De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Pensioenrendement vergeleken

Verwante presentaties


Presentatie over: "Pensioenrendement vergeleken"— Transcript van de presentatie:

1 Pensioenrendement vergeleken
Ontmoetingsdag Universiteit – Arbeidersbeweging ACV-HIVA Overijse, Vormingscentrum Ter Nood, 8 september 2009 Pensioenrendement vergeleken Prof. dr. Jozef Pacolet en Tom Strengs Hoger instituut voor de arbeid, Katholieke Universiteit Leuven

2 Inhoud Probleemstelling Internationale evidentie: België in de wereld Impact van de crisis Situatie in België

3 1. Probleemstelling Biedt aanvullende pensioenvorming via tweede en/of derde pijler een hoger rendement dan een optrekking van de bijdrage voor de eerste pijler? 3 argumenten van voorstanders van een uitbreiding van de tweede en derde pijler: Impact van de vergrijzing op rendement van de eerste pijler Historisch rendement eerste pijler laag (en dalend) versus hoog historisch rendement op de kapitaalmarkten Theoretisch argument: als kapitaalrendement hoger is dan de som van de loongroei en de bevolkingsgroei (tewerkstellingsgroei) dan is kapitalisatie efficiënter (Aaron, 1966)

4 1. Probleemstelling Onze invalshoek:
Rendementen op financiële markten in het verleden kunnen niet zomaar geëxtrapoleerd worden naar de toekomst: Periode van ‘Irrational exuberance’ – mogelijk onder invloed van ‘babyboom’-sparen Mogelijk negatieve impact van vergrijzing op toekomstige rendementen Probleem van impact van de vergrijzing op financiële markten is complex – valt buiten bestek van ons onderzoek Voorzichtige schatting van impact = -0,5%-punt (Holzmann, 2009) Hoewel sommigen waarschuwen voor mogelijke ‘meltdown’ (Siegel, 2005) Kern: hoe efficiënt zijn financiële markten?  financiële crisis Risico in private pensioenregelingen op kapitaalbasis is hoog Marktrendementen zijn géén toegekende rendementen! Verschil is ‘intermediatiemarge’ of ‘administratiekost’ Fiscale uitgaven verhogen rendement in private pensioenregelingen op artificiële wijze Is de facto een publiek repartitie-element in private pensioenregelingen Transitiekost van overschakeling repartitie naar kapitalisatie reduceert effectief rendement van toekomstige generaties aanzienlijk

5 1. Probleemstelling

6 2. Internationale evidentie: België in de wereld

7 2.1 Een blik op rendement eerste pijler
Bruto vervangingsratio (gemiddeld inkomen) Totaal verplicht (wettelijk + privaat) en vrijwillig Totaal verplicht Wettelijk verplicht privaat Vrijwillig DB DC België 58,7 42,0 16,6 Frankrijk 53,3 Duitsland 61,3 43,0 18,3 Italië 67,9 Nederland 88,3 30,2 58,1 Zweden 61,5 37,8 23,7 V.K. 70,0 30,8 38,4 39,2 V.S. 78,8 38,7 30,6 40,1

8 2.1 Een blik op rendement eerste pijler
Vervangings-ratio (bruto) (1) (2) (3) (4) Bijdragen (% brutoloon) 50% gemiddeld loon 100% 150% gemiddeld loon (2) / (1) (3) / (1) (4) / (1) België 16,4 58,1 42,0 32,5 3,54 2,56 1,98 Duitsland 19,5 43,0 42,6 2,21 2,18 Frankrijk 24,0 61,7 53,3 48,5 2,57 2,22 2,02 Italië 32,7 67,9 2,08 Nederland 31,1 93,4 88,3 86,6 3,00 2,84 2,78 V.S. 12,4 50,3 38,7 34,1 4,06 3,12 2,75 OESO 21,0 71,9 59,0 54,3 3,42 2,81 2,59

9 2.1 Een blik op rendement eerste pijler
Nederland: Bijdragen (% brutoloon) Brutovervangingsratio Veelvoud gemiddeld (1) (2) (3) (4) (5) (6) AOW 2e pijler Totaal loon (4)/(1) (5)/(2) (6)/(3) 0,5 17,9 7,48 25,38 60,5 32,9 93,4 3,38 4,40 3,68 1 13,2 31,10 30,2 58,1 88,3 1,69 2,84 1,5 15,11 33,01 20,2 66,5 86,6 1,13 2,62

10 2.1 Een blik op rendementen eerste pijler
Interne rendementen wettelijke pensioenstelsels in enkele OESO-landen: lage inkomens gemiddelde inkomens hoge inkomens België 3,26% 2,25% 1,43% Duitsland 1,77% 1,74% Frankrijk 3,47% 3,02% 2,73% Italië V.S. 3,21% 2,39% 1,99% AOW 2,46% 0,14% -1,32% Nederland 2e pijler 3,29% Totaal 1,90% 1,64%

11 2.2 Omvang van private pensioenstelsels
Publieke en private pensioenuitekeringen in enkele OESO-landen, 2006, in % van het BBP Publiek Privaat Privaat/Totaal Italië 12 0,3 2% Oostenrijk 12,1 0,2 Zwitserland 6,7 5,5 45% Duitsland 11,7 0,1 1% Verenigd Koninkrijk 7,5 3,1 29% Polen 10,4 0% Finland 1,1 9,2 89% België 8,1 1,3 14% Nederland 5,4 3,6 40% Denemarken 4,8 4,2 47% Zweden 7,7 13% Spanje 7,8 0,6 7% Australië 3,7 51% Noorwegen 4,4 1,4 24%

12 2.2 Omvang van private pensioenstelsels
Omvang private pensioenregelingen in termen van opgebouwde reserves in de OESO-landen, 2007, in % BBP

13 2.2 Omvang van private pensioenstelsels
Omvang van private pensioenfondsen in termen van opgebouwde reserves in de OESO-landen, 2007, in % BBP

14 2.2 Omvang van private pensioenstelsels
Evolutie van de pensioenfondsen in enkele EOSO-landen, , in % BBP

15 2.2 Omvang van private pensioenstelsels
Pensioenfondsen groeien aan volgens hun netto-inkomen, d.i. het verschil tussen premies en uitkeringen en netto-beleggingsopbrengst. Netto-inkomen van pensioenfondsen in enkele OESO-landen, , als % van de totale reserves

16 2.2 Omvang van private pensioenstelsels
Premies versus uitkeringen in Belgische pensioenfondsen, , in miljoenen EUR

17 2.2 Omvang van private pensioenstelsels
Beleggingscategorieën van pensioenfondsen, 2007 Merk op: Belgische pensioenfondsen beleggen 80% van hun activa in ICB’s (Instellingen voor Collectieve Belegging of ‘mutual funds’)

18 2.3 Rendement pensioenfondsen
Gemiddeld jaarlijks (totaal) rendement pensioenfondsen naar type portfolio (Bron: d’Addio et al., 2009) Opm.: Rendementen werden berekend op basis van de respectieve Datastream- indices voor aandelen en overheidsobligaties, de lengte van de reeks verschilt van land tot land beginnende tussen 1980 en 1989 en eindigend in 2006. Portfolio Obligaties Defensief Neutraal Dynamisch Aandelen 0% 25% 50% 75% 100% Canada 6,8 7,7 8,3 8,9 9,2 Frankrijk 4,7 6,3 7,6 8,8 9,7 Duitsland 6,2 8,0 9,6 11,0 12,1 Italië 6,6 6,5 5,5 4,4 Japan 4,6 5,1 5,3 5,0 Zweden 10,6 12,0 13,0 VK 5,9 7,2 9,3 10,0 VS 7,8 Gemiddeld 5,4 7,0 8,2

19 2.3 Rendement pensioenfondsen
Gemiddelde jaarlijkse reële (totale) rendementen van pensioenfondsen, sinds oprichting, in percentages (Bron: Tapia, 2008) volledige periode t.e.m. 31/12/1995 01/01/ /12/2000 01/01/ /12/2005 Data sinds… St. dev. Gemid-deld rende-ment St. dev. Canada 1990 3,2 6,1 3,1 6,0 1,5 9,1 1,7 3,3 VS (DB) 1988 9,6 7,1 9,0 8,9 7,0 10,3 13,9 VS (DC) 8,7 5,5 7,7 9,2 13,1 0,7 Nederland 1986 8,2 7,4 6,2 5,7 10,1 10,9 Zweden 9,7 8,4 3,9 5,8 14,6 10,4 1,0 VK 1982 12,5 12,4 11,0 9,5 16,5 1,9 Australië 1,4 9,9 4,3 11,9 4,9 Japan 3,4 2,9 2,4 4,8 Rekenkundig Gemiddelde 8,3 6,6 6,4 11,1 2,5

20 2.4 Risico in (private) pensioenregelingen
Pensioenregelingen worden geconfronteerd met verschillende soorten risico’s (Blake, 2006): Beleggingsrisico Renterisico ‘annuïtisering’ Langlevenrisico (‘longevity risk’) Markt voor annuïteiten ‘smal’ en duur Koopkrachtrisico Politiek risico Wettelijke pensioenregelingen MAAR ook private pensioenregelingen Fiscaliteit DB-regelingen: discretionair beslissen tot indexeren of welvaartsaanpassing (lijkt erg op politiek risico in eerste pijler) Faillissementsrisico (‘Employer solvency risk’) Sectoren en bedrijven komen gaan Pensioenopbouw en –uitkering gaat over een periode van ongeveer 60 jaar Overdraagbaarheidsrisico (‘Portability risk’)

21 2.4 Risico in (private) pensioenregelingen
Beleggingsrisico: Zie standaard deviaties in vorige sectie D’Addio, Seisdedos en Whitehouse (2009) simuleren de verdeling van toekomstige rendementen voor een vastebijdrageregeling: Zelfde risico geldt in vasteprestatieregelingen: in dat geval is niet de vervangingsratio de variabele, maar de bijdragevoet Percentielen 10 20 30 40 50 60 70 80 90 Marktopbrengsten rendement 5,5 6,1 6,6 7 7,3 7,7 8 8,5 9 vervangingsratio 54,8 63,7 72,3 80,2 86,9 96,7 104,9 120,4 138,6 Herschaald 3,2 3,8 4,3 4,7 5 5,4 5,7 6,2 6,7 32,2 36,8 41,2 45,2 48,6 53,5 57,6 65,3 74,2

22 2.5 De impact van administratiekosten
‘Reduction in Yield’ pensioenfondsen, OESO, 2007

23 2.5 De impact van administratiekosten
‘Reduction in yield’ voor pensioenstelsels met verplichte en vaste bijdragen, OESO, 2007 (Bron: Tapia en Yermo, 2008)

24 2.5 De impact van administratiekosten
‘Charge Ratio’ in landen met omvangrijke private pensioenregelingen met vaste bijdragen, IOPS, 2008

25 2.5 De impact van administratiekosten
‘Reduction in Yield’ in landen met omvangrijke private pensioenregelingen met vaste bijdragen, IOPS, 2007

26 2.6 Fiscale uitgaven in internationaal perspectief
Budgettaire kost voortvloeiend uit de bijdragen in tweedepijler-regelingen in 2000, in % van het BBP (Yoo en de Serres, 2004) Levenscyclus-benadering Helaas ontbreekt België in de analyse

27 3. Impact van de financiële crisis

28 3. Impact van de financiële crisis
Impact van de financiële crisis op de private pensioensector: Jongeren, actieven Personen die kort bij de pensionering zitten Gepensioneerden Sterk geraakt Personen in mature DC pensioensystemen die zullen moeten omgezet worden in annuïteiten DC voor diegenen die hun pensioen niet in annuïteiten was Matig geraakt Personen in mature DB systemen, public PAYG systemen met deficits Gepensioneerden met aanpasbare pensioenen Minder geraakt Meesten Personen in pas opgestarte DC Gepensioneerden met voor de crisis DC dat in annuïteiten was omgezet, DB en PAYG

29 3. Impact van de financiële crisis
Reële rendementen van pensioenfondsen in OESO-landen, van januari 2008 tot oktober 2008:

30 3. Impact van de financiële crisis
Impact op pensioenfondsen (cont.): Sinds de jaren ’80 reeds een verschuiving van ‘vaste uitkeringen’ naar ‘vaste bijdragen’ Toegenomen beleggingsrisico en van lang leven De financiële crisis raakt de pensioenstelsels op verschillende manieren Maar zij raakt de pensioenfondsen en de economie tweemaal Via pensioenvermogen en pensioeninkomen: druk op de consumptieve vraag Bij ‘vaste prestaties’ extra kost voor inrichters pensioenfonds Sommige pensioenfondsen waren nog aan het herstellen van de crisis van Toenemende twijfel over de performantie van de gekapitaliseerde pensioenen Marktopbrengsten in het verleden zijn overschat en hebben hun risico Reductie van risico reduceert ook opbrengst Kosten zijn relatief hoog en reduceren pensioenopbrengst aanzienlijk Het gevaar blijft van een ‘melt down’

31 3. Impact van de financiële crisis
Impact financiële crisis op pensioenfondsen (cont.): Nood aan regulering en controle (gelijkaardig aan rest financiële sector) Nood aan een garantiefonds van de overheid Risico op ‘misselling’ en fraude Illusie van verbeterde financiële geletterdheid ‘There is no free lunch’: omvangrijke spaarinspanningen en premies, afgeroomd door kosten Geen garantie op bijkomend spaarvolume

32 3. Impact van de financiële crisis
De voordelen van een wettelijk repartitiesysteem: Versterken van de eerste pijler: eerste pijler is niet enkel voor armoedebestrijding (‘Beveridge type’) maar ook om consumptiepatroon te effenen (‘consumption smoothing’) over de levenscyslus (‘Bismarck type’) Aanvullende pensioenen moeten aanvullend zijn: risico dat eerste pijler herleid wordt tot residuair systeem Een repartitiesysteem is beter geschikt om macro-economische risico’s (economische crisis, inflatie) te spreiden over verschillende generaties Èlk pensioenstelsel heeft nood aan een debat omtrent flexibiliteit in het licht van een veranderende economische en demografische omgeving: nood aan een debat omtrent verhoging van de arbeidsmarktparticipatie (zeker bij oudere werknemers). De eerste pijler is gemakkelijker te versterken in een situatie waar nood is aan stimuleren van consumptie en herstellen van vertrouwen (cfr. oprichting ‘Social Security’ in V.S. in jaren ’30)

33 4. Situatie in België

34 4.1 Het Belgische driepijlersysteem

35 4.1 Het Belgische driepijlersysteem
Omvang van de Belgische tweede pijler in termen van opgebouwde reserves (Bron: CBFA)

36 4.1 Het Belgische driepijlersysteem
Omvang van de Belgische derde pijler in termen van opgebouwde reserves (Bron: CBFA)

37 4.1 Het Belgische driepijlersysteem
Omvang van de totale Belgische private pensioensector in termen van opgebouwde reserves (Bron: CBFA)

38 4.2 Pensioenvermogen vs. totaal vermogen
Vermogen van de Belgische huishoudens, , als % van het BBP

39 4.3 Rendementen in de drie pijlers
Rendement in de Belgische eerste pijler (de Callataÿ en Wouters, 2005):

40 4.3 Rendementen in de drie pijlers
Rendementen in de Belgische tweede pijler Gegevens Belgische Vereniging voor Pensioeninstellingen (BVPI): 2007: 2008:

41 4.3 Rendementen in de drie pijlers
Rendementen in de Belgische tweede pijler Gegevens Assuralia (2008):

42 4.3 Rendementen in de drie pijlers
Rendementen in de Belgische derde pijler pensioenspaarfondsen: (Bron: F. Lierman op basis van Tijd Beursmedia, Netto)

43 4.4 Administratiekosten in België
Strategisch Rapport Pensioenen België 2005, administratiekosten tweede en derde pijler in % van de bijdragen 2001 2002 2003 2004 Tweede pijler Pensioenfondsen 1,65% 1,60% 2,26% 2,15% Groepsverzekering tak 21 8,29% 8,37% 7,57% 6,86% Groepsverzekering tak 23 2,33% 4,42% 4,27% 2,00% Derde pijler Levensverzekering tak 21,22,26 12,58% 9,01% 7,10% 6,25% Levensverzekering tak 23 3,65% 3,38% 3,54% 4,39%

44 4.4 Administratiekosten in België
Administratiekosten tweede en derde pijler in % van de bijdragen, op basis van gegevens CBFA: 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Tweede pijler Groepsverzekering tak 21,22 8,13% 7,38% 7,99% 8,05% 8,25% 8,03% Groepsverzekering tak 23 4,62% 4,64% 3,85% 4,52% 4,10% 2,91% Derde pijler Levensverzekering tak 21,22,26 7,43% 7,05% 6,67% 8,62% 8,37% 9,81% Levensverzekering tak 23 5,39% 4,40% 2,84% 5,06% 6,38% 8,78%

45 4.4 Administratiekosten in België
Gemiddelde boekhoudkundige administratiekosten in de tweede en derde pijler in termen van bijdragen en in termen van uitkeringen, : Opm.: gemiddelde pensioenfondsen over periode (Strategisch Rapport Pensioenen) In percentage bijdragen In percentage uitkeringen Tweede pijler Pensioenfondsen 1,92% 2,11% Groepsverzekering tak 21,22 8,13% 10,48% Groepsverzekering tak 23 4,94% 7,10% Derde pijler Levensverzekering tak 21,22,26 9,03% 25,32% Levensverzekering tak 23 4,31% 6,63%

46 4.4 Administratiekosten in België
Administratiekost in de Belgische eerste pijler: Dit cijfer kan rechtstreeks vergeleken worden met cijfer voor tweede en derde pijler Het cijfer voor de tweede en derde pijler laat ons echter niet toe uitspraken te doen over de finale impact van administratiekosten op de pensioenopbouw, daarvoor zijn gegevens nodig over de aard en de structuur van de kosten. Bovendien betreft het hier een ‘snapshot’ in een specifiek jaar – berekening over levenscysclus is echter belangrijk Merk op dat het hier om ‘boekhoudkundige’ administratiekosten gaat, de effectieve ‘intermediatiemarge’ kan echter groter zijn Totale administratiekosten voor de sector pensioenen (in EUR) Totale uitkeringen sector pensioenen (in EUR) Administratiekosten voor de sector pensioenen (in % van de uitkeringen) Kosten verbonden aan uitkering (in % uitkeringen) Kosten verbonden aan inning (in % uitkeringen) 0,99% 0,76% 0,23%

47 4.5 Fiscale uitgaven in België
Fiscale uitgaven in België: cijfers van de ‘inventaris van fiscale uitgaven 2006’, toegevoegd bij de rijksmiddelenbegroting 2007: In miljoenen EUR In percentage BBP Levensverzekeringpremies en kapitaalaflossingen 238,13 0,08% Pensioensparen 326,9 0,11% Persoonlijke bijdragen voor groepsverzekering of pensioenfonds 87,04 0,03% Verhoogde belastingvemindering voor bouwsparen 894,25 0,30% Verzaking van de inning van de roerende voorheffing in het kader van het stelsel van het pensioensparen 29,12 0,01% Vrijstelling van de verzekeringstaks X Vrijstelling van de winstdeelneming op bepaalde spaarverzekeringen Totaal kwantificeerbare fiscale uitgaven aanvullende pensioenvorming 1575,44 0,52% Ter vergelijking Totale fiscale uitgaven 11.555,98 3,83% Totale belastingaftrekken, -vrijstellingen, -verminderingen die geen fiscale uitgaven zijn 44.484,18 14,72% Totale fiscale ontvangsten 84.270,60 27,89%

48 4.5 Fiscale uitgaven in België
De Studiecommissie voor de Vergrijzing (2003) raamde de impact op de fiscale uitgaven van een verdere ‘democratisering’ van de tweede pijler (WAP) Daarbij werden scenario’s gebruikt waarin de huidige participatie in bedrijfspensioenen zou toenemen met 15 à 30% Een dergelijke toename zou resulteren in een stijging van de bijdragen met zo’n 0,2 tot 0,6% van het BBP tegen 2030 En bijkomende fiscale uitgaven tegen 2030 van 0,09 tot 0,26% van het BBP

49 4.6 Een vergelijking België - Nederland

50 4.6 Een vergelijking België - Nederland

51 4.6 Een vergelijking België - Nederland
Beleggingsopbrengsten in de tweede en derde pijler in België en Nederland (Bron: NBB en De Nederlandsche Bank)

52 4.6 Een vergelijking België - Nederland
Totale vermogen van huishoudens in België en Nederland, 2008, % BBP: België Nederland Financieel vermogen 228,4 met inbegrip van derde pijler 113 Pensioenvermogen (2e pijler) 15 110,4 Onroerend vermogen 261,8 196,7 (2006) Schulden 50,7 110,7 Netto vermogen 454,5 309,3 Impliciete bruto schuld voor wettelijke pensioen-verplichtingen (2005): Aan 5% discontovoet Aan 3% discontovoet 165 208 118 149 Overheidsschuld 89,6 58,2

53 ‘It is extraordinarily expensive to fund an annuity
that pays a reasonable pension annuity for retirement years (and perhaps even longer, as life expectancies continue to rise)’ (O.S.Mitchell, 2000, p. 883)


Download ppt "Pensioenrendement vergeleken"

Verwante presentaties


Ads door Google