Om het C.O.D. (lijdend voorwerp) te vinden, stel je de vraag “wat/wie” bij het werkwoord: Hij drinkt een pint. Wat drinkt hij? Een pint=COD Hij scheert zich.  Wat/wie scheert hij? Zich(zelf) =COD

C.O.D. of C.O.I. ? Om het C.O.I. (meewerkend voorwerp) te vinden, stel je de vraag “voor wie/aan wie” bij het werkwoord: Ik geef een cadeau aan mijn zus  Ik geef wat? Een cadeau = COD Ik geef een cadeau aan wie? Aan mijn zus = COI

C.O.D. of C.O.I. ? Ik vraag me af wat hij doet.  Ik vraag me af wat? Wat hij doet = COD Ik vraag af wat hij doet aan wie? Me = COI Met het voorzetsel à (aan) heb je een COI: Je parle à mon frère  Je lui parle J’écris à mes parents  Je leur écris

C.O.D. of C.O.I. ? Venez, les enfants! Grand-père vous offre des chocolats. vous = COI Il te vend sa maison. te = COI; sa maison = COD Tu me sers un cognac? me = COI; un cognac = COD Vous m’écoutez? me = COD Tu le visites souvent? le = COD Tu lui rends souvent visite? lui = COI

Y en EN Y vervangt à, en + voorwerp: Je pars en Alsace/à Paris dans quinze jours J’y pars dans quinze jours. Je pense tout le temps au boulot J’y pense tout le temps. !!! Je pense tout le temps à ma femme Je pense tout le temps à elle

Y en EN EN vervangt de + voorwerp en hoeveelheden Je reviens de Liège J’en reviens Tu lui as parlé de notre affaire? Oui, je lui en ai parlé. Vous avez plusieurs exemplaires? J’en ai plusieurs. Vous voulez une boîte? Donnez m’en deux svp.

VOLGORDE VOORNAAMWOORDEN Pagina’s 41-45 Aandacht voor het synthese schema p.42 Ne + voornaamwoord(en)+vervoegd ww.+ pas Je ne le lui raconterai pas. Tu ne me l’as pas demandé. Ne le faites pas. Vous ne vous êtes pas trompés. Ne vous retournez pas!

5. L’ACCORD DES VERBES PRONOMINAUX Les verbes pronominaux zijn de werkwoorden met “se” in de infinitief: se baigner, se raser, se rappeler Voor de passé composé worden zij altijd met être vervoegd: Elle s’est réveillée à 7h. Nous nous sommes couchés à minuit. Je me suis intéressé(e) à l’art contemporain.

5. L’ACCORD DES VERBES PRONOMINAUX De participe passé wordt aangepast als het voornaamwoord (me, te, se, nous, vous, se) een COD is. Wanneer je een andere COD (wat?) vindt na het werkwoord, moet je niet aanpassen. Elle s’est lavée Elle s’est lavé les cheveux  les cheveux = COD Ils se sont salués Ils se sont donné la main. la main = COD

5. L’ACCORD DES VERBES PRONOMINAUX Dit is dezelfde regel als bij de passé composé wanneer je “avoir” gebruikt: alleen als de COD vóór het werkwoord staat, wordt de participe passé aangepast. p. 206 C’est la lettre que j’ai envoyée la lettre=COD Ils se sont envoyé la lettre la lettre=COD: se=COI Ils se la sont envoyée la=COD; se=COI

6. LES TEMPS Overzicht p. 78-79 Indicatif présent/O.T.T. je prends Passé composé/V.T.T. J’ai pris je suis venu Imparfait/O.V.T. Je prenais Plus-que-parfait/V.V.T. J’avais pris j’étais venu

6. LES TEMPS Futur simple/O.Toek.T. Je prendrai Futur antérieur/V.Toek.T. J’aurai pris je serai venu Passé simple: de meest verleden tijd, wordt enkel schriftelijk formeel en literair gebruikt. je pris j’eus pris

6. Passé composé of imparfait? Voltooide actie of feit: J’ai acheté une voiture. Aangegeven tijdsduur: Il a regardé la télé toute la soirée. Precies moment: En 1830, l’indépendance a été proclamée. Opeenvolgende acties: Il est entré, il a mis ses clés sur la commode et s’est assis.

6. Passé composé of imparfait? L’imparfait Een gewoonte: Martin se réveillait tous les matins à 6 heures. Een verleden situatie of beschrijving: A cette époque, il était déjà vieux et malade. La fête battait son plein quand l’orage a éclaté. Tout le monde s’est précipité à l’intérieur pour se protéger de la pluie mais c’était trop tard, nous étions tous trempés jusqu’aux os. Nous avions froid mais un bon petit vin nous a vite réchauffés.

6. LES TEMPS Le conditionnel = voorwaardelijke wijs zou  le futur zal Conditionnel présent: je prendrais Conditionnel passé: j’aurais pris Het gebruik van de cond. is hetzelfde als in het nederlands en wordt ook gebruikt om een vraag beleefder/zachter te stellen: Zou u achteruit willen gaan? Pourriez-vous reculer?

Constructie met si/als Wanneer si “als” betekent, wordt het nooit gevolgd door een futur of een conditionnel! Als ik geld heb, koop ik een auto. Si j’ai de l’argent, j’achète/j’achèterai une voiture. Als ik geld zou hebben, kocht ik een auto. Si j’avais de l’argent, j’achèterais une voiture. Als ik geld zou gehad hebben, had ik een auto gekocht. Si j’avais eu de l’argent, j’aurais acheté une voiture.

Constructie met si/als Bijzin Hoofdzin Si + ind.prés. Ind.prés./Futur simple Si + imparfait Cond.prés. Si + plus-que-parfait Cond.passé

L’IMPÉRATIF 3 vormen: Pars! Vertrek! Partons! Laat ons vertrekken!* Partez! Vertrek! (aan u of jullie gericht) * En dus niet: laissons-nous partir!

7. LE SUBJONCTIF p. 153-159 De subjonctif wordt in enkele gevallen zelfstandig gebruikt (153, A) maar meestal verschijnt hij in de bijzin na que. Wordt gebruikt om het volgende uit te drukken: Wil/wens en noodzakelijkheid Twijfel en mogelijkheid Gevoelens

7. LE SUBJONCTIF Wordt gebruikt na bepaalde bijwoorden in bijzinnen die een doel, voorwaarde, tegenstelling, … uitdrukken. Verschil Indicatif/Subjonctif: Bij de indicatif gaat het om de realiteit, Bij subjonctif gaat het over wenselijkheid, mogelijkheid, onzekerheid en gevoelens. Denk aan de link subjonctif- subjectief!

7. LE SUBJONCTIF Speciaal gebruik: in de relatieve/betrekkelijke bijzin, bv. een man die werkt, een boek dat spannend is. De subjonctif wordt gebruikt om aan te duiden dat men een bepaalde kwaliteit of eigenschap vooropstelt. Ik zoek iemand die de software kent. Je cherche quelqu’un qui connaisse le logiciel. Hij wil een secretaresse die meertalig is. Il veut une secrétaire qui soit plurilingue.

Let op het verschil indicatif/subjonctif: Il a acheté une voiture qui a 7 places  Il aimerait acheter une voiture qui ait 7 places. Nous avons vu une maison qui est assez grande pour nous tous.  Nous avons besoin d’une maison qui soit assez grande pour nous tous.