De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

Verwante presentaties


Presentatie over: "Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B"— Transcript van de presentatie:

1 Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B
Versie van 1 februari 2003 Ontwikkelingsleer Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B Ontwikkelingsleer

2 Doelstellingen en werkwijze
Inzicht Algemene ontwikkelingstendensen (lichamelijk en motorisch) Aandachtspunten voor de sporttakspecifieke aanpassing van activiteiten i.f.v. de leeftijd Vooraan elk hoofdstuk Achteraan elk hoofdstuk Doelstellingen Aandachtspunten Sleutelbegrippen Studievragen

3 Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B
Overzicht van de presentatie Versie van 1 februari 2003 Ontwikkelingsleer Inleiding en situering Lichamelijke ontwikkeling Motorische ontwikkeling Invloeden op de ontwikkeling Ontwikkelingsleer

4 Inleiding en situering
Referentiekader Begrippen

5 lichamelijke ontwikkeling motorische ontwikkeling
Referentiekader Genetisch bepaald 80% Normale lichamelijke ontwikkeling motorische ontwikkeling Omgevingsinvloeden Geboorte Volwassenheid 20% Motorische leerprocessen Training Sociale en culturele invloeden Psychosociale invloeden Intellectuele invloeden Ontwikkelingsgerichte aanpak Richtlijnen voor de trainingspraktijk Maximale ontplooiingskansen bieden Gezondheid vrijwaren Overbelasting vermijden

6 Begrippen Biologische groei Maturatie Ontwikkeling
Natuurlijke ontwikkeling Normale ontwikkeling Verstoorde ontwikkeling Nature Nurture Biologische leeftijd Kalenderleeftijd Skeletale leeftijd

7 Begrippen Biologische groei Maturatie Ontwikkeling
Toename van de grootte van het lichaam als geheel bepaalde onderdelen Hyperplasie Hypertrofie Accretie Maturatie Verwijst naar het tempo en de timing van de biologische groei Timing en tempo van de biologische groei is afhankelijk van het lichaamsonderdeel Kinderen verschillen onderling zeer sterk in tempo en timing Ontwikkeling Omvat groei, tempo en timing Houdt rekening met sociale, culturele, emotionele, intel- lectuele invloeden Voor geboorte (genetisch) Na geboorte (genetisch en omgeving) Lichamelijke ontwikkeling Motorische ontwikkeling

8 Natuurlijke ontwikkeling Verstoorde ontwikkeling
Begrippen Natuurlijke ontwikkeling Normale ontwikkeling Verstoorde ontwikkeling Natuurlijke ontwikkeling Ontwikkeling zoals die zou verlopen als alleen genetische factoren een rol spelen. Erfelijke kenmerken bepalen voor meer dan 80% groei, tempo, timing, lichaamsstructuur. Normale ontwikkeling De invloed van omgevingsfactoren wordt mee in rekening gebracht (20%) Omgevingsinvloeden beïnvloeden de ontwikkeling die door de genetische aanleg bepaald wordt Verstoorde ontwikkeling Afwijking van de normale ontwikkeling Afwijkingen kunnen genetisch bepaald zijn, maar kunnen ook door de omgeving worden veroorzaakt.

9 Begrippen Nature Nurture Groei, maturatie en ontwikkeling die alleen
door de genetische aanleg wordt gestuurd. Nurture Invloed van de omgeving op de groei, maturatie en ontwikkeling

10 Begrippen Kalenderleeftijd Biologische leeftijd Skeletale leeftijd
Leeftijd volgens de kalender Grote niveauverschillen tussen leeftijdsgenoten Biologische leeftijd Leeftijd in het proces op weg naar volwassenheid (ten opzichte van de gemiddelde populatie) Niet noodzakelijk = aan kalenderleeftijd Vnl. erfelijke factoren Storende factor bij talentdetectie en talentselectie Skeletale leeftijd Maat voor graad van volwassenheid van het skelet en beenderen

11 Lichamelijke ontwikkeling
Ontwikkelingspatronen Gestalte en gewicht Lichaamssamenstelling Botten Spieren Hart, bloedsomloop en ademhaling Hormonen Zenuwstelsel

12 Ontwikkelingspatronen
5 10 15 20 Baby Kindertijd Adolescentie of puberteit Volwassenheid Meisjes Jongens Relatief trage Lichamelijke ontwikkeling Trage Geslachtelijke ontwikkeling Snelle Neurale ontwikkeling Motorische ontwikkeling Snelle groei in alle lichaamsweefsels, organen, structuren Voltooiing van groei en ontwikkeling Hormonale veranderingen Snelle Lichamelijke ontwikkeling Geslachtelijke ontwikkeling Gedragsveranderingen Puberteit is gedragsmatig, Adolescentie is lichamelijk EN gedragsmatig

13 Ontwikkelingspatronen
Lymfoïde ontwikkeling Kenmerken Vereenvoudiging van de grote variatie in individuele ontwikkeling % volwassen proportie Geeft duidelijk de verschillen in ontwikkeling tussen de verschillende weefsels, organen, structuren, … Ontwikkeling = combinatie van: Genen Hormonen Voeding Omgevingsfactoren Neurale ontwikkeling Algemene ontwikkeling Geslachtelijke ontwikkeling Leeftijd

14 Groeiversnelling (groeispurt) Voltooiing van de groei 
Ontwikkelingspatronen Kenmerken S – vormig Sygmoïd Gestalte Gewicht Spiermassa Botten Lichaamsdimensies Ademhaling Hart Bloedvaten Spijsvertering Urinesysteem Snelle groei Geleidelijke groei Groeiversnelling (groeispurt) Voltooiing van de groei Algemene ontwikkeling Timing + groeisnelheid = individueel verschillend Kleine interindividuele variatie +Variatie wordt groter Grote interindividuele variatie

15 +Trage groeivoltooiing
Ontwikkelingspatronen Kenmerken Hersenen Zenuwstelsel Ogen Bovenste deel van het gelaat Delen van de schedel Neurale ontwikkeling Zeer snelle groei Groei vertraagt, rond 8 jaar >90% volgroeid +Trage groeivoltooiing Snelle ontwikkeling geeft op jonge leeftijd coördinatieproblemen Kleine interindividuele variatie +Variatie wordt groter Grote interindividuele variatie

16 Primaire geslachtskenmerken Secundaire geslachtskenmerken
Ontwikkelingspatronen Kenmerken Primaire geslachtskenmerken Eierstokken / Eileiders Baarmoeder / Vagina Teelballen Prostaat / Penis Secundaire geslachtskenmerken Borsten Haar rond geslachtsorganen Strottenhoofd Baard en snor Relatief snelle groei Bijna geen groei Groeiversnelling (groeispurt) Voltooiing van de groei Timing + groeisnelheid = individueel verschillend Geslachtelijke ontwikkeling Kleine interindividuele variatie +Variatie wordt groter Grote interindividuele variatie

17 Kleine interindividuele variatie +Variatie wordt groter
Ontwikkelingspatronen Lymfoïde ontwikkeling Kenmerken Lymfeklieren Thymusklier Appendix Lymfeweefsel in de darm (regulators immuunsysteem) Zeer snelle groei Zeer snelle groei +Maximum ±11 jaar (200%) dan vermindering immuniteit Timing + groeisnelheid = individueel verschillend Kleine interindividuele variatie +Variatie wordt groter Grote interindividuele variatie

18 Skeletale breedtematen Vetmassa en vetverdeling
Ontwikkelingspatronen Antropometrie Gestalte Variatie doorheen de dag Gewicht Variatie doorheen de dag Bekkenbreedte Schouderbreedte Skeletale breedtematen Beenlengte - Romplengte Vetmassa en vetverdeling Spieren

19 Relevantie voor de trainingspraktijk
Ontwikkeling van de gestalte en het lichaamsgewicht Relevantie voor de trainingspraktijk GES en GEW zijn belangrijk voor elke sport Ook bij andere lichaamsdimensies, spieren, botten, hart, ademhaling is het volgende zichtbaar: Algemeen ontwikkelingspatroon Groeispurt Variatie in groei Variatie in groeisnelheden Ontstaan van geslachtsverschillen Nadelen van vroegtijdige specialisatie

20 Groeiversnelling (groeispurt) Voltooiing van de groei
Ontwikkeling van de gestalte Gestalte jongens (cm) Kenmerken G 2 6 10 16 V S – vormig Sygmoïd Snelle groei Geleidelijke groei Groeiversnelling (groeispurt) Voltooiing van de groei Groeicurve Kleine interindividuele variatie +Variatie wordt groter Grote interindividuele variatie 28 26 21 14 6

21 Groeiversnelling (groeispurt) Voltooiing van de groei
Ontwikkeling van de gestalte Gestalte meisjes (cm) Kenmerken S – vormig Sygmoïd G 2 6 10 16 V Snelle groei Geleidelijke groei Groeiversnelling (groeispurt) Voltooiing van de groei Groeicurve Kleine interindividuele variatie +Variatie wordt groter Grote interindividuele variatie 26 20 14 6

22 Snellere groei dan gemiddeld en Tragere groei dan gemiddeld en
Ontwikkeling van de gestalte Gestalte meisjes (cm) Kenmerken S – vormig Sygmoïd Snellere groei dan gemiddeld en max. groeivoorsprong op 1 jaar Tragere groei dan gemiddeld en max. groeiachterstand op 8 jaar Grotere groeiversnelling (groei- spurt) dan gemiddeld Voltooiing van de groei, gelijk aan gemiddeld Groeicurve p50 1 individu p10 Variatie in groeisnelheden PERCENTIELEN (p97 – p95- p90 – p 75 p50 p25 – p10 – p5 – p3) p97 p50

23 Ontwikkeling van de gestalte
Groeisnelheidscurve Jongens Groeisnelheid (cm/jaar) Meisjes Groeivertraging Groeivertraging Peak Height Velocity Groeispurt Start van de groeispurt ± 3 jaar Beëindiging van de groei Leeftijd

24      Ontwikkeling van de gestalte Jongens Meisjes
Oorzaken van verschillen Kleinere PHV bij meisjes (2cm/jaar) Pre-adolescente groei bij jongens duurt 2 jaar langer (5cm/jaar) Groeicurve Groei bij meisjes stopt 2 jaar vroeger Jongens Meisjes GES jongens en meisjes ongeveer gelijk (± 50cm) Groeisnelheid jongens en meisjes ongeveer gelijk, jongens iets grotere GES Groeispurt van meisjes begint vroeger, meisjes tijdelijk iets groter dan jongens Jongens groter dan meisjes Grote verschillen in gestalte G 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18

25 Relevantie van de gemiddelde PHV
Ontwikkeling van de gestalte Relevantie van de gemiddelde PHV Gemiddelde PHV ± 14 jaar bij jongens ± 12 jaar bij meisjes PHV -2 jaar PHV -1 jaar PHV +1 jaar PHV +2 jaar Vroeg matuur Groeivoorsprong Grotere gestalte Groter gewicht Bredere heupen, smallere schouders Kortere beenlengte Meer vetmassa Meer spiermassa Grotere botbreedte Gemiddeld matuur Laat matuur Groeiachterstand (wordt wel weggewerkt tegen de volwassenheid)

26      Ontwikkeling van het lichaamsgewicht Jongens Meisjes
Kenmerken Jongens Meisjes S – vormig Sygmoïd GEW jongens en meisjes ongeveer gelijk Gewichtstoename jongens en meisjes ongeveer gelijk, jongens iets groter GEW Groeispurt van meisjes begint vroeger, meisjes tijdelijk iets zwaarder dan jongens Jongens zwaarder dan meisjes Grote verschillen in gewicht

27 Oorzaken van verschillen
Ontwikkeling van het lichaamsgewicht Oorzaken van verschillen Kleinere PWV bij meisjes Pre-adolescente gewichtstoename bij jongens duurt 2 jaar langer Jongens Meisjes Gewichtstoename (kg / jaar) Gewichtstoename bij meisjes stopt 2 jaar vroeger Leeftijd (jaren)

28 Gewicht Gestalte² 85 kg (1,90m)² 20 25 30
Body Mass Index Gewicht Gestalte² 85 kg (1,90m)² 20 25 Normaal gewicht Ondergewicht Overgewicht 30 Obesitas Tijdens adolescentie is BMI niet betrouwbaar: Eerst groeispurt Dan pas gewichtstoename

29 Relevantie voor de trainingspraktijk
Ontwikkeling van de lichaamssamenstelling Relevantie voor de trainingspraktijk Menselijk lichaam Water Eiwitten Mineralen Vetten Uithoudingssporten Krachtsporten Belastende en zeer energetische sporten Zwemmen Een kind heeft procentueel meer lichaamswater dan volwassenen: Kan het kind dan beter de lichaamswarmte regelen ? NEEN WANT: Kleinere zweetcapaciteit Kleinere mechanische efficiëntie Extreme hitte: overvloedig drinken Koude: opgelet want kinderen koelen zeer gemakkelijk af

30 Ontwikkeling van de lichaamssamenstelling
daalt van 90 naar 85% bij mannen 90 naar 75% bij vrouwen Vetvrije massa Absoluut volume: sygmoïde toename Procentueel volume: afname met 10 tot 15% Jongens hebben vanaf de adolescentie meer lichaamswater dan meisjes Water Eiwitten Procentuele toename met 5% Mineralen Procentuele toename met 3%

31 Ontwikkeling van de lichaamssamenstelling
Stijgt van 10 naar 15% bij mannen 10 naar 25% bij vrouwen Vetmassa Voor de adolescentie: Weinig geslachtsverschillen Tijdens groeispurt: Sterke toename van de vetmassa bij de vrouwen Constante vetmassa bij de mannen Volwassenheid: Vrouwen ± 150% van de vetmassa van de mannen (10kg vs 14kg)

32 Toename van de vetmassa en vetverdeling
Ontwikkeling van de lichaamssamenstelling Toename van de vetmassa en vetverdeling Toename vetmassa Eerste levensjaar: Hypertrofie Kindertijd en adolescentie: Hyperplasie = kritieke periode Vetverdeling Intern vetweefsel rond organen vooral toename tijdens de kindertijd Onderhuidse vetweefsel (isolatie, bescherming, metabolisme) is sterk verdeeld over het lichaam en ontwikkelt zich vooral tijdens de adolescentie Appeltype vs peertype

33 Ontwikkeling van de lichaamssamenstelling
Lichaamstypes Endomorf Mesomorf Ectomorf Bolronde lichaamstype Ronde buik en romp Veel onderhuids vet Zware atletische lichaamsbouw Veel spiermassa Grote botbreedte Weinig onderhuids vet Brede schouders Lang en smal Weinig onderhuids vet Zeer lange romp en ledematen

34 Relevantie voor de trainingspraktijk
Ontwikkeling van de botten Relevantie voor de trainingspraktijk Botbreuken bij kinderen Groeischijven van kinderen Onaangepaste belasting kan leiden tot een verkalking van pezen

35 Miniatuurmodel van het bot
Ontwikkeling van de botten Miniatuurmodel van het bot Kraakbeen Continu proces van botaanmaak en botafbraak door osteoblasten en osteoclasten Lengtegroei en breedtegroei van het bot Verschillen in botontwikkeling Lange botten ontwikkelen meestal voor de korte botten Bij meisjes is de botontwikkeling meestal vroeger voltooid Geslachtsverschillen in botbreedte treden pas op na de adolescentie Botverkalking (osteocyten) Einde van botverkalking en einde van lengtegroei vallen meestal samen

36 Relevantie voor de trainingspraktijk
Ontwikkeling van de spieren Relevantie voor de trainingspraktijk Veranderingen in: Spiermassa, spieromtrek, spierdikte Contractiele eigenschappen Metabole eigenschappen Weten wanneer geslachtsverschillen ontstaan zodat oefeningen kunnen aangepast worden Lactaatverwijdering is minder efficiënt bij kinderen waardoor er bijzondere aandacht moet zijn voor de opeenvolging van verschillende trainingen

37 Ontwikkeling van de spieren
Spiermassa Spiervezeldiameter neemt toe naarmate een kind ouder wordt Spiermassa van jongens en meisjes verschilt niet tot de adolescentie, daarna wel Spiermassa van jongens vergroot tot 17 jaar (50% GEW) Spiermassa van meisjes vergroot tot 13 jaar (40-50% GEW) Reden: hormonale veranderingen bij meisjes Geslachtsverschillen in spiermassa zijn groter in de spieren van het bovenlichaam dan in de spieren van het onderlichaam

38 Contractiele eigenschappen
Ontwikkeling van de spieren Contractiele eigenschappen Spiervezeltype Type I Type II Onbepaald Geboorte 40% 45% 15% Eerste levensjaren omgevormd naar I of II Volwassenheid % % 0% Over geslachtsverschillen in spiervezeltypes bestaat geen zekerheid Spiervezeldiameter (SVD) Tot de adolescentie: SVD bij jongens en meisjes gelijk Na adolescentie: SVD van jongens wordt groter dan bij meisjes Spiervezellengte Spiervezellengte vergroot tijdens de groei

39 Metabole eigenschappen
Ontwikkeling van de spieren Metabole eigenschappen ATP CP Glycogeen Geboorte laag laag laag Eerste levensjaren stijgt zeer snel stijgt zeer snel reeds vw waarde Volwassenheid *5 tss 1 en vw 45-60% Oxidatieve capaciteit De oxidatieve capaciteit van de spiervezels neemt sterk toe tijdens de ontwikkeling

40 Relevantie voor de trainingspraktijk
Ontwikkeling van hart, bloedsomloop en ademhaling Relevantie voor de trainingspraktijk Veranderingen in ademhalingssysteem en bloedcirculatie hebben een impact op elke sportactiviteit Volwassenen en kinderen reageren anders op inspanningen

41 Structurele aanpassingen
Ontwikkeling van hart, bloedsomloop en ademhaling Structurele aanpassingen Geboorte Kindertijd Adolescentie Hartgrootte laag neemt 10 tot 15 keer toe tijdens groei Hartvolume laag neemt 10 tot 15 keer toe tijdens groei Hartritme op 6 j bij mannen 70 op 10 j bij vrouwen geen geslachtsverschillen in HR lager hartritme bij jongens Slagvolume rust 3-4 ml 40ml 60 ml Slagvolume insp Het slagvolume tijdens insp is nog veel groter en vertoont dezelfde toename Cardiale output 0.5 L 3 L 5 L HF * slagvol Systolische BD 40 mm Hg 75 – 95 mm Hg 110 mm Hg bij jongens 100 mm Hg bij meisjes Diastolische BD vrijwel constant tijdens de ontwikkeling (± 70 mm Hg)

42 Structurele aanpassingen
Ontwikkeling van hart, bloedsomloop en ademhaling Structurele aanpassingen Structuur van het hart (grootte, volume, hartritme, slagvolume, cardiale output, bloeddruk) wordt gunstiger voor het leveren van AËROBE en ANAËROBE inspanningen naarmate men ouder wordt. Nochtans is er geen enkele fysiologische belemmering voor het leveren van aërobe inspanningen door kinderen.

43 Samenstelling van het bloed
Ontwikkeling van hart, bloedsomloop en ademhaling Samenstelling van het bloed Geboorte Kindertijd Adolescentie Hemobglobine 20g/100ml stijgt 16g/100ml mannen maar halveert dan na 0,5 jaar tot 10g/100ml Rode bloedcellen Laag stijgt Mannen 20% meer rbc dan vrouwen Witte bloedcellen Hoog daalt 20% van bij geboorte Hematocriet 50% maar stijgt % bij mannen daalt tot 30% % bij vrouwen Bloedvetten Hoog daalt hoger bij vrouwen Lipoproteïnen Bloedvolume 400ml stijgt 5 L geen geslachtsverschillen mannen meer bloedvolume

44 Samenstelling van het bloed
Ontwikkeling van hart, bloedsomloop en ademhaling Samenstelling van het bloed De bloedsamenstelling (hemoglobine, rode en witte bloedcellen, hematocriet, bloedevtten, lipoproteïnen, bloedvolume) wordt tijdens de ontwikkeling gunstiger voor het leveren van AËROBE en ANAËROBE inspanningen.

45 Ontwikkeling van hart, bloedsomloop en ademhaling
Geboorte Kindertijd Adolescentie Longen 60 – 70g stijgt > 1 kg Longalveolen laag stijgt sterk tot 8j = volwassen waarde Longvolume 200ml stijgt sterk 8 L Ademfrequentie (geen geslachtsverschillen) Ademvolume Sygmoïde ontwikkeling Ademcapaciteit Maximale 50 L / minuut L / minuut vrijwillige ventilatie

46 Ontwikkeling van hart, bloedsomloop en ademhaling
De ademhaling (longen, longvolume, ademfrequentie, ademvolumes en ademcapaciteiten) wordt tijdens de ontwikkeling gunstiger voor het leveren van AËROBE en ANAËROBE inspanningen.

47 Relevantie voor de trainingspraktijk
Ontwikkeling van het hormonale systeem Relevantie voor de trainingspraktijk Lichamelijke ontwikkeling Genen (80%) Hormonen Voeding Zenuwstelsel Omgeving Tekort of overvloed kan ontwikkelingsstoornissen veroorzaken De hormonen zijn verantwoordelijk voor het verschil in lichamelijke ontwikkeling tussen mannen en vrouwen Door doping probeert men dezelfde verschillen in lichamelijke ontwikkeling te veroorzaken

48 (androgenen, testosteron)
Ontwikkeling van het hormonale systeem Groeihormoon Schildklierhormonen Geslachtshormonen (androgenen, testosteron) Insuline Regelt de normale lichamelijke groei (ev. groeiachterstand) Concentratie = constant tijdens ontwikkeling Regelt de normale lichamelijke groei, botontwikkeling en ontwikkeling van lichaamsweefsels Regelt de normale lichamelijke groei, sexuele maturatie, toename in spier- massa en fusie tussen de groeischijven Bij mannen (testosteron en androgenen): meer spiermassa Bij vrouwen (oestrogenen): betere botverkalking, ophoping van vet in heup en borsten Regelt het metabolisme van de koolhydraten en proteïnen voor het vormen van spiermassa

49 Relevantie voor de trainingspraktijk
Ontwikkeling van het zenuwstelsel Relevantie voor de trainingspraktijk Belangrijke factor in de ontwikkeling van de motoriek Vele vaardigheden ontwikkelen zich spontaan uit reflexmatige bewegingen Vanaf jonge leeftijd moet een zo groot mogelijke variatie aan bewegingsimpulsen gegeven worden om het zenuwstelsel zo gevarieerd mogelijk te ontwikkelen

50 Eerst ontwikkeling van ruggenmerg en lage hersenstructuren
Ontwikkeling van het zenuwstelsel Eerst ontwikkeling van ruggenmerg en lage hersenstructuren Reflexen en reactievermogen Primitieve of locomotorische reflexen Moro reflex: ontwikkelt later tot kruipen, gaan, zwemmen, … Posturale reflexen Correctie van evenwichts- storingen Dan pas ontwikkeling van hogere hersenstructuren (motorische cortex) Gecontroleerde grootmotoriek en fijnmotoriek vanaf 5 maanden Eerst trage bewegingen omwille van trage geleidingssnelheid van spiervezels Later ontwikkelen snellere bewegingen

51 Motorische ontwikkeling
Inleiding Conditionele eigenschappen Zintuigen en perceptie Motorische vaardigheden Invloed van maturiteitsverschillen op de motoriek

52 In deze cursustekst wordt besproken: de motorische ontwikkeling
Inleiding Afbakening Fundamentele bewegingsvaardigheden Sportspecifieke Eerste levensmaanden Kindertijd Motorische ontwikkeling Proces waarmee kinderen of adolescenten de fundamentele en sportspecifieke bewegingsvaardigheden verwerven: Motorische ontwikkeling wordt beïnvloed door: Ontwikkeling van zenuwstelsel Lichamelijke ontwikkeling Effect van vroegere motorische ervaringen Bewegingsprikkels Ruwe bewegingsvorm Speelse bewegingsprikkels Verfijnde bewegingsvorm Bewuste bewegingsprikkels Ervaren Beseffen Beheersen In deze cursustekst wordt besproken: de motorische ontwikkeling ontwikkeling van de conditionele vaardigheden

53 Relevantie voor de trainingspraktijk
Ontwikkeling van de conditionele eigenschappen Relevantie voor de trainingspraktijk Noodzakelijke basis waarop alle motoriek steunt K L U S C E

54 Gevolgen krachttraining
Ontwikkeling van de conditionele eigenschappen Spierkracht Ontwikkeling Richtlijnen Gevolgen krachttraining Kindertijd Adolescentie Geen geslachtsverschillen 6 jaar: 20% van volwassen spierkracht 10 jaar: 35% van volwassen spierkracht 12 jaar: 50 – 60% van volwassen spierkracht Geslachtsverschillen ontstaan (reden: manne-lijke geslachtshormonen) Jongens: groeispurt in spierkracht Meisjes: geen groeispurt in spierkracht (60-80% van spierkracht jongens) Grootste geslachtsverschillen in schouder- en armkracht, bijna geen geslachtsverschillen in romp- en beenkracht Functionele spierkracht stijgt door: Toename van de spiermassa Hormonale invloeden Neurale invloeden (isolatie van de zenuwvezels) Betere coördinatie tussen spieren Betere activatie van ME Voorbeelden: Verspringen uit stand Spronghoogte Hangen met gebogen armen

55 Gevolgen krachttraining
Ontwikkeling van de conditionele eigenschappen Spierkracht Ontwikkeling Richtlijnen Gevolgen krachttraining Kindertijd Adolescentie Krachttraining verhoogt de spierkracht Oorzaak is niet hypertrofie maar wel neuraal Procentuele krachttoename bij jongens en meisjes door krachttraining is identiek Passief bewegingsapparaat (botten) heeft wel een kleine belastbaarheid waardoor op chronische letsels kunnen ontstaan Krachttraining kan een verlies aan lenigheid veroorzaken Krachttraining kan een toename van de beenderlengte veroozaken (tennis, gym) Vele negatieve effecten van krachttraining worden pas op lange termijn zichtbaar Juiste dosering van trainingsprikkels Juiste techniek Voldoende opvolging en feedback Oorzaak kan hypertrofie van de spieren zijn Botdensiteit en botmineralisatie kan verhogen (tennis, hockey)

56 Gevolgen krachttraining
Ontwikkeling van de conditionele eigenschappen Spierkracht Ontwikkeling Richtlijnen Gevolgen krachttraining

57 Ontwikkeling van de conditionele eigenschappen
Lenigheid Ontwikkeling Richtlijnen Lenigheid is noodzakelijk voor het onderhouden van de gewrichtsmobi-liteit en het vermijden van blessures op elke leeftijd Kleuters: lenigheid onderhouden maar niet trainen 6 – 9 jaar: extra lenigheidsoefeningen voor heup, schouder en wervelkolom 9 – 12 jaar: lenigheid moet veel getraind worden, anders sterke afname 12 – 16 jaar: sterke lengtegroei van de beenderen waardoor de lenigheid sterk afneemt Na 16 jaar: verdere afname, dus regelmatige lenigheidstraining

58 Ontwikkeling van de conditionele eigenschappen
Lenigheid Ontwikkeling Richtlijnen Slagsporten: opletten voor spieronevenwicht in schouder Gymnastiek: opletten met overdreven lenigheidstraining

59 Ontwikkeling van de conditionele eigenschappen
Snelheid Ontwikkeling Richtlijnen Componenten: Reactiesnelheid: verbetert sterk tussen 6 en 12 jaar Startsnelheid: verbetering bij jongens tussen 5 en 17 jaar verbetering bij meisjes tussen 5 en 12 jaar Geslachtsverschillen vanaf groeispurt Max loopsnelheid: verbetering bij jongens tussen 5 en 17 jaar Wendbaarheid: sterke verbetring tussen 5 en 8 jaar geen geslachtsverschillen

60 Ontwikkeling van de conditionele eigenschappen
Snelheid Ontwikkeling Richtlijnen Reeds op zeer jonge leeftijd (3-8 jaar) best veel snelheidsprikkels geven

61 Ontwikkeling van de conditionele eigenschappen
Uithouding Ontwikkeling Richtlijnen Uithouding Hart Bloedvaten Longen Spieren Warmteregulatie Aëroob Anaëroob Daalt Hartritme Ademhalingsfrequentie Stijgt Longventilatie Cardiale output Zuurstofpols Max. zuurstofopname (VO2max) Submaximaal vermogen bij bepaalde HF Mech. efficiëntie en warmteregulatie Constant Rel. max. zuurstofopname (ml O2/kg) Anaërobe drempel Kinderen+volwassenen: ± 75%VO2max Kinderen HF ; volw HF Door training kan de AND verschuiven Anaëroob vermogen (ATP, CP) Lager bij kinderen Lactaatopstapeling lactaatopstapeling wordt minder verdragen door kinderen waardoor ze een inspanning vroeger stopzetten Lagere anaërobe belastbaarheid bij kinderen Maximaal geleverd vermogen (bv.fietsergo) is duidelijk lager bij kinderen Geslachtsverschillen worden vrij groot vanaf de groeispurt

62 Ontwikkeling van de conditionele eigenschappen
Uithouding Ontwikkeling Richtlijnen Training van de aërobe uithouding kan altijd (ook in de kindertijd), maar of er een trainingseffect optreedt is niet zeker. Opletten met anaërobe trainingen voor de adolescentie omwille van lagere anaërobe belastbaarheid Na de adolescentie kan door doorgedreven uithoudingstraining de aërobe en anaërobe uithouding verbeterd worden

63 Ontwikkeling van de conditionele eigenschappen
Evenwicht Ontwikkeling Richtlijnen Evenwichtsregeling is stroef in begin maar wordt vloeiender. Grote correcties van evenwicht worden dan kleiner Evenwichtsregeling onderscheidt toppers en subtoppers en beginnelingen Evenwichtsregeling wordt sterk beïnvloed door wijzigingen in lichaams-proporties tijdens de ontwikkeling. Evenwichtsregeling is een beperkende factor in het aanleren van verschil-lende motorische vaardigheden

64 Ontwikkeling van de conditionele eigenschappen
Evenwicht Ontwikkeling Richtlijnen Babyperiode: snelle ontwikkeling van evenwicht door ontwikkeling van de houdingsspieren

65 Relevantie voor de trainingspraktijk
Ontwikkeling van de zintuigen en perceptie Relevantie voor de trainingspraktijk Ontwikkeling van de zintuigen en de perceptuele vaardigheden is belangrijk voor de ontwikkeling van de motorische vaardigheden: Positie van het lichaam in de ruimte Oriëntatie van de ledematen Inschatten van een balbaan Vermijden van contact met tegenstrevers Reageren op een startschot Herstellen van evenwichtsstoringen

66 Ontwikkeling van de zintuigen en perceptie
Samenvatting Ontwikkeling van zintuigen en zintuiglijke perceptie is voltooid voor de adolescentie Vlak na de geboorte: zeer snelle ontwikkeling Kindertijd: geleidelijke voltooiing van ontwikkeling Informatieuitwisseling tussen alle vormen van perceptie Beweging tijdens eerste levensjaren en de kindertijd is NOODZAKELIJK voor een optimale ontwikkeling van de zintuigen en de perceptie

67 Zicht en visuele perceptie
Ontwikkeling van de zintuigen en perceptie Zicht en visuele perceptie Kindertijd Adolescentie Zwak ontwikkeld bij geboorte Geleidelijke ontwikkeling in kindertijd Nog tragere ontwikkeling in kindertijd Vanaf een jaar of 4 redelijke inschatting van hoog-laag, over-onder, voor-achter Vanaf 8 jaar kunnen verschillende hoeken ingeschat worden maar nog verwisseling van LINKS-RECHTS Ontwikkeling is ± voltooid bij aanvang adolescentie. De ontwikkeling van de gezichtsscherpte en accommodatie is bepalend voor de ontwikkeling van de diepte-perceptie en perifeer zicht Ontwikkeling is ± voltooid bij aanvang adolescentie. Gezichtsscherpte, Accommodatie, Contrastgevoeligheid: Diepteperceptie: Grootte, vorm, beweging van object: Object – achtergrond Deel – geheel Ruimtelijke oriëntatie: Ontwikkelingsstoornissen in gezichtsscherpte, accommodatie en contrastgevoeligheid beïnvloeden de geschiktheid voor bepaalde sporten: Hou hiermee rekening als begeleider

68 Gevoel en gevoelsperceptie
Ontwikkeling van de zintuigen en perceptie Gevoel en gevoelsperceptie De gevoelsperceptie geeft informatie over: de relatieve positie van lichaamsdelen, positie van het lichaam in de ruimte, lichaamsbewegingen, … Verschillende PROPRIORECEPTOREN vertalen de informatie: Proprioreceptoren: nauwkeurigheid verhoogt sterk tot 7 jaar Lichaamsperceptie: 4 jaar: kinderen weten wat voor, achter, naast, boven of onder is daarna verbetert de LP sterk tot de adolescentie Lateralisatie: Het besef van 2 aparte lichaamshelften ontwikkelt pas vanaf 4 of 5 jaar Rond 10 jaar is de lateralisatie normaal ontwikkeld Laterale dominantie:ontwikkelt vanaf 7 maanden na de geboorte 4 jaar: dominantie van een voorkeurshand is normaal ontwikkeld 8 jaar: dominantie van een voorkeur afstootvoet is normaal ontwikkeld Zuivere laterale dominantie geniet de voorkeur Lichaamspositie, 8 jaar: normaal volledig ontwikkeld Lichaamsbeweging, Positie ledematen

69 Gehoor en auditieve perceptie
Ontwikkeling van de zintuigen en perceptie Gehoor en auditieve perceptie Absolute geluidsdrempel: hoog bij kinderen, maar volledig ontwikkeld tegen 8 jaar Differentiële geluidsdrempel: hoog bij kinderen, maar volledig ontwikkeld tegen 8 jaar Gehoorscherpte: verbetert sterk tijdens kindertijd en adolescentie Plaats en afstand van geluid: geluiden dichtbij worden beter ingeschat dan geluiden veraf rond 3 jaar bijna volledig ontwikkeld Verschillen in geluid, timing, Ontwikkelt volledig tegen 10 jaar Frequentie, ritme: Voor-achtergrond geluid: geeft zeer dikwijls problemen bij kinderen tot de adolescentie

70 Relevantie voor de trainingspraktijk
Ontwikkeling van de motorische vaardigheden Relevantie voor de trainingspraktijk Ervaren Beseffen Beheersen Bewegingsnatuur Bewegingscultuur Buiten bereik Binnen beleving

71 Ontwikkeling van de motorische vaardigheden
Aantal ontwikkelingsstadia Gaan en lopen Hoofd oprichten, kruipen, rechtstaan met hulp, alleen rechtstaan Korte en wankelende stappen, voeten plat op grond, armen vooruit, benen breed uit elkaar Ontwikkelingsstappen: Armen zakken Grotere passen en afrollen voeten Voeten worden beter onder lichaam geplaatst Romp wordt meer voorwaarts gebracht Paslengte en wandelsnelheid nemen toe NA GROEISPURT: gangpatroon blijft vrij constant

72 Ontwikkeling van de motorische vaardigheden
Lopen ontwikkelt vrij spontaan als paslengte groot genoeg wordt (ZWEEFFASE) Gaan en lopen Ontwikkelingsstappen: Grotere passen en afrollen voeten Voeten worden beter onder lichaam geplaatst Buigen van steunbeen bij overbrengen van lichaamsgewicht Armen eerst naast het lichaam, maar zwaaien geleidelijk mee Eerst telgang Dan gekruiste coördinatie Vergroten romprotatie Looppatroon zonder evenwichtsverlies: ± 6 jaar Efficiënt maken van looppatroon kost veel tijd Atletiek OK Andere sporten ??? Specifiek en geautomatiseerd maken van looppatroon

73 Ontwikkeling van de motorische vaardigheden
Spontaan hinken tijdens spelletjes, maar is dit echt hinken: NEEN Hinken en springen Ontwikkelingsstappen: 3 jaar: Eerst bijna ter plaatse, korte zweeffase, zwaaibeen en armen passief 3 – 4 jaar: armen zwaaien mee voorwaarts om evenwicht te regelen romp meer voorwaarts meerdere hinken na elkaar 4 – 6 jaar: zwaaibeen actiever lichaamsstrekking vergroot gekruiste armcoördinatie 6 – 9 jaar: dynamiek vergroot Groeispurt: Voldoende lichaamskracht - gevorderd hinkpatroon KAN GEVORDERD HINKPATROON

74 Ontwikkeling van de motorische vaardigheden
Ontwikkelingsstappen: <2 jaar: Sommige kinderen springen al voor 2 jaar Eerst ergens af springen (tot cm), landen op 2 voeten 3 – 6 jaar: Zo ver mogelijk springen Assymmetrische afstoot zonder arminzet Afstoot wordt vlakker Lichaamsstrekking verbetert Landing verbetert AFSTOOT op 2 voeten AFSTOOT op 1 voet Hinken en springen 6 - 8 jaar: Hoog of ver springen kunnen kinderen kiezen jaar: Kinderen leren afstoten op 1 voet Er wordt een aanloop toegevoegd Afstoten wordt best door spelvormen en speelse oefenvormen aangeleerd Technische vaardigheden: Kniezwaai, armzwaai Lichaamsstrekking Plaatsen afstootvoet Evenwichtsregeling in lucht Landing

75 Ontwikkeling van de motorische vaardigheden
Ontwikkelingsstappen: <2 jaar: Rudimentaire werpvormen met 2 handen 2 - 3 jaar: Worpen uitsluitend met de arm (strekken elleboog) 3 – 10 jaar: Zelfde voet als werparm wordt voorwaarts geplaatst Tegengestelde voet wordt voorwaarts geplaatst Romp buigt opzij om meer kracht in worp te steken Verwringing schouderas en bekkenas wordt groter Werparm wordt meer achterwaarts gebracht en tegengestelde arm dient meer en meer als evenwicht Doorvolgbeweging 2 – 3 jaar Werpen en vangen Vanaf 2 jaar systematisch Geslachtsverschillen: Tot 7 jaar: Zo goed als geen geslachtsverschillen jaar: Geslachtsverschillen worden geleidelijk groter Rond 12 jaar: Ontwikkeling van het werppatroon en vangpatroon stopt bij meisjes Jongens kunnen een veel betere slagworp uitvoeren dan meisjes Vanaf 12 jaar:Sporttakspecifieke onderhandse, bovenhandse, zijwaartse werppatronen worden door de meeste jongens gemakkelijk aangeleerd Meisjes zullen bepaalde werpvaardigheden nooit aanleren

76 Ontwikkeling van de motorische vaardigheden
Lijkt eenvoudig, maar is het niet voor kinderen Gebrek aan balvaardigheid bij vele kinderen wordt veroozaakt door: Slechte antcipatie op balbaan, Gebrek aan lichaamsbesef, Schrik om een bal te vangen … Werpen en vangen Anticipatie is minder indien: Hindernissen of tegenstrevers de verplaatsing naar de bal hinderen Interceptiepunt van de bal verder is De bal klein is De balbaan hoog is Contrast tussen bal en omgeving niet duidelijk is Snelheid van de hoog of zeer laag is Ontwikkelingsstadia: Bal wordt meer afgeremd met handen Verplaatsing naar het interceptie- punt wordt efficiënter Vingers worden meer gespreid Vingers opwaarts gericht voor een hoge balbaan Vingers neerwaarts gericht voor een lage balbaan Vangbeweging wordt korter zodat onmiddellijk een pas gegeven kan worden Eerste vangbewegingen: Bal wordt tussen armen en borst geklemd Wegdraaien van het hoofd Sluiten van de ogen (bij meisjes dikwijls nog tijdens de adolescentie)

77 Ontwikkeling van de motorische vaardigheden
Beweging van het lichaam afstellen op beweging van de bal Dit is niet eenvoudig voor kinderen Trappen en slaan Ontwikkelingsstadia: Stilligende bal (vanaf 1,5 jaar) Onderbeen duwt de bal weg Romp, armen en benen zijn passief Trapbeen wordt na balcontact teruggetrokken Steunbeen wordt voorwaarts naast de bal geplaatst Romp wordt meer achterwaarts gebracht Meer romprotatie Achterwaarts brengen van armen voor evenwicht Follow-through Rollende bal (vanaf 3,5 jaar) Anticpatie op balbaan wordt moeilijker Inschatten van de plaats waar het steunbeen moet geplaatst worden Bal die naar hen toe rolt Bal die dwars voor hen rolt Bal die wegrolt Bal in zweeffase (vanaf 3,5 jaar) Trappen op een bal die van dichtbij wordt toegeworpen Bal die ze zelf laten vallen of opwerpen Bal met willekeurige balbaan (>5 jaar)

78 Ontwikkeling van de motorische vaardigheden
Beweging van het lichaam afstellen op beweging van de bal Bij kinderen tot 4 jaar lukt dit zo goed als niet Trappen en slaan Ontwikkelingsstadia: vanaf 2 jaar Kinderen beginnen te slaan op diverse voorwerpen Op voorwerpen op de grond, ballonnen Indien kinderen in hun natuurlijke leefomgeving verschillende rackets (softtennis, badminton, mintennis, …) krijgen aan- geboden, ontwikkelt een eerste slagpatroon: bal wordt tegen racket gehouden om weg te slaan twee armen zwaaien samen voor- en achteruit hele lichaam roteert ongecontroleerd mee bal wordt op willekeurig tijdstip losgelaten zodat hij willekeurig voor- of achterwaarts wegvliegt bal die aangegooid wordt, kan niet teruggeslagen worden vanaf 3 jaar bal wordt zelf opgeworpen en vanuit stilstand weggeslagen (± 3 jaar) bal kan aangegooid worden en teruggeslagen (± 3,5 jaar) afstand van aangooien kan verhogen (± 4 jaar) bal kan na een verplaatsing worden teruggeslagen (± 5 jaar) vanaf 5 jaar

79 Ontwikkeling van de motorische vaardigheden
Trappen en slaan Methodologische principes bij het slaan Badminton: voorwerp vliegt traag “Bal”baan is recht bovenhands slagpatroon ontwikkelt voor onderhands racket is licht Tennis: balbaan is recht racket en bal zijn zwaarder bal vliegt snel Squash: bal is kleiner en vliegt snel racket is relatief zwaar en kleiner balbaan is niet noodzakelijk recht interactie met tegenstrever Moeilijkheidsgraad

80 Ontwikkeling van de motorische vaardigheden
Deze vaardigheden zijn essentieel voor bijvoorbeeld gymnastiek, bergsporten, muurklimmen, atletiek Klauteren, tuimelen, slingeren Eerst: voldoende lichaamskracht ontwikkelen overwinnen van hoogtevrees behoud van lichaamsevenwicht tijdens klauteren Tussenstappen: Vanaf 9 maanden: Lage voorwerpen Groot steunoppervlak Vooral beenkracht Hellend vlak of trap kan zonder problemen Vanaf 15 maanden: Hogere voorwerpen Kleiner steunvlak Armen worden ook gebruikt Verticale verplaatsing door beenkracht Verticaal klauteren kan onder begeleiding Rond 4 – 5 jaar: Armkracht is voldoende om moeilijkere vormen van klauteren aan te leren

81 Ontwikkeling van de motorische vaardigheden
Armkracht moet voldoende ontwikkeld zijn 4 – 7 jaar: hangen aan armen met voeten onderaan zelf in gang slingeren kan nog niet Klauteren, tuimelen, slingeren Vanaf 7 jaar: Slingerbeweging kan zelf in gang gezet worden opspannen van buik- en rugspieren Slingerbeweging kan groter worden Kinderen durven geleidelijk slingeren in omgekeerde hang

82 Ontwikkeling van de motorische vaardigheden
Kinderen beginnen spontaan te tuimelen vanaf 2 jaar Rond 2,5 jaar: vooral zijwaarts tuimelen geleidelijk durven ze hun hoofd plaatsen geleidelijk wordt de nek geplaatst meestal is hulp nodig om ze echt te laten doorrollen ze strekken tijdens de tuimelbeweging meestal uit Klauteren, tuimelen, slingeren Rond 3,5 jaar: kleiner bolletje plaatsen van de handen kin tegen borst afzetten met de benen minder uitstrekken Rond 4,5 jaar: Bolletje bereik van de tuimelbeweging vergroot

83 Ontwikkeling van de motorische vaardigheden
Horizontaal vlak: Schaatsen, rolschaatsen, ijsschaatsen ijshockey, … Hellend vlak: Ski, snowboard, … Glijden Problemen bij glijden op horizontaal vlak: Zijwaarts uitduwen op 1 been Evenwichtsregeling Gebogen houding van de romp Coördinatie van armen en benen Problemen bij glijden op hellend vlak: (vanaf ± 3 jaar) Durf Evenwichtsgevoel Kracht in de benen Lichaamsbesef Hellingslijn van de berg inschatten Afwisselende belasting van bergbeen en dalbeen Schouders en benen moeten ontkoppeld worden Oneffenheden in terrein leren opvangen met de benen

84 Ontwikkeling van de motorische vaardigheden
Vanaf enkele weken na de geboorte kunnen wateractiviteiten Belangrijkste aandachtspunten: Overwinnen van het koudegevoel (vanaf 1 jaar) Evenwichtsregeling in het water (vanaf 1,5 jaar) Ontwikkelen van drijfvermogen door arm- en beenbewegingen Wateractiviteiten

85 Relevantie voor de trainingspraktijk
Invloed van maturiteitsverschillen op de motoriek Relevantie voor de trainingspraktijk Tot 4 jaar: Geringe interindividuele verschillen Vanaf 4 jaar: Interindividuele verschillen worden snel groter Omgeving waarin kinderen opgroeien (bewegingsprikkels) Voorkeur voor bepaalde bewegingsfamilies Genetische aanleg Participatie in club of jeugdbeweging Tot 6 jaar kan men ieder kind echter voldoende boeien met gevarieerde bewegingsactiviteiten. Specialisatie is niet nodig tot 6 jaar Kinderen moeten een voldoende conditionele onderbouw meekrijgen waarop ze nadien hun sportspecifieke ervaringen kunnen bouwen 4 – 15 jaar: Vroeg mature kinderen hebben: meer armkracht meer sprongkracht meer kracht in buikspieren en heupbuigers betere prestaties op verschillende motorische vaardigheden zoals lopen, springen, werpen, evenwicht, wendbaarheid, slaan, vangen betere aërobe capaciteit en absolute VO2max (hartvolume en slagvolume) Laat mature kinderen hebben: betere relatieve VO2max (invloed van GEW wordt uitgeschakeld) Verschillen zijn het grootst bij de jongens Na 15 jaar: Maturiteitsverschillen verdwijnen terug

86 Invloeden op de ontwikkeling
Inleiding Sociale en culturele invloeden Psychosociale invloeden Intellectuele ontwikkeling

87 Inleiding Invloed van sociale, culturele, psychologische en intellectuele factoren op de motorische ontwikkeling en fysieke activiteit Welke factoren: Sociale en culturele normen Familiale achtergrond Beroep Inkomen Studiekeuze Populariteit van een bepaalde sport Psychologische ontwikkeling Intellectuele ontwikkeling Fysieke activiteit Iedereen zou de kans moeten krijgen om aan sport te doen omwille van de positieve effecten op groei, maturatie en ontwikkeling Sport heeft ook een zeer positief effect op de verstandelijke ontwikkeling

88 Sociale en culturele invloeden
Geslachtsspecifieke gedragspatronen: Mannelijke en vrouwelijke gedragspatronen (ook in sport) Jongens worden van kindsaf gestimuleerd tot klimmen, lopen, springen, voetballen Drop-out is veel groter bij meisjes Sommige vaardigheden ontwikkelen bij sommige meisjes niet verder na de adolescentie Rol van de omgeving van het kind: De sportieve vrijetijdsbesteding van de ouders, broers en zussen beïnvloedt de sportieve ontwikkeling van de kinderen De grootte van het gezin heeft eveneens een invloed Sportidolen, vrienden of sportbegeleiders kunnen een voorbeeldrolmodel spelen Invloed van ras of etniciteit: Verschillen in groei en maturatie: GES van zwarten > blanken bij kinderen (niet op volwassen leeftijd) GEW van blanken > zwarten bij kinderen (niet op volwassen leeftijd) Onderste ledematen zijn langer bij zwarten Zwarte kinderen: meer vet op de romp Verschillen in motorische ontwikkeling: Sommige motorische vaardigheden, loopsnelheid, werpafstand, spronghoogte, oog-hand coördinatie, uithouding Invloed van economische factoren: Voeding, incidentie van ziekten, levensomstandigheden, medische verzorging Beter economisch milieu: groter, zwaarder, vetter, PHV vroeger, … Invloed van klimaat: Warme landen: betere warmteregeling, meer ectomorf, vroeger matuur, lager GEW Koude landen: meer mesomorf of endomorf (warmte bijhouden) Hoogte: meer zuurstof in bloed, kleiner, lichter, later matuur

89 Psychosociale invloeden
Zelfwaardering: Effect op motivatie Zelfwaardering van kinderen mag niet ondermijnd worden Drop-out: Stoppen kinderen met sport omdat ze motorisch minder vaardig zijn OF Stoppen kinderen met sport omdat ze een lagere zwelfwaardering krijgen opgedrongen, gedemotiveerd geraken, belemmerd worden in de motorische ontwikkeling en dan stoppen Attributies: Succes en mislukking worden op een bepaalde manier ingeschat ZIE SPORTPSYCHOLOGIE EN COACHING

90 Intellectuele ontwikkeling
Relevante sportieve kennis Feiten Uitvoeringen en bewegingen Keuzemogelijkheden Bij volwassenen lukt dit allemaal beter dan bij kinderen Voor 6 jaar: Kinderen moeten eerst KENNIS verwerven (duurt niet lang) Dan ontwikkelen ze een rudimentaire vorm van de vaardigheid Dan kunnen ze juiste beslissingen nemen 6-8 jaar: verbale informatie wordt nog niet goed begrepen demonstratie is veel beter Vanaf 9 jaar: Kinderen kunnen ook via de klassieke instructie voldoende info opnemen Snelheid van de cognitieve functies De beschikbare kennis moet snel kunnen aangesproken worden Kinderen hebben meer tijd nodig om info te herinneren Reactietijd is trager bij kinderen Bewegingstijd is trager bij kinderen Selectie van de juiste bewegingsantwoorden wordt beter gestructureerd


Download ppt "Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B"

Verwante presentaties


Ads door Google