Student: Sieglinde Pattyn Stagementor: Dr. N. De Wever

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Immunoprecipitatie Immuno geeft aan dat je antilichamen gebruikt
Advertisements

Waarom DNA alleen niet genoeg is…
Biotechnologische Wetenschappen
De ziekte van Waldenström en het lymfoplasmacytaire lymfoom
Medicijnen tegen zeldzame erfelijke ziekten:
8. Virussen.
Laboratorium Diagnostiek AIHA Marijke Overbeeke Masja de Haas
Enzymen I Eiwitten maken voor meer dan 50% uit van het gewicht aan drooggewicht van de meeste cellen. Meest belangrijke eiwitten zijn enzymen Enzymen.
DNA Technieken Hoofdstuk 8 VWO 4.
Hoofdstuk 7 Radioactieve merkers Algemeen Voorwaarden voor gebruik
Multipel myeloom / ziekte van Kahler
Immunoglobulines immunochemie.
Thema 7 Bescherming Paragraaf 1
Medicijnontwikkeling
Eiwit als van een ei alleen dan anders….
Eiwitonderzoek bij ziekten
DNA en chromosomen (4.6).
Tegen ziekteverwekkers
Evelyne Louis Cluster oncologie
Wat is MGUS? Afdeling Hematologie
Automatisatie van immunofluorescentie op
Zwaenepoel Sofie Dienst anatome pathologie: Dr. Prof. M. Praet
Vwo 4 – Hoofdstuk 9 Afweer paragraaf 9. 1 t/m 9
Industrie op miniformaat Video: The inner life of a cell
Evaluatie van de Cellavision DM96
Expressie van het DNA De translatie vindt plaats in het cytoplasma.
Vaccinatie tegen Hepatitis B virus ELISA: Primaire en secundaire antistofrespons Edwin Tijhaar.
Samen met de website van:
6A1-Stofwisseling. B4 Eiwitsynthese (les3). Hoe haal je de INFO van het DNA? Volgorde van de ‘letters’ A-T-G-C = info. Één gen bevat de info voor één.
Q koorts en laboratorium testen Geitenbedrijven worden via de tankmelk getest op Qkoorts Er kan getest worden op antigeen: de Qkoorts bacterie (Coxiella.
HAVO 5 Boek: Biologie voor jou Deel: HAVO B deel 2
GIP-SESSIES BIOMEDISCHE LABORATORIUMTECHNOLOGIE BRUGGE – MAX. 15 LLN BLOED … ONEINDIG VEEL INFORMATIE.
Thema 4 DNA. Genotype - Fenotype genotype: de erfelijke eigenschappen die vastliggen in het DNA (in de genen). fenotype: alle uiterlijk waarneembare kenmerken.
Vergelijking van twee commerciële Kleihauer-Betke kleuringen voor bepaling van foetaal bloed Lindsay Vanhuyse Stagementor: Apr. Eline Verhoye Stagebegeleider:
Optimalisatie van een in vitro model binnen het onderzoek naar de toxiciteit van voedingsstoffen op darmepitheel Student: Lieselotte Maes Stageplaats:
Student: Ilse Brouckaert Stagementor: Dr. Inge Van haute & Apr. Stefanie Desmet Promotor: Anneleen Cottyn Stageplaats: AZ Delta.
I MMUNOHISTOCHEMISCHE DETECTIE VAN LMP 1 IN LYMFOPROLIFERATIEVE AANDOENINGEN Dienst Pathologische anatomie UZ Gent Begeleiders: Laura Vermeulen Prof. Dr.
H7 Celstofwisseling.
De reproduceerbaarheid van de immuno- histochemische MSI- screening nagaan Julie De Cabooter AZ Alma Campus Eeklo – Anatome Pathologie.
Karakterisering van tannines uit tropische planten door middel van spectrofotometrie Stagegever en stagementor: prof. dr. ir. Geert Janssens & dr. Marta.
Selectie en validatie van interne controles voor immuunhistochemie
Aortarupturen bij het Friese paard: Focus op morfologie van gladde spiercellen en collageenvezels in de tunica media van de aortawand via immunohistochemische.
Diagnostische toets.
Wouter De Cock Bachelorproef Validatie van STA-R MAX® Stago analysers voor routine coagulatie parameters.
Bepaling van de microbiële diversiteit op mariene sedimenten via DGGE profielen voor het bepalen van de mogelijke impact van antropogene activiteiten Howest.
VALIDATIE VAN EEN PHADIA 250-SYSTEEM VOOR DE BEPALING VAN TRYPTASE Naam: Christiaens Céline Afstudeerrichting: Medische Laboratoriumtechnologie Stageplaats:
Optimalisatie van het maken van paraffineblokjes voor cytologische puncties (type EBUS-EUS) JOKE DAVID 1.
VALIDATIE VAN DE DIGITALE SCANNER: HET PEGASUS-PROJECT.
Verificatie van ChromID CPS Elite Julie Van De Velde Medische laboratoriumtechnologie Howest Brugge Stageplaats: AZ Groeninge te Kortrijk Stagementor:
1 Basisvoedingsleer Voedingsstoffen
Bachelorproef biomedische laboratoriumtechnologie
Immunologische bepalingen
Daphne Seys Buitenlandse stage gevolgt aan Dublin city university
6A1-Stofwisseling. B4 Eiwitsynthese (les3).
Pathologisch Laboratorium - AZ Sint-Lucas te Gent Jolien Pollet
Bachelorproef Academiejaar Cédryck Pauwels FBT
AFWEER/IMMUNITEIT.
Optimalisatie van het isoleren en in cultuur brengen van osteocyten
Student: Celine Brusselle Mentor: Dr. Bart Lelie Promotor: Ellen Decat
Ameline Roose Hogeschool West-Vlaanderen
Eiwit synthese.
H10 Gezondheid.
Basisstof 3: Immuniteit / vaccinatie
Basale technieken; microbiologie
Basisstof 3: Immuniteit / vaccinatie
Samen met de website van:
DNA, RNA en Eiwitsynthese
AFWEER.
Benchmark onderzoek.
Bloed en afweer Bloed = weefsel: Cellen en tussencelstof (= plasma)
Transcript van de presentatie:

Immunohistochemische kleuring op Benchmark XT (Ventana) versus Bond-Max (Leica) Student: Sieglinde Pattyn Stagementor: Dr. N. De Wever Stagebegeleider: Mevr. K. van oostveldt Stageplaats: AZ sint-augustinus veurne Academiejaar 2014-2015 Howest Brugge: Medisch laboratoriumtechnologie

Inhoudstafel Onderzoeksvraag Toestellen Methode Resultaten Besluit Benchmark XT (Ventana) Bond-Max (Leica) Methode Validatie Tijdsmetingen Resultaten Tijden Kleuringen Besluit

1. Onderzoeksvraag Hoeveel tijd vragen beide toestellen van de laborant? Benchmark XT (Ventana) Bond-Max (Leica)

2. Toestel: Benchmark XT (Ventana) Glaasjescaroussel ThermoPad Liquid Coverslip 100µl Stabiele waterige omgeving en voorkomt verdamping Computer met software, labelprinter, staining module, AFS-module en afvalvatmodule Liquid coverslip

2. Toestel: Bond-Max (Leica) Covertile Processing module 3 glaasjestray (10/tray) + apart verwarmingselement 4 reagentiatray (30) Mixstation Controller (software) Robotarm ID-imager Aspiratingprobe Labelprinter Bulkcontainers  afvalvat schadelijk afval  kostprijs afvalverwerking drukken Covertile : capillaire kracht 100µl of 150µl Antilichaam volume 100µl of 150µl

3. Methode Validatie 11 antilichamen Positief controlemateriaal Start: Protocol aangewezen door firma Leica Aanpassen: Geconcentreerd antilichaam Verdunning Incubatietijd Buffer Ready-to-use antilichaam Antilichaam andere firma Tijd meten van elke uitgevoerde stap voor beide toestellen Klinische stalen (zelfde voor beide toestellen) Drie runs

4. Resultaat: Werktijd van de laborant Verschil 4-9minuten Bulkvloeistoffen: Reactiebuffer en afvalvat Dispensers Covertiles Niet meegerekend: Starten toestel Volumebepaling in containers Bond-Max Wasprogramma Benchmark XT

4. Resultaat: Runtijd Theoretisch (30 glaasjes) Benchmark 3-4u Bond-Max 2u-3u30min 30min -1u Praktisch (3runs) 44min -1u OPM: Bond-Max: 2e/3e tray  tijden reeds gestarte tray verlengt want zelfde robotarm

4. Resultaten: Totale tijd Meer dan 1u Reden: Wasprogramma 15min Opstarttijd bond-max zeer <

4. Resultaat: Kleuringen Plaats Benchmark XT (Ventana) Bond-Max (Leica) Opmerking Anti-P16 Kern & Cytoplasma Achtergrondkleuring, aanpassing antigenretrieval Anti-Ki-67 Kern Optimaal P16  cervix KI-67  slokdarm

4. Resultaat: Kleuringen Plaats Benchmark XT (Ventana) Bond-Max (Leica) Opmerking Anti-CDX2 Kern Optimaal CDX2  slokdarm

4. Resultaat: Kleuringen Plaats Opmerking Anti-P504S Cytoplasma Verdere validatie noodzakelijk Anti-34βe12 Achtergrondkleuring, aanpassing antigenretrieval Anti-P53 Kern Anti-HP Spiraalvormige bacterie Controleweefsel te hoog gelegen, werd niet gekleurd. Sommige resultaten worden hierdoor verworpen. Kleuring wel goed. P504s , 34Be12  Prostaat P53  slokdarm HP  Maagmucosa

5. Besluit Onderzoeksvraag: Hoeveel tijd vragen beide toestellen van de laborant? Werktijd: Benchmark XT > Bond-Max Runtijd: Benchmark XT > Bond-Max Totale tijd: Benchmark XT > Bond-Max Indien een optimale validatie voorafgaat aan het klinisch gebruik, kan de tijd nodig van de laborant gereduceerd worden met het gebruik van Bond-Max (Leica).

Bedankt voor uw aandacht! Benchmark XT (Ventana) Bond-Max (Leica)

Immunohistochemie: Principe Antigen Eiwit op oppervlak cel of intracellulair Aan- of afwezigheid wijst op ziekte Antilichaam of immunoglobulinen Eiwit door organisme geproduceerd als reactie op antigen Monoklonaal = affiniteit voor slechts één type epitoop van antigen Polyklonaal = affiniteit voor meerdere epitopen van antigen

IHC: Maken van Polyklonale antilichamen Polyklonaal = Antiserum met een variëteit aan immuunglobulines die kunnen binden op hetzelfde antigen met verschillende specifieke antistoffen die elk binden op één specifieke epitoop. Productie Dier inspuiten met antigen Stimulatie immuunrespons  productie antilichamen tegen antigen Antilichamen isoleren uit serum. Ag verschillende epitopen  productie van verschillende Al tegen de verschillende epitopen

IHC: Maken van Monoklonale antilichamen Hybridoomtechnologie Immunisatie = Inspuiten antigen in proefdier Isolatie plasmacellen uit milt Plasmacel produceert antilichamen Onsterfelijk maken van plasmacel Celfusie met myelomacel  Delen ongeremd In polyethyleenglycol Selecteren in HAT-medium Hypoxanthine en Thymidine  Bouwstenen DNA en RNA Aminopterine  Inhibitie normale syntheseweg DNA en RNA voor myelomacellen Niet-gefusioneerde plasmacellen sterven van ouderdom Resultaat = Hybridoma’s Produceren Verdunning  één cel per putje + groeimedium Selectie van klonen die gewenste antilichaam produceren Inspuiten Ag  herhaling na 6-12 weken  3 dagen later milt eruit Fusieproces Tumorcellen (= myelomacellen) delen ongeremd  goed te kweken Fusie in PEG (polyethyleenglycol)  nabijgelegen membranen smelten samen Selectie HAT-medium om niet-gefuseerde myeloomcellen verwijderen Hypoxanthine en Thymidine = Bouwstenen voor DNA en RNA Aminopterine = Inhibitor voor normale syntheseweg (novo-synthese pathway) van DNA en RNA. De hybridoma’s gebruiken dankzij B-cellen een alternatieve pathway Niet-gefusioneerde B-cellen sterven na 1-2 weken van ouderdom Cellen na 3 weken = Celklonen of hybridoma’s Productie Verdunnen over microtiterplaat  1 cel per putje + groeimedium Elk puntje bevat dan cellen die één type antistof produceren tegen één epitoop Monoklonaal serum Klonen die gewenste Al produceren worden geselecteerd (geven reactie met gekozen Ag.

Immunohistochemie: Principe Detectiemethoden Directe methode Indirecte methoden Polymeermethode Multimeermethode Nadeel directe methode Verminderde affiniteit voor antigen door covalente bidning van enzym/fluorochroom op Al  Sensitiviteit daalt Polymeermethode Secundaire Al en enzymen op één dextraan ruggengraat  tijdswinst Nadeel: Sensitiviteit en specificiteit negatief beïnvloed Multimeermethode Normaal enzymatische indirecte methode Enzym via spacer op Al Kleine structuur  makkelijk door weefsel migreren (detectie van lagere conc. Ag)  Goede sensitiviteit Goede specificiteit BRAB = Bridged avidin biotine Affiniteit van eiwit avidine/streptavidine voor vitamine biotine (bindt met Al als enzym) LSAB: IgG – Biotine – Avidine – biotine – PO ABC-techniek: verschillende biotine per enzym (croslink tussen verschillende avidine-biotine-enzym-complexen) *

Antigenretrieval Fixatie Antigenretrieval Stilleggen chemische processen Formaldehyde Crosslinks met macromoleculen: Aminozuren en eiwitten Nadeel: Verlies van immunologische herkenning Proteïnen binden met elkaar  structuurverandering Antigenretrieval HIER = Heat induced epitope retrieval EIER = Enzyme induced epitope retrieval

Validatie Punchen = maken van positief controleweefsel Geconcentreerd antilichaam Bepalen optimale antilichaamtiter en antigenretrieval Testen met optimale verdunning (ev. Verdunningsreeks)  Bepalen optimale titer Testen van verschillende antigenretrieval technieken  Bepalen optimale antigenretrieval Testen van reeks van positief/negatief weefsel tot adequate specificiteit en sensitiviteit is bekomen Ready-to-use antilichaam Zie stap 3 & 4 vorige Kleuringen in duplo uitvoeren op beide toestellen  Vergelijken Dagelijkse controle Intern positief controleweefsel

Resultaat: Kleuringen validatie Melan-A (20x) Ki-67 (10x) HP (40x)

Anti-P16 Link Roche pRB bindt aan transcriptiefactor E2F  geen transcriptie van genen die celcyclus en proliferatie stimuleren Normale celcyclus: E2F komt vrij van pRB  stimulatie celcyclus, mitose en activatie van p16 gen (wat leidt tot p16 productie) P16-eiwit vergemakkelijkt de herbinding van pRB met E2F  stop van celcyclus HPV infecteerd basale cellen van het epithelium meeste van de HPV-infecties zijn transient en gaan voorbij in 6-12 maanden  ze kunnen leiden tot verhoogde celproliferatie maar verstoren de balans tussen pRB en E2F niet of verstoren niet de controle van P16-expressie Sommige persisteren en produceren virale E6 en E7 oncoproteïnen  zorgen voor oncogenen transformaties door de celregulatiemechanisme te verstoren E7 zal de werking van pRB schaden door de binding met E2F tegen te gaan  ongereguleerde celproliferatie, genetische instabiliteit en p16 overexpressie (DETECTEERBAAR met IHC)