De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Schooltaalwoorden Kader leerjaar 4.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Schooltaalwoorden Kader leerjaar 4."— Transcript van de presentatie:

1 Schooltaalwoorden Kader leerjaar 4

2 Alternatief Anders dan de gewone. In plaats van voor de tv hangen, is sporten een goed alternatief voor ontspanning.

3 Het symbool Het teken. Het deelteken bij rekenen staat symbool voor het moeten delen van een getal.

4 Van verschillende stukken een geheel maken.
samenstellen Van verschillende stukken een geheel maken. Het werkstuk dat ik heb gemaakt bij metaal, is samengesteld uit allerlei kleine onderdelen.

5 Ontwerpen Iets bedenken.
De docenten zijn op dit moment het leerplein aan het ontwerpen. Ze bedenken hoe dit eruit moet zien en hoe er gewerkt moet worden.

6 Selecteren Uitkiezen. De mooiste dame wordt geselecteerd uit een groep tijdens ‘Hollands Next Top Model’.

7 Iets waaraan je iemand of iets kunt herkennen.
Het kenmerk Iets waaraan je iemand of iets kunt herkennen. Een kenmerk van mijn oom is zijn kinderlijke gedrag, daaraan kun je hem herkennen. Mijn tante heeft een ander kenmerk, haar herken je aan haar grote neus.

8 Omstreeks Ongeveer op dat moment.
De overval werd omstreeks uur gepleegd. Ik was toen net de winkel uit.

9 Het motief De reden. Het motief van de winkeldief om iets te stelen, was dat hij geen geld had om iets te kopen.

10 Oorspronkelijk kom ik uit België, maar nu woon ik in Nederland.
In het begin. Oorspronkelijk kom ik uit België, maar nu woon ik in Nederland.

11 Een rol spelen Belangrijk zijn.
Een directeur is een belangrijk persoon binnen een bedrijf; hij speelt een grote rol.

12 aan haar herstel; ze was snel weer beter.
Ten goede komen aan Goed zijn voor. Wanneer je goed leert voor dit proefwerk, komt dit ten goede aan je cijfer. Toen mijn oma ziek was, heb ik goed voor haar gezorgd. Dit kwam ten goede aan haar herstel; ze was snel weer beter.

13 De voorkeur Wat je het liefste doet.
In het weekend gaat mijn voorkeur er naar uit om lekker niets te doen; dat doe ik het liefste. Mijn voorkeur gaat uit naar vrouwen met een donkere haarkleur; dat vind ik het mooist.

14 Aanmoedigen om iets te doen.
Stimuleren Aanmoedigen om iets te doen. Mijn ouders stimuleren mij om goed mijn best te doen op school, zodat ik mijn examen zal halen.

15 Zorgen dat iets gebeurt zoals jij dat wilt.
Beïnvloeden Zorgen dat iets gebeurt zoals jij dat wilt. Hij beïnvloedde de eindstand van de voetbalwedstrijd door in de laatste minuut een goal te maken.

16 Een vallende ster is een mooi verschijnsel.
Het verschijnsel Iets wat gebeurt. Een vallende ster is een mooi verschijnsel.

17 Iets of iemand waar je rekening mee moet houden.
factor Iets of iemand waar je rekening mee moet houden. Het waterpas stellen van de bouwconstructie is een factor waarmee je rekening moet houden bij bouw.

18 De omvang Hoe groot of breed iets is.
De omvang van de container is 30m x 50m.

19 Iets terugdoen of terugzeggen.
reageren Iets terugdoen of terugzeggen. Wij reageren vaak op de juffrouw door te vertellen hoe wij over iets denken.

20 Heel waardevol omdat er maar één van is.
uniek Heel waardevol omdat er maar één van is. Van deze auto zijn er maar een paar gemaakt, daarom is deze auto heel uniek.

21 In het kader van Als onderdeel van.
In het kader van dit spel moet je de bal eerst tien keer overgespeeld hebben voordat je een punt kunt maken.

22 Profiteren van Voordeel hebben van.
Gisteren was ik in de stad en profiteerde ik van de korting op de gekochte broek.

23 Wijten aan De schuld geven aan.
De troep in de aula was te wijten aan de jongen die met eten aan het gooien was.

24 Iets waar niet over gesproken wordt.
taboe Iets waar niet over gesproken wordt. Er wordt niet graag gesproken over het hebben van een geslachtsziekte; dat is nog steeds een taboe.

25 Citaat Letterlijk overgenomen stukje tekst wat iemand zegt.
In de krant staat een citaat van wat de directeur letterlijk zei tijdens de vergadering. Wat jij zojuist zei, is een citaat uit het boek.

26 citeren Letterlijk herhalen wat iemand gezegd heeft.
In mijn aantekeningen citeer ik wat de juf zegt over de lesstof. Ik schrijf letterlijk op wat ze zegt.

27 Hij heeft de factuur van de verbouwing in de brievenbus gekregen.
Rekening. Hij heeft de factuur van de verbouwing in de brievenbus gekregen.

28 Als jij kunt aantonen dat deze bal van jou is, mag je hem houden.
Laten zien. Als jij kunt aantonen dat deze bal van jou is, mag je hem houden.

29 Zoekend lezen Lezen om informatie op te zoeken.
Wanneer ik iemands telefoonnummer op moet zoeken in het telefoonboek, ben ik zoekend aan het lezen.

30 Lezen om de tekst helemaal te begrijpen.
Grondig lezen Lezen om de tekst helemaal te begrijpen. Het nieuwsbericht heb ik grondig gelezen, omdat ik graag wilde begrijpen wat er was gebeurd.

31 Lezen om het belangrijkste snel uit de tekst te halen.
Globaal lezen Lezen om het belangrijkste snel uit de tekst te halen. We deden tijdens de les een wedstrijdje wie het snelst het antwoord wist op de vraag. Ik heb de tekst daarom globaal gelezen.

32 Lezen om de tekst helemaal te begrijpen en alles te onthouden.
Studerend lezen Lezen om de tekst helemaal te begrijpen en alles te onthouden. Studerend lezen pas ik toe wanneer ik ga leren voor een proefwerk, zodat ik alles begrijp en onthoud.

33 Lezen om na te gaan of de informatie klopt en volledig is.
Kritisch lezen Lezen om na te gaan of de informatie klopt en volledig is. Ik heb de tekst van mijn klasgenoot kritisch gelezen, omdat ik moest vertellen wat er goed en minder goed was geschreven.

34 bewering Mening. Ik was het niet eens met de bewering van de scheidsrechter; hij vond dat er hands was gemaakt.

35 Datgene wat je wilt bereiken.
Doel Datgene wat je wilt bereiken. Mijn doel is om later te gaan werken in de bouw. Wat wil jij bereiken in je leven?

36 Conventies Afspraken, regels.
Bij het schrijven van een tekst moet je rekening houden met veel conventies; zo moet je weten waar je witregels moet plaatsen.

37 Met dank aan: alle leerlingen uit klas K4b!
Heel veel succes met het leren voor het proefwerk Taalschat/Schooltaalwoorden!


Download ppt "Schooltaalwoorden Kader leerjaar 4."

Verwante presentaties


Ads door Google