Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Hoofdstuk 5: Arbeidsmarkt in de EU
Advertisements

Hoofdstuk 10 Handel en Marketing
SIER-spel Doelen: Leren hoe in een markteconomie de verbanden kunnen liggen tussen een aantal kern-concepten uit de algemene economie; Leren dat het moeilijk.
Hoofdstuk 2: Geld en ruil
3.3 Nigeria in de wereldeconomie
Hoofdstuk 1: Internationale handel
Protectionisme versus Internationale samenwerking
Overheid beleid.
Chapter Five 1 A PowerPoint  Tutorial to Accompany macroeconomics, 5th ed. N. Gregory Mankiw Mannig J. Simidian ® CHAPTER FIVE The Open Economy.
De betalingsbalans Wat is er van af te lezen?.
Europese samenwerking
Internationale handel
1 havo/vwo H3 ontwikkeling §2
Hoofdstuk 3: Beleid van de EU
7.3 Kunnen we vrij handelen?
Globalisering H2.
Globalisering H2.
Internationale handel. Wisselkoersen Internationale handel Wisselkoersen Meer handel.
Hoofdstuk 2: Wisselkoersen
Hfst 5: De open economie met overheid
2.1 - Kloof wordt breder Regionale ongelijkheid op wereldschaal:
Economische kringloop
3 havo 2 globalisering §2.
Begrippen kennen Collectieve sector = publieke sector
Hoofdstuk 2 Arm en rijk in Nederland en Europa.
§1.4 Waar kies je voor? In deze PowerPoint-presentatie leer je over:
8.1 Waarom handel met het buitenland?
Hoofdstuk 3 Arm en rijk in de VS en Nigeria.
8.3 Hoe is de welvaart verdeeld?
Belasting die je moet betalen als je een product invoert.
Antwoorden mobieltje- uit lagelonenlanden dus goedkoper.
Antwoorden herhalingsopgaven
H1. Export in Europees en mondiaal perspectief
8.2 Hebben we baat bij de EU? In deze PowerPoint-presentatie leer je over: Europese interne markt Harmonisatie Monetaire Unie © Noordhoff Uitgevers 2012.
3/4 vmbo 1 Arm en Rijk §
Aantekeningen hfst 6.
J. de Lange ECONOMIE HOE KUN JE DAT NOU MAKEN?. Marktaandeel Ex-BTW en In-BTW Arbeidsproductiviteit Belangrijk PROGRAMMA:
De economische kringloop
H o o f d s t u k 3 H e t W e l v a a r t s p e i l § 3.1 Werken en waar? Drie bestaansmiddelen of economische sectoren Primaire, secundaire en tertiaire.
Veronderstel dat de eigen munt deprecieert / daalt ten opzichte van een belangrijke vreemde munt (bv. USD) Prijs van de geëxporteerde goederen daalt Prijs.
De Euro In de Eurozone. De EU bestaat momenteel april 2015 uit 28 landen.
Hoofdstuk 6 Productie.
D E INVLOED VAN DE INTERNATIONALE HANDEL OP HET BBP.
Economie.
Blok 3 Nooit meer oorlog Deelvraag:
NEDERLAND HANDELSLAND
Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen
Waaraan herken je een ontwikkelingsland?
Binnen de EU  vrijhandel
H4 Wisselkoers en betalingsbalans
Welkom havo 4..
Ingrijpen in de prijs minimum- en maximumprijzen
International Economics
Hoofdstuk 7.2 Les 1.
Welkom Havo 5..
Economische groei Hfst 20 Hfst 26.
Binnen de EU  vrijhandel
Hfst 5 Sparen of lenen? Concept: Ruilen over de tijd
Buitenland - economie leerjaar 3
Export &import Economie: Buitenland.
Economische kringloop
Waaraan herken je een ontwikkelingsland?
Centrale bank (ecb / dnb)
Overheidsinterventie
Nederland en de rest van de wereld
inclusief WW PROTECTIONISME Invoerrechten Strenge regels Invoerverbod Contingentering (aantal afspreken)
Nederland en de rest van de wereld
Nederland en de rest van de wereld
Niet alleen op de wereld
Nederland en de rest van de wereld
Transcript van de presentatie:

Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen

Import/export Import  kost geld Export  levert geld op Overzicht import/exportwaarde goederen  handelsbalans (saldo op handelsbalans) Ontvangsten/betalingen aan het buitenland van goederen én diensten  betalingsbalans in evenwicht

Import/export Import/exportwaarde= hoeveelheid x prijs Importquote= waarde import/nationaal inkomen x100% Exportquote = waarde export/nationaal inkomen x100% Hoe hoger het % hoe opener de economie

Betalingsbalans Tekort: import groter dan export Overschot: import kleiner dan export Gevolg tekort  buitenlands geld kopen  NL biedt eigen munt aan  aanbod stijgt  koers daalt Gevolg overschot  buitenland koopt Nederlandse munten  vraag stijgt  koerst stijgt.

Invloed koers 1 euro=1$ Voor een Amerikaans product van $20 betaal je 20 euro Een Amerikaan betaalt voor van product van 10 euro dan $10  1 euro = 2$  Voor een Amerikaans product van $20 betaal je 10 euro  import stijgt.  Een Amerikaan betaalt voor een product van 10 euro $20  export daalt ! Als de koers stijgt, wordt de export duurder en import goedkoper. Gevolg: export daalt, import stijgt ! Als de koers daalt, wordt de export goedkoper en import duurder. Gevolg: export stijgt, import daalt

Invloed koers 1 euro=1$ Voor een Amerikaans product van $20 betaal je 20 euro Een Amerikaan betaalt voor van product van 10 euro dan $10  1 euro = 0,75$  Voor een Amerikaans product van $20 betaal je 27 euro  import daalt.  Een Amerikaan betaalt voor een product van 10 euro 7,50  export stijgt. ! Als de koers stijgt, wordt de export duurder en import goedkoper. Gevolg: export daalt, import stijgt ! Als de koers daalt, wordt de export goedkoper en import duurder. Gevolg: export stijgt, import daalt

De Europese Unie Vrij verkeer van goederen Vrij verkeer van diensten Vrij verkeer van personen Vrij verkeer van kapitaal

Protectiemaatregelen Maatregelen om eigen productie en werkgelegenheid te beschermen. Waartegen beschermen? Concurrentie uit het buitenland

Protectiemaatregelen Belastingen die betaald moeten worden als een product wordt ingevoerd Invoerrechten Contingentering Er mag een beperkte hoeveelheid worden ingevoerd. Exportsubsidies Overheid geeft geld aan bedrijven, zodat zij hun producten voor een lagere prijs kunnen exporteren.

Protectiemaatregelen Zijn er protectiemaatregelen binnen de EU- landen? Waarom wel/niet? Nadelen protectiemaatregelen: ► Buitenlands product wordt duurder ► Product niet voldoende beschikbaar

Internationale arbeidsverdeling Vrijhandel Geen belemmeringen in de handel tussen landen Landen specialiseren zich in producten waarin zij het best zijn of die ze het goedkoopst kunnen maken. Welvaart

Europese Monetaire Unie (EMU) Eisen: -Lage inflatie -Klein begrotingstekort -Niet te hoge staatsschuld Voordeel euro  handel wordt goedkoper(niet meer wisselen) dus de handel neemt toe

Lid vd EU Een land betaalt contributie om lid te zijn De armere landen ontvangen subsidie Nederland is nettobetaler= betaalt meer contributie dan dat zij subsidie ontvangt

Welvaart Vergelijking welvaart door: 1-inkomen per hoofd 2- gezondheidszorg 3- levensverwachting 4- infrastructuur Nadeel inkomen per hoofd zegt niets over verdeling arm en rijk+ je koopkracht (hoogte prijzen)

Monocultuur Export afhankelijk van 1 of enkele producten Nadelen: 1- bij mislukte oogst geen inkomen 2- veel concurrentie dus vaak lage prijzen 3- geen noodzakelijk product Oplossingen 1- meerdere producten 2- samenwerken en dan prijsafspraken maken zoals de olielanden

Ruilvoet Ruilvoet =prijs export:prijs import Ruilvoet verslechtering  prijs import stijgt sneller dan prijs export. Importprijs stijgt met 5%, exportprijs stijgt met 3% Ruilvoetverbetering  prijs import stijgt minder snel dan prijs export Importprijs stijgt met 2%,exportprijs stijgt met 3%

Buffervoorraad Doel: stabiele prijs  prijzen min of meer gelijk houden Hoe doe je dat? 1- prijs te hoog : aanbod vergroten (uit de voorraad). Gevolg prijs daalt 2- prijs te laag : aanbod verkleinen(in de voorraad).Gevolg prijs stijgt