Brief aan de Galaten -53- Gods genade aan het werk
Uitwerking van de genade van God: Want indien iemand meent iets te zijn.. Galaten 6:3 menen = lett: schijnen ook in Galaten 2:2,6,6,9; daar vertaald met ‘van/in aanzien zijn’
uitwerking van de genade van God Want indien iemand meent iets te zijn, terwijl hij niets is, misleidt hij zichzelf Galaten 6:3 aanmatigend gedrag (Galaten 5:26, Korinte) sterk en zwak – Romeinen 15:1; Galaten 6:1,2,4
terwijl hij niets is, misleidt hij zichzelf Galaten 6:3 misleiden: gezind-zijn/denkzin misleiden/bedriegen verleiden: 1 Corinthiers 3:18; Romeinen 7:11; 16:18; 2 Thess.2:3 Eva door de slang misleid 2 Corinthiers 11:3; 1 Timotheüs 2:14
misleidt hij zichzelf…... verleiding: * rijkdom – Mattheus 13:22; Marcus 4:19
misleidt hij zichzelf…... verleiding: * filosofie en lege verleiding – Kolossenzen 2:8
misleidt hij zichzelf…... verleiding: * ongerechtigheid – 2 Thessalonicenzen 2:10
Laat ieder echter zijn eigen werk toetsen…... Galaten 6:4 werk = werk van het geloof inspanning = van de liefde volharding= van de verwachting eigen dienstwerk – elk lid van het lichaam van Christus (Efeziers 2:10)
de rijkdom van Zijn genade – Efeziers 1:7
…dan zal hij alleen voor zichzelf roem hebben en niet voor anderen… Galaten 6:4 ieder heeft een eigen werk en doet dat in afhankelijkheid van de Heer – loon bij de bema
Dan zal hij alleen voor zichzelf roem hebben en niet voor een ander…... Galaten 6:4 roemen: jullie roem deugt niet, Corinthiërs. Roemen in de Heer! 1 Cor. 1:31,31,3:21;4:7 Jakobus 4:16
Ieder zal zijn eigen lading dragen Galaten 6:5 Ieder doet het eigen werk en heeft daarvoor zelf rekenschap af te leggen; Paulus verkondigde, anderen hielpen, allerlei dienstwerk in plaatselijke gemeente
Hij echter, die onderricht ontvangt in het woord, laat hem, die onderricht geeft, delen in al het goede … Galaten 6:6 Wie het evangelie spreekt… 1 Corinthiers 9:14 Leviticus 19:13; Deut. 24:14; 25:4
Hij echter, die onderricht ontvangt in het woord, laat hem, die onderricht geeft, delen in al het goede … Galaten 6:6 de oudsten, die… 1 Timotheüs 5:17,18