De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Soortenkennis O41A deel 2 van 3

Verwante presentaties


Presentatie over: "Soortenkennis O41A deel 2 van 3"— Transcript van de presentatie:

1 Soortenkennis O41A deel 2 van 3
Toegepaste biologie O41

2 Kenmerken grove den Soortgroep Landplanten Hoofd-biotoop
De grove den is een pionier soort die goed groeit op voedselarme gronden zoals droge zandgronden. Uiterlijke kenmerken De bladen van de grove den zijn naaldvormig en staan met twee tegelijk op korte takjes. De den heeft ook lange takjes met verspreid staande naalden. De lange takjes zorgen voor de lengtegroei. De grijsgroene naalden zijn gedraaid en kunnen tot 8 cm lang worden. De grove den kan m hoog worden en heeft een penwortel, waarmee ook uit grotere diepte water opgenomen kan worden. Bij de bosbouw wordt de grove den na 80 tot 120 jaar gekapt. De bomen kunnen echter veel ouder worden. In Zweden staat een zevenhonderdjarige boom. Jonge bomen hebben een kegelvormige kroon. Oudere bomen hebben een meer schermvormige kroon en een hoge stam. De onderste takken zijn afgestorven en zitten deels nog aan de stam vast. De jonge schors aan de top van de boom is glad en grijsgeel van kleur. Op oudere leeftijd wordt er een ruwe plaatvormige schors gevormd. De plaatjes van de schors zijn vrij klein. De jonge kegels zijn groen en kleuren later donkergrijsbruin. De kegels kunnen tot 7 cm lang worden en zitten twee aan twee of in groepjes aan kromme steeltjes. Extra foto’s

3 kale en behaarde bosmier

4 Kenmerken kale en behaarde bosmier
Soortgroep geleedpotigen Hoofd-biotoop dennen- en loofbossen Uiterlijke kenmerken De kale bosmier bouwt net als de behaarde bosmier een koepelnest aan de rand van dennen- en loofbossen. De koepelnesten hebben een eigen temperatuur die gelijk na het zonnen vroeg in het voorjaar van start gaat. De kop en de schaartjes van de werksters zijn rood tot roodbruin met zwarte vlekjes. Het achterlijf is zwartbruin met een roodachtige onder helft. De werksters zijn 4 tot 9 mm groot, de wijfjes 9 tot 11 mm en de mannetjes 9 tot 10 mm. De kale bosmier kan meer schaduw dan de behaarde rode bosmier verdragen. Een ander verschil tussen de behaarde- en de kale bosmier is het verschil in nestafsplitsing. De kale bosmier doet dit door middel van een aantal nesten met mierenpaadjes met elkaar te verbinden. De behaarde bosmier verbindt de nesten niet met mierenpaadjes. Extra foto’s

5 Ree

6 Kenmerken ree Soortgroep Hoofd-biotoop Bosrand zone
Uiterlijke kenmerken Kleinste hertensoort in Nederland Zomervacht: zandgeel tot roodbruin Wintervacht: grijsbruin tot zwart Zwarte neus, witte kin Mannetjes hebben een eenvoudig gewei Spiegel (witte vlek rond de anus-streek) Mannetjes boonvormig Vrouwtjes hartvormig

7 Groene specht

8 Kenmerken groene specht
Soortgroep Geleedpotige Hoofd-biotoop Tuinen, gebieden met bomen afgewisseld met open stukken Uiterlijke kenmerken Olijf groen boven (rug), licht grijs/groen onder (buik) Zwart in het gezicht. Rood boven op zijn kop en in de nek Beweegt zich vrij makkelijk voort over de grond Mannetjes hebben een rode wangvlek Mannetjes  rode streep onder het oog( zwart omzoomd) Vrouwtjes  zwarte streep onder het oog Luide lach, tong van circa 10 cm om insecten te vangen g

9 bosanemoon

10 Kenmerken bosanemoon Soortgroep Hoofd-biotoop
Bos, graslanden en slootkanten Uiterlijke kenmerken Bloeit van maart tot mei tweeslachtig 5-7 witte tot roze/paarse, bloemdekbladen Onder de bloem zitten 3 handvormig bladeren Grof bochtig getande bladrand Plant zich voort met wortelstokken maar vormt ook zaden die verspreid worden door mieren

11 Vlaamse gaai HOOFDFOTO

12 Kenmerken vlaamse gaai
Soortgroep Vogels Hoofd-biotoop Bossen Uiterlijke kenmerken Zwart witte met blauwe vleugels licht bruine kleur Een zwarte streep bij de snavel Witte stuit met zwarte staart Kleur blijf heel het jaar hetzelfde Extra foto’s

13 hulst

14 Kenmerken hulst Soortgroep planten Hoofd-biotoop Bossen
Uiterlijke kenmerken Bladeren zijn getand Mannelijke en vrouwelijke bloem op verschillende planten Bestuiving door insecten De hulst bloeit van april tot mei Rode bessen die giftig zijn Alleen van onderen stekels Extra foto’s

15 Vliegend hert

16 Kenmerken soortnaam Soortgroep Geleedpotigen Hoofd-biotoop Bossen
Uiterlijke kenmerken Enorme kaken voor gevechten met mannetjes Rood bruin met zwarte halsschild en zwarte kop De vrouwtjes hebben normale kaken Ze leven op vooral vochtig hout De larven zijn wit met een bruine kop en 3 paar poten van voren Extra foto’s

17 “vuilboom (Rhamnus frangula)”

18 Kenmerken vuilboom Soortgroep Hoofd-biotoop bossen
Uiterlijke kenmerken Lijkt op wegedoorn 5 meter hoog Schors zwart en bruine poriën en geen doorns Bladeren hetzelfde als wegedoorn maar gaafrandig Bloem alleenstaand of in oksel Rode besachtige steenvruchten Extra foto’s

19 “zanglijster (Turdus philomelos)”

20 Kenmerken zanglijster
Soortgroep Hoofd-biotoop bossen Uiterlijke kenmerken Lengte 23 cm spanwijdte 33 t/m 36 Rug effe donkerbruin Vaal witte uiteinde aan vleugels Witte onderkant met v gevormde bruine vlekken Extra foto’s

21 “heermoes (Equisetum arvense)”

22 Kenmerken heermoes Soortgroep Hoofd-biotoop akkers
Uiterlijke kenmerken 40 cm Sporen 6 ribben zijtakken in een krans Extra foto’s


Download ppt "Soortenkennis O41A deel 2 van 3"

Verwante presentaties


Ads door Google