Week 2 CAT vragen oefenen Dr. U.M.H. Klumpers (cursuscoördinator, psychiater ) Psychisch Functioneren 2016
Een 26-jarige vrouw komt op het spreekuur van de huisarts. Ze krijgt al een tijd weinig voor elkaar en vraagt zich af wat er met haar aan de hand is. Twee jaar geleden raakte ze haar baan kwijt. Ze slaapt veel, minstens twee uur meer dan normaal voor haar is. Ze kan zich moeilijk concentreren, bijvoorbeeld om een sollicitatiebrief te schrijven. Er zijn dagen dat het wel beter gaat, ook de vakantie ging best goed, maar meestal voelt ze zich down. Ze geeft aan dat ze deze klachten eigenlijk zeker al drie jaar heeft. Bij patiënte lijkt sprake van een stemmingsstoornis. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Depressieve episode b. Dysthyme stoornis c. Aanpassingsstoornis met depressieve stemming
Een 26-jarige vrouw komt op het spreekuur van de huisarts. Ze krijgt al een tijd weinig voor elkaar en vraagt zich af wat er met haar aan de hand is. Twee jaar geleden raakte ze haar baan kwijt. Ze slaapt veel, minstens twee uur meer dan normaal voor haar is. Ze kan zich moeilijk concentreren, bijvoorbeeld om een sollicitatiebrief te schrijven. Er zijn dagen dat het wel beter gaat, ook de vakantie ging best goed, maar meestal voelt ze zich down. Ze geeft aan dat ze deze klachten eigenlijk zeker al drie jaar heeft. Bij patiënte lijkt sprake van een stemmingsstoornis. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Depressieve episode b. Dysthyme stoornis c. Aanpassingsstoornis met depressieve stemming
Een depressie bij een kind kan er anders uitzien dan bij een volwassene. Welk symptoom in een depressieve episode is anders bij een kind in vergelijking met een volwassene? a.Veel slapen in plaats van weinig slapen. b.Veel eten in plaats van weinig eten. c.Prikkelbaarheid in plaats van sombere stemming. d.Veel energie in plaats van vermoeidheid
Een depressie bij een kind kan er anders uitzien dan bij een volwassene. Welk symptoom in een depressieve episode is anders bij een kind in vergelijking met een volwassene? a.Veel slapen in plaats van weinig slapen. b.Veel eten in plaats van weinig eten. c.Prikkelbaarheid in plaats van sombere stemming. d.Veel energie in plaats van vermoeidheid
De bipolaire II stoornis wordt het best gekarakteriseerd door het optreden van: a. depressieve episoden b. manische episoden c. hypomane episoden d. zowel a als b e. zowel a als c
De bipolaire II stoornis wordt het best gekarakteriseerd door het optreden van: a. depressieve episoden b. manische episoden c. hypomane episoden d. zowel a als b e. zowel a als c
Lithium wordt voorgeschreven als stemmingsstabilisator bij een bipolaire stoornis. Bij een normale spiegel is het volgende symptoom een frequent voorkomende blijvende bijwerking: a. acne b. oligurie c. verminderde eetlust d. leukopenie
Lithium wordt voorgeschreven als stemmingsstabilisator bij een bipolaire stoornis. Bij een normale spiegel is het volgende symptoom een frequent voorkomende blijvende bijwerking: a. acne b. oligurie c. verminderde eetlust d. leukopenie
Tijdens een anamnesegesprek merk je dat de patiënte de regie overneemt, zich familiair opstelt en jou ook vragen gaat stellen. Bij binnenkomst merkte ze al op dat ze je kamer er leuk uit vindt zien. Bij welke persoonlijkheidsstoornis past dit gedrag het beste? a. Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis b. Obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis c. Paranoïde persoonlijkheidsstoornis d. Narcistische persoonlijkheidsstoornis
Tijdens een anamnesegesprek merk je dat de patiënte de regie overneemt, zich familiair opstelt en jou ook vragen gaat stellen. Bij binnenkomst merkte ze al op dat ze je kamer er leuk uit vindt zien. Bij welke persoonlijkheidsstoornis past dit gedrag het beste? a. Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis b. Obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis c. Paranoïde persoonlijkheidsstoornis d. Narcistische persoonlijkheidsstoornis
Wat is het doel van therapie die gericht is op het bevorderen van mentaliseren? a. Impulsen beter kunnen reguleren. b. Minder last ervaren van depressieve klachten. c. Meer zicht krijgen op de gedachtewereld van zichzelf en de ander. d. Cognitieve schema’s bij zichzelf leren herkennen.
Wat is het doel van therapie die gericht is op het bevorderen van mentaliseren? a. Impulsen beter kunnen reguleren. b. Minder last ervaren van depressieve klachten. c. Meer zicht krijgen op de gedachtewereld van zichzelf en de ander. d. Cognitieve schema’s bij zichzelf leren herkennen.
Hoewel bij de behandeling van depressieve patiënten met een SSRI doorgaans weinig anticholinerge bijwerkingen optreden, kunnen er wel ongewenste effecten optreden die samenhangen met een verhoogde serotonerge neurotransmissie, te weten: a. hypertensie, gewichtstoename en mictiestoornissen b. constipatie, droge mond en impotentie c. diarree, misselijkheid en slapeloosheid d. sedatie, wazig zien en tachycardie
Hoewel bij de behandeling van depressieve patiënten met een SSRI doorgaans weinig anticholinerge bijwerkingen optreden, kunnen er wel ongewenste effecten optreden die samenhangen met een verhoogde serotonerge neurotransmissie, te weten: a. hypertensie, gewichtstoename en mictiestoornissen b. constipatie, droge mond en impotentie c. diarree, misselijkheid en slapeloosheid d. sedatie, wazig zien en tachycardie
Dhr. P, 57 jaar, wordt binnengebracht op de Spoedeisende Hulp in verband met een acuut myocardinfarct, gepaard gaande met intracardiale geleidingsstoornissen. Hij gebruikt in verband met depressieve klachten nortriptyline. Stelling: De nortriptyline kan onveranderd gecontinueerd worden. a. Juist b. Onjuist
Dhr. P, 57 jaar, wordt binnengebracht op de Spoedeisende Hulp in verband met een acuut myocardinfarct, gepaard gaande met intracardiale geleidingsstoornissen. Hij gebruikt in verband met depressieve klachten nortriptyline. Stelling: De nortriptyline kan onveranderd gecontinueerd worden. a. Juist b. Onjuist