Nagalm van de Romeinen, of dageraad van de Vroege Middeleeuwen? F.Diederik op 19 januari 2015 ter gelegenheid van het eerste symposium in het Huis van Hilde.

. HILDE Een onbekende dode in de opgraving, die eenmaal tot leven gebracht in de reconstructie, schreeuwde om meer aandacht voor haar leven en dood

 Dendrodatering van het (voorlaatste?) huis, gecombineerd met verwachte levensduur, kwam niet verder dan 330 AD. Had Hilde wel op dit terrein geleefd?

 Behalve Ernst Taayke hadden niet veel mensen verstand van inheems aardewerk, dus konden de opgravers ook hier geen datering na 330 aan hangen.

 Maar Rob van Eerden wil nu echt weten welke sporen en materialen in de vierde eeuw geplaatst kunnen worden

 items in database; 330 tekeningen, foto’s etc.

 1Rand type: vijf hoofdtypen werden onderscheiden; A, B, C, D en E  2Steilte: ’a’ is vlakliggend en ‘d’ is vrijwel rechtop. Extra toevoegingen als ‘facet’, of ‘verdikt’ geven extra informatie.  3Afwerking: ‘recht’ en ‘rond’ konden worden gecombineerd met versieringsgegevens als ‘kabel’, ‘kartel’, ‘vingertop’, ‘vingertop-nagel’ et cetera.  4Diameter van de rand werd aan de buitenzijde gemeten.  5Centimeters bewaard: de lengte van de bewaarde rand werd genoteerd.  6Percentage bewaard: een formule waarbij het percentage van de bewaarde lengte ten opzichte van de oorspronkelijke omvang wordt bepaald als indicatie voor de fragmentatie.  7aPot type: hiervoor werd de indeling gebruikt die eerder door de schrijver werd geïntroduceerd.  7bmateriaal: steen, glas, import TS, inheems, etc.  8 Hals type: zie voor deze typen de betreffende afbeelding.  9Overgang rand naar schouder: scherp, rond en flauw werden als criterium gebruikt.  9awas die overgang voorzien van een schouderknik, werd ‘sk’ toegevoegd.  10Buikvorm: scherp (knik), rond en ovoide bleken toereikend voor vrijwel alle keramiek.  11Hoogte totaal: de totale hoogte van voet tot rand.  12Breedte; dit is de maximale buikomvang van de pot.  13Breedte in cm onder de rand: is het aantal centimeters dat de grootste buikomvang zich onder de rand bevindt.  14Bodemtype: zie hiervoor het schema.  14bDe diameter van de voet.  15Afwerking boven: ‘ruw’, ‘glad’, ‘gepolijst’ waren de meest voorkomende afwerkingen.  16Afwerking onder: naast de hierboven gemelde afwerkingen werd ‘besmeten’ vaak aangetroffen.  17Oor: de aanwezigheid van een of meerdere oren wordt hier aangegeven.  18 Verschraling: ‘pot, plant, sand, shell’ of een combinatie daarvan; ‘invis’ als er geen zichtbaar materiaal was.  19Verbrand?: hier wordt ‘ja’ of ’nee’ ingevuld.  20 Kleur buiten: hier worden ook de Engelse woorden in combinatie gebruikt, zoals ‘orbe’ voor ‘orange-beige’.  21Bijzonderheden: een open veld voor ieder denkbaar opvallend fenomeen.

 Aanvang van de nederzetting zeker nog niet in de eerste eeuw en de Friese vormen lopen tot 250 of zelfs iets later door

 Er is wel degelijk een vondstgroep die tot nog toe is onderbelicht:  blauwgrijs gedraaid aardewerk

 Op veel aardewerk uit de vierde en vijfde eeuw komen richels en ribbels voor in Midden Duitsland. De potten met een manchetrand kennen ook parallellen in het Mittelelb-Saale gebied.

 In het oorspronkelijke rapport is hoegenaamd geen aandacht geschonken aan de honderden kilo’s natuursteen