Download de presentatie
GepubliceerdJoanna Eilander Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Chemie II Contact Dit document is samengesteld door onderwijsbureau Bijles en Training. Wij zijn DE expert op het gebied van bijlessen en trainingen in de exacte vakken, van VMBO tot universiteit. Zowel voor individuele lessen op maat als voor doelgerichte groepstrainingen die je voorbereiden op een toets of tentamen. Voor meer informatie kun je altijd contact met ons opnemen via onze website: of via Disclaimer Alle informatie in dit document is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Toch is het niet uit te sluiten dat informatie niet juist, onvolledig en/of niet up-to-date is. Wij zijn hiervoor niet aansprakelijk. Op geen enkele wijze kunnen rechten worden ontleend aan de in dit document aangeboden informatie. Auteursrecht Op dit document berust auteursrecht. Het is niet toegestaan om dit document zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur te kopieren en/of te verspreiden in welke vorm dan ook.
2
Verwachtingen werkcollege
Voorbereiden vragen
3
Opbouw werkcollege Op het werkcollege worden JULLIE vragen over de gemaakte opgaven beantwoord …
4
Werkgroep Diffusie Diffusie = Een zo groot mogelijke en zo regelmatig mogelijke verspreiding van deeltjes. Voorbeeld: een bak met water waar een inktpatroon in valt
5
Begin diffusie
6
Eind diffusie
7
Osmose
8
Welke sportdrank ? Wat wil je bij het sporten ?
Vocht, vocht en nog eens vocht Dus: een sportdrank moet snel opgenomen kunnen worden …
9
Welke sportdrank wordt het snelst opgenomen ???
10
Testje 1. Wat is de oorzaak dat een bloedcel opzwelt bij gebrek aan zout, bij voldoende water? (A). Door de hogere zoutconcentratie in de bloedcel ten opzichte van zijn omgeving vindt er diffusie plaats (B). Door de hogere zoutconcentratie in de bloedcel ten opzichte van zijn omgeving vindt er osmose plaats (C). Door de lagere zoutconcentratie in de bloedcel ten opzichte van zijn omgeving vindt er diffusie plaats (D). Door de lagere zoutconcentratie in de bloedcel ten opzichte van zijn omgeving vindt er osmose plaats 2. De snelheid van diffusie is lager naarmate (A). de temperatuur lager is (B). het diffusieoppervlak kleiner is (C). de deeltjes groter zijn (D). alle bovengenoemde mogelijkheden zijn juist
11
Werkgroep 3 Essentiele vetzuren
Essentiele vetzuren zijn vetzuren die niet door het lichaam zelf gemaakt worden. Belangrijkste: Linolzuur Alfa-linoleenzuur
12
‘Semi-essentiele’ vetzuren
Uit de essentiele vetzuren kunnen andere vetzuren gemaakt worden. Deze noemen we ook wel de ‘semi-essentiele’ vetzuren: Linolzuur arachidonzuur Alfa-linoleenzuur eicosapentaeenzuur docosahexaeenzuur
13
Vorming semi-essentiele vetten
Altijd in blokjes van 2 C-atomen: Door het enzym elongase Altijd met 1 dubbele binding per keer: Door het enzym desaturase
14
Voorbeeld Linolzuur: Desaturase Elongase Desaturase
En dit laatste molecuul is arachidonzuur
15
Testje 3. Welke uitspraak over essentiële vetzuren is juist? Essentiële vetzuren: (A). behoren tot de meervoudig onverzadigde vetzuren (B). hebben 2 of meer cis dubbele bindingen (C). kunnen NIET in het lichaam gevormd worden (D). alle bovengenoemde mogelijkheden zijn juist 4. Bij de omzetting van docosapentaeenzuur naar docosahexaeenzuur speelt het enzym elongase een rol. Toch wordt het molecuul niet langer. Dit komt doordat: (A). de functie van elongase het verkorten van een molecuul is (B). de werking van elongase ongedaan wordt gemaakt door beta-oxidatie (C). de werking van elongase ongedaan wordt gemaakt door desaturase (D). elongase alleen werkt bij een koolstofketen met een lengte kleiner dan of gelijk aan 18
16
Werkgroep 4 De absorptie van vetten
Korte keten vetten: Transport door darmwand Bloedbaan Lever Lange keten vetten: Transport door darmwand Lymfebanen Bloedbaan Lever
17
Probleem 1 Lange keten vetten hebben een probleem:
Ze kunnen niet zomaar door de darmwand getransporteerd worden: ze zijn te groot Maar: Ze worden eerst gesplitst in vetzuren en glycerol Daarna als micellen door de darmwand vervoerd Daarna weer netjes in elkaar geknutseld
18
Probleem 2 Vetten hebben (uiteraard !) als probleem dat ze niet goed oplosbaar zijn in bloed. Zowel korte keten vetten als lange keten vetten worden gekoppeld aan … Goed oplosbare eiwitten Korte keten vetten aan albuminen Lange keten vetten in chylomicronen
19
Werkgroep 5 Lipoproteinen
Voor het vervoer van vetten en cholesterol zijn transportmiddelen aanwezig. Dit noemen we de lipoproteinen. Lipoproteinen zijn bolvormig en bestaan uit: Een mantel van eiwitten Waarbinnen vet en cholesterol ligt opgeslagen
20
Lipoproteinen - mantel
21
Lipoproteinen - inhoud
22
Routebeschrijving lipoproteinen
23
Testje 5. Gegeven 2 stellingen
I VLDL staat voor Very Large Density Lipoproteins II LDL bestaat voor een groot gedeelte uit triglyceriden (A). I en II zijn juist (B). Alleen I is juist (C). Alleen II is juist (D). I en II zijn niet juist 6. Gegeven 2 stellingen I transport van endogeen vet vindt plaats via VLDL II LDL brengt cholesterol naar de weefsels
24
Werkgroep 6 Gezonde lipoproteinen
Alhoewel HDL en LDL beide nodig zijn, blijkt dat de verhouding tussen de twee belangrijk is: Het liefst veel HDL en weinig LDL
25
Gezonde vetten Alhoewel inmiddels algemeen bekend,
Toch nog maar eens herhaald … Verzadigde vetzuren ongezond Trans-onverzadigde vetzuren ongezond Cis-onverzadigde vetzuren gezond
26
Vrije radicalen Zuurstof is onmisbaar.
Zuurstof is ook heel schadelijk. Normaal is ok: Vrij radicaal is schadelijk:
27
Vrije radicalen missen dus een elektron …
Gevolgen Vrije radicalen missen dus een elektron … En willen dit terug ! Desnoods met geweld .. Hierbij beschadigen ze andere moleculen, zoals bijvoorbeeld LDL
28
Gevolgen Beschadigd LDL wordt afgevoerd door macrofagen
Maar: macrofagen verslikken zich in beschadigd LDL, kunnen het niet meer kwijt en zwellen op: schuimcellen Schuimcellen klitten vast aan de wand van het bloedvat en zorgen uiteindelijk voor aderverkalking
29
Werkgroep 7 Straling Verschillende toepassingen van straling:
Doden van bacterien, schimmels, insecten Vetmetingen Magnetron
30
Magnetron - werking Principe: Precies de goede microgolf straling
Watermoleculen (die immers dipolen en dus kleine magneetjes zijn) gaan door de microgolfstraling trillen Trillen = energie = warmte
31
Magnetron - eigenschappen
Gelijkmatige verhitting (want watermoleculen zitten natuurlijk overal) dus HELAAS geen korstje Straling dringt niet ver door in het gerecht. Nagaren is belangrijk zodat de warmte ook ver kan doordringen. Straling is niet gelijkmatig verdeeld. Het gerecht wordt op de ene plek eerder gaar dan op de andere. Dus het gerecht moet regelmatig bewogen worden.
32
Om over na te denken … Waarom ontploft een ei in de magnetron
Waarom mag je geen hoge metalen schalen in de magnetron gebruiken Waar gaart een gerecht het snelst: aan de rand of in het midden van de oven. En waarom ???
33
Testje 7. Indien er door ziekte een tekort aan LDL-receptoren is, dan:
(A). daalt het cholesterolgehalte van het bloed (B). daalt het cholesterolgehalte van de weefsels (C). stijgt het cholesterolgehalte van het bloed (D). stijgt het cholesterolgehalte van de weefsels 8. Welk type straling wordt gebruikt bij de magnetron? (A). Gammastraling (B). Micro(golf)straling (C). Rontgenstraling (D). UV-straling
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.