DE PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN RON ALMA 2014
De persoonlijkheid Temperament Karaktertrekken Persoonlijkheid Persoon 1 2 3 4
Denken Voelen Doen en impulscontrole Aangenaam Alleen Samen Onaangenaam
Een persoonlijkheidsstoornis volgens de DSM-IV De betrokkene is 18 jaar of ouder Het patroon van denken voelen doen bestaat over langere tijd Dit patroon wijkt af van de cultuur in de leefomgeving Dit patroon leidt tot: Leed Sociale disfunctie Psychische disfunctie
DSM-5 (APA, 2013) Algemene criteria A Duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen afwijkend van de culturele omgeving van betrokkene, op twee of meer van de volgende terreinen: 1 Cognities 2 Affectiviteit 3 Interpersoonlijk functioneren 4 Impulsbeheersing B Het duurzame patroon is inflexibel C Veroorzaakt lijdensdruk en sociale en beroepsmatige beperkingen D Bestaat op zijn laatst vanaf de adolescentie E Is geen uiting of gevolg van een andere psychische stoornis F Is niet het gevolg van drugs, medicatie, of een somatische aandoening
De persoonlijkheidsstoornissen Cluster A 1. Paranoïde persoonlijkheidsstoornis 2. Schizoïde persoonlijkheidsstoornis 3. Schizotypische persoonlijkheidsstoornis Cluster B 4. Antisociale persoonlijkheidsstoornis 5. Borderline persoonlijkheidsstoornis 6. Histrionische persoonlijkheidsstoornis 7. Narcistische persoonlijkheidsstoornis Cluster C 8. Vermijdende persoonlijkheidsstoornis 9. Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis 10. Dwangmatige persoonlijkheidsstoornis 11. Persoonlijkheidsstoornis/verandering (on)gespecificeerd
De Paranoïde persoonlijkheidsstoornis 4/7 Onderhoudt een ongegrond vermoeden van uitbuiting, schade en bedrog Is gepreoccupeerd met ongegronde twijfel aan trouw of betrouwbaarheid Neemt anderen met tegenzin in vertrouwen Zoekt overal wat achter Is halsstarrig rancuneus Voelt zich onredelijk snel bekritiseerd Is achterdochtig betreffende de trouw van de partner
De Schizoïde persoonlijkheidsstoornis 4/7 Heeft geen behoefte aan hechte relaties Doet vrijwel alles alleen Heeft geen seksuele belangstelling Beleeft geen genoegen aan activiteiten Heeft geen intimi Lijkt onverschillig voor lof of kritiek Komt kil, afstandelijk, afgevlakt over
De schizotypische persoonlijkheidsstoornis 5/9 Vertoont betrekkingsideeën Vertoont eigenaardige/ magische ideeën Vertoont ongewone waarnemingen Denkt en spreekt merkwaardig Is achterdochtig of paranoïde Vertoont inadequate of ingeperkte gevoelens Is zonderling, excentriek in gedrag of uiterlijk Heeft geen intieme vrienden of vertrouwelingen Vertoont buitensporige sociale angst
De Antisociale persoonlijkheidsstoornis 15 jaar, 3/7 Houdt zich niet aan de wet Is oneerlijk Is impulsief Is prikkelbaar en agressief Is roekeloos Gedraagt zich onverantwoordelijk Kent geen spijt
De Borderline persoonlijkheidsstoornis 5/9 Voorkomt krampachtig verlaten te worden Vertoont instabiele, intense relaties Weet niet goed wie hij/zij is Is impulsief Vertoont herhaaldelijk suïcidaal gedrag Is affectlabiel Vertoont chronisch gevoel van leegte Vertoont woede-aanvallen Reageert met paranoïdie of dissociatie
De Histrionische persoonlijkheidsstoornis 5/8 Moet in het centrum staan Gedraagt zich verleidelijk en uitdagend Uit wisselende, oppervlakkige gevoelens Altijd bezig met uiterlijk Spreekt uitermate impressionistisch Vertoont overdreven gevoelsuitingen Is makkelijk beïnvloedbaar Doet of iedereen intimus is
De narcistische persoonlijkheidsstoornis 5/9 Overschat eigen belangrijkheid Steeds bezig met succesfantasieën Gelooft zeer speciaal en uniek te zijn Verlangt buitensporige bewondering Meent bijzondere rechten te hebben Buit anderen uit voor eigen doeleinden Kan zich niet inleven in een ander Is vaak afgunstig Is arrogant of hooghartig A- the oblivious narcisist: de verborgen B- the (hyper) vigilant narcisist: de klassieke ‘overte’
De Vermijdende persoonlijkheidsstoornis 4/7 Vermijdt intermenselijke contacten Wil niet bij mensen betrokken raken Is gereserveerd in intieme relaties Is bang bekritiseerd of afgewezen te worden Geremd in nieuwe intermenselijke situaties Ziet zich als onbeholpen en onaantrekkelijk Wil geen persoonlijke risico’s nemen
De afhankelijke persoonlijkheidsstoornis 5/8 Neemt geen alledaagse beslissingen Neemt geen verantwoordelijkheid Uit de eigen mening niet Begint niet ergens alleen aan Moet verzorgd of gesteund worden Kan niet alleen zijn Vervangt snel een verbroken intieme relatie Is bang aan zichzelf te worden overgelaten
De Dwangmatige persoonlijkheidsstoornis 4/8 Altijd bezig met schema’s, lijsten, regels Is perfectionistisch Werkt en produceert overmatig Is scrupuleus, moreel star Kan niets wegdoen Kan niet delegeren of samenwerken Is zuinig, gierig Is star en koppig
Beperkingen van het DSM-systeem Excessieve onderlinge co-morbiditeit: overlap Klinische heterogeniteit: niet specifiek genoeg Arbitraire diagnostische drempels: onvoldoende validiteit Ontoereikende dekking: PSNAO was de meest gestelde diagnose
Het Big-Five-model De Dimensionele beoordeling spontaan gesloten Extraversie lawaaierig versus gereserveerd spraakzaam individualistisch hartelijk bazig Vriendelijkheid mild versus dominant tolerant veeleisend ijverig ongedisciplineerd Zorgvuldigheid voorzichtig versus gemakzuchtig plichtsgetrouw chaotisch zeker teder Emotionele stabiliteit beheerst versus lichtgeraakt gevoelloos paniekerig origineel behoudend Intellect onafhankelijk versus volgzaam rebels onkritisch De eerstgenoemde drie van de Big-Five-dimensies zijn identiek over culturen, en zijn dus universeel te noemen. 18
DSM 5 ontwikkelingen Veranderlijkheid van de persoonlijkheid: Verdeling in persoonlijkheidstypen ‘states’ en persoonlijkheidstrekken ‘traits’ DSM 5 alternatief is een hybride model: én categoraal én dimensioneel
DSM 5 alternatief: stoornis als: A matige of ernstigere beperking in persoonlijkheidsfunctioneren (zelf/interpersoonlijk) B Een of meer pathologische persoonlijkheidstrekken C inflexibel aanwezig D vanaf tenminste de adolescentie aanwezig E niet verklaard door andere psychische stoornis F noch door middelengebruik of somatische aandoening G niet conform de ontwikkelingsfase of sociaal-culturele achtergrond van betrokkene
INTERPERSOONLIJK: 1 EMPATHIE 2 INTIMITEIT Elementen van persoonlijkheidsfunctioneren en kern van de persoonlijkheidspathologie (A) Vaststellen mate van beperkingen: 5 niveaus Minimaal vereist: gezond, gering, matig, ernstig, extreem ZELF: 1 IDENTITEIT 2 ZELFSTURING INTERPERSOONLIJK: 1 EMPATHIE 2 INTIMITEIT
Specifieke persoonlijkheidsstoornissen (B) ‘states’ 1 De antisociale persoonlijkheidsstoornis 2 De vermijdende persoonlijkheidsstoornis 3 De borderline persoonlijkheidsstoornis 4 De narcistische persoonlijkheidsstoornis 5 De dwangmatige persoonlijkheidsstoornis 6 De schizotypische persoonlijkheidsstoornis
Trekgespecificeerde ‘traits’ persoonlijkheidsstoornis (TGPS) (B) Minstens twee van de vier (A)-criteria vereist en een of meer van de volgende vijf domeinen van pathologische persoonlijkheidstrekken 1 Negatieve affectiviteit (vs. Emotionele stabiliteit) 2 Afstandelijkheid (vs. Extraversie) 3 Antagonisme (vs. Vriendelijkheid) 4 Ongeremdheid (vs. Consciëntieusheid) 5 Psychotisme (vs. Luciditeit)
Slachtoffer Redder Aanvaller De ‘Reddersdriehoek’ Slachtoffer Redder Aanvaller
Denken Voelen Doen met de ander: 51/49 danwel 49/51
SPLITTING INTERN EXTERN
Algemene vuistregel: (laten) ventileren confronteren valideren maar dit is de werkelijkheid zo denkt voelt doet u
STOP DENK DOE methode Therapie Zelfregulatie : Een zelf regulerend proces het vermogen een dominante respons af te remmen en in plaats daarvan een subdominante respons uit te voeren STOP DENK DOE methode
STOP DENK DOE methode Aandachtscontrole verplaatsen, richten Zelfregulatie Gedragscontrole afremmen, onderbreken STOP DENK DOE methode
Modern hersenonderzoek Twee-onder-een-kap indeling met drie verdiepingen: Kelder: FFF Benedenverdieping: BBBB Zolder: ervaring en interactie Rechter gedeelte: trap door het gehele huis; holistisch, analoog Linker gedeelte: werkkamers, digitaal en logisch-verbaal Meer verkeer van beneden naar boven (amygdala-cortex) dan van boven naar beneden
Modern hersenonderzoek THERAPIE: Bottom-up én top-down benadering: Behandeling consequent baseren op lichamelijke sensaties en emoties Die het doen en denken onderbouwen en vice versa.
BEHANDELING Vier Wegen naar één doel: MBT Mentalization-Based Therapy TFP Transference-Focused Psychotherapy DGT Dialectische Gedrags-Therapie SGT Schema-Gerichte Therapie