Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdRoeland Aalderink Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
FOTODIGITAAL
2
Cursus fotografie Digitale fotografie & beeldbewerking.
Digitale fotografie & beeldbewerking. Docent: Ad Broeders. Website:
3
Compact camera´s Kleine camera´s.
Licht van gewicht, gemakkelijk mee te nemen. Veel voorgeprogrammeerde instellingen mogelijk. Niet verwisselbare lens, kwaliteit bepaald door merk. Soms teveel instellingen. Ingebouwde flitser, snel last van rode ogen. Menu´s vaak lastig, soms ware zoektocht. Steeds meer zonder zoeker en alleen met schermpje. In de volle zon lastig om leuke compositie te bepalen.
4
Spiegelreflex camera´s
Steeds meer mogelijkheden. Je kijkt door de lens en hebt dus geen last van de zon. Door de lens kijken: beter compositie bepalen. Naast geprogrammeerde instellingen ook handmatig. Bepaal zélf de kwaliteit van het beeld met kwaliteitslens. Nauwkeurig zélf bepalen waar de scherpte ligt. Camera is zwaar veel om mee te sjouwen. Aparte flitser mogelijk. (geen rode ogen) Veel meer zelf regelen.
5
De foto De opname wordt eigenlijk maar door 2 factoren bepaald.
Het diafragma. Met het diafragma bepaal je de diameter van de lensopening. Hoe groter het gat hoe meer licht er doorheen kan. De sluitertijd. Met de sluitertijd bepaal je hoe lang er licht door de lensopening gaat. De juiste combinatie van deze 2 factoren zorgt er voor dat het gemaakte beeld zuiver belicht en alle details laat zien.
6
Brandpunt afstand van de lens (f)
Brandpunt laag getal = groothoek (veel op de foto) Brandpunt hoog getal = tele (weinig op de foto) Brandpunt 50 mm = perspectief gelijk aan menselijk oog. Bij zoomlens varieert het brandpunt bijv. 70 – 300 mm
8
Diafragma Camera in rust, het diafragma staat helemaal open.
Op het moment van de opname gaat het diafragma dicht tot de waarde die gekozen is. Na de opname gaat het diafragma weer open in de uiterste stand. De brandpuntafstand staat voor op de lens.
9
Diafragma Uiterste diafragma staat vermeld op de lens.
Hoe kleiner dit diafragmagetal -> hoe lichtsterker de lens Hoe kleiner dit diafragmagetal -> hoe beter de lens. Hoe kleiner dit diafragmagetal -> hoe duurder de lens. 2x zo lichtsterk = 2x zo duur
10
Diafragma is een reeks De diafragmagetallen vormen een wiskundige reeks. 1,4 – 2,0 – 2,8 – 4,0 – 5,6 – 8,0 – 11 – 16 – 22 – 32 De factor waarmee steeds vermenigvuldigd wordt is 1,41 1,4 x 1,41 = 2,0 2,0 x 1,41 = 2,8 2,8 x 1,41 = 4,0 Waarbij 1,41 de wortel is van het getal 2 en het diafragmagetal steeds wordt afgerond op 1 cijfer na de komma. Het is steeds een verdubbeling van de lensopening. (oppervlakte)
11
Wat kan ik bepalen met het diafragma (f)?
Bij veel licht kies je een hoger (f)-getal > 22 Bij weinig licht kies je een lager (f) getal -> 2,0 Wil je meer scherptediepte? Kies een hoger (f) getal Wil je minder scherptediepte? Kies een lager (f) getal
29
Sluitertijden De sluitertijden van een camera vormen ook een reeks
1/15 sec – 1/30 sec – 1/60 sec – 1/125 sec enz. Bij veel camera´s (SR) begint de reeks met de letter B Na de letter B begint de reeks met minuten 2” – 1” enz. Na de minuten komen de hele seconden 1´ - 2´ enz. Na de hele seconden komen de breuken 1/30 – 1/60 enz. De breuken kunnen oplopen tot 1/8000 sec. (lees: een achtduizendste deel van een seconde erg snel dus)
30
Sluitertijden de letter B
Kies je de stand B dan wil dat zeggen dat, áls je op de opname gaat maken, de sluiter openblijft staan totdat jij de knop weer los laat. Zeer lange sluitertijden, van langer dan een half uur, zijn mogelijk. Voorbeelden: Nachtopnames Trucageopnames Bij zeer moeilijk lichtomstandigheden.
31
Sluitertijden Bepaald de lengte van de belichting.
Te korte belichten geeft een onderbelichte foto. Met korte tijden kun je beweging “ bevriezen ”. Met langere tijden kun je bewegingen benadrukken. Langere tijden geven kans op bewegingsonscherpte. Vaak nodig om met statief of ondersteuning te werken.
32
Wat kan ik bepalen met sluitertijden?
Beweging & snelheid in een foto benadrukken. Hogere sluitertijd = zeker scherp / onbewogen beeld. Lagere sluitertijden = steeds meer bewogen. Bij hogere snelheden -> uit de hand fotograferen. Bij lagere snelheden -> ondersteunen bijv. statief. Snelle sluitertijd
33
Voorbeelden Lange sluitertijden
34
Voorbeelden Korte sluitertijden
35
Lange sluitertijd Lange sluitertijd www.fotovision.nl
36
Relatie Diafragma & Sluitertijden
37
Automatisch of handmatig?
Compact camera´s kiezen automatisch. Soms ook handmatig. Spiegelreflexcamera´s altijd automatisch & handmatig. Programma´s: P Meest automatische stand. A Automatisch met diafragma voorkeur. S Automatisch met sluitertijd voorkeur. M Minst automatisch alles handmatig instellen.
38
P Helemaal automatisch
Jij kiest zelf helemaal niets - camera doet het werk. Lichtmeter van de camera meet en stelt de camera in. Camera kiest zelf de diafragma – sluitertijd combinatie. Géén invloed op de instellingen mogelijk. Beeld ( in principe ) altijd goed. Let op dat camera niet zelf een té lage tijd kiest. (statief) Alleen invloed door wijzigen ISO-instelling. Bij situatie´s gebruiken waar geen tijd is om in te stellen. Meest veilige methode.
39
A Automatisch met diafragma voorkeuze
Jij kiest het diafragma. De camera kiest daar zelf de juiste tijd bij. Geeft controle over scherptediepte. Let op dat de sluitertijd niet té lang wordt. (anders statief) Kans bestaat dat camera sluitertijd kiest die niet bestaat. Desnoods ISO-waarde aanpassen - anders instellen.
40
S Automatisch met sluitertijd voorkeuze
Jij bepaald de sluiterijd. Camera kiest daar het juiste diafragma bij. Je hebt controle over de beweging in de foto. Kans dat camera diafragma kiest wat niet bestaat. Daardoor kans op foute opname. Desnoods ISO-waarde aanpassen.
41
M Alles zélf instellen. Zélf sluitertijd kiezen.
Zélf diafragma kiezen. Maximale controle over beweging & scherptediepte. Combinatie moet altijd 100% in orde zijn. Moeilijkste instelling van P - A - S - en M mogelijkheden. Moeilijker werken = langzamer werken. Bij panoma opnames een must om te gebruiken. Bij hele serie´s met exact dezelfde achtergrond erg nuttig. Minst veilige methode.
43
Lichtmeting Ingebouwde lichtmeter werkt meestal goed.
Meet gereflecteerd licht van het object. Gebruiken voor normale situatie´s. Bij extreme situatie´s corrigeren of losse meter. Extreme situatie: Sneeuw – strand – donker – licht. Losse meter met “opvallend lichtmethode” veel beter. Meet de hoeveelheid licht die op het object valt. Belichting komt héél precies. Vooral niet overbelichten!
44
Controle over de belichting
Belichting zoals vroeger bij dia´s (nauwkeurig belichten) Details in overbelichte delen zijn onherstelbaar. liefst ook niet onderbelichten. Tóch liever iets te donker dan te licht. Belichting is na de opname te controleren a.d.h. van: Histogram Nikon D200 knippert in de overbelichte onderdelen. Mogelijk kan dat ook bij uw camera
47
Scherpstellen Kan handmatig
Kan automatisch (autofocus) maar gaat niet altijd goed. Ook met autofocus bewust scherpstelpunt zoeken. Vooral bij onderwerp uit het midden belangrijk. Div. merken camera´s hebben verschillende methoden. Eenvoudigste methode vaak de veiligste
48
Gevoeligheid ASA of DIN
Hetzelfde als bij de analoge films. Verdubbeling in getal is verdubbeling in gevoeligheid. ASA waarden 100 – 200 – 400 – DIN waarden 18 – 21 – 24 – 27 – 30. Hoe hoger het getal hoe gevoeliger voor licht. Veel licht aanwezig -> laag getal. Weinig licht aanwezig -> hoog getal. Vaak slechte foto´s boven ASA 800 ( 30 Din) (blauwe pixels in donkere partijen)
49
Kleurtemperatuur Licht is niet altijd wit.
Elke soort heeft z´n eigen kleurtemperatuur. Kaarslicht rood – oranje 2800°-3200° Halogeenlampjes geel ° Tl-lampjes groen ° Daglicht /Flitslicht wit licht 5500°-5600° In de schaduw blauw ° Vroeg ochtendlicht Sterk blauw 7000°
50
Kleurtemp is in te stellen -> WITBALANS
Veel camera´s hebben deze instelmogelijkheid Vaak met icoontjes / symbooltjes Sommige spiegelbeeldcamera´s kunnen in ° kelvin Ingesteld worden. Op automaat meestal goed van kleur. Zelf instellen, je hebt het helemaal zelf onder controle. Gebruik van grijskaart is bij bewerken handige hulp.
51
Voorbeeld
52
Voorbeeld
53
Voorbeeld
54
Voorbeeld
55
Bestandsformaten JPG – TIFF – PSD – PDF – GIF – RAW.
Op camera’s meestel: JPG – TIFF en RAW. Jpg is een gecomprimeerd bestand en meest gebruikt. TIFF – PSD en RAW zijn het grootste / beste (prof.) RAW is het allergrootste en meest ideale bestand. PSD en TIFF worden erg groot door de bewerkingen. PDF is ideaal om te versturen en te beveiligen. Grote bestanden verstuur je met
56
JPG - formaat Mate van compressie vaak in te stellen.
Low – medium – high – extra high Of schaal 1 t/m 10 en soms 12 Werk nauwkeurig en steeds vanuit het basisbestand. Elke keer opnieuw opslaan heeft gevolgen voor kwaliteit.
57
K V
58
FLITSTECHNIEKEN Rechtstreeks in de richting van het onderwerp.
Indirect via een omweg naar het onderwerp. Studio flitsinstallatie Losse flitsers aansturen met de flits op de camera. Flitslicht heeft altijd zuivere kleurtemp. van 5500 graden.
59
Flitssynchronisatie Is de maximale tijd waarbij juist flitsen nog mogelijk is Vaak 1/180 s tot 1/250 (afhankelijk kwaliteit camera) Is vaak anders gekleurd / aangegeven op camera Langzamer mag zoals bij avond opnamen Synchronisatie op 1e gordijn Synchronisatie op 2e gordijn (niet op elke camera) 2e gordijn fijn bij opnames met beweging erin.
60
Direct flitsen Voordelen: Geen bijzondere flitser nodig.
Voordelen: Geen bijzondere flitser nodig. Ingebouwd? De camera berekent en stuurt de flitser. Nadelen: Ingebouwd? Rechtstreeks in het gezicht. Vlakke verlichting – irritant voor portret. Beperkt in flitsafstand vooral bij ingebouwd Ingebouwd? Indirect flitsen niet mogelijk.
61
Indirect flitsen Voordelen: Mooie zachte verlichting
Voordelen: Mooie zachte verlichting Door draaien flitskop licht vanaf andere hoeken mogelijk Nadelen: Zwaardere, vaak duurdere flitser nodig Wil je zuiver belichting dan is flitsmeter noodzakelijk Kleur op onderwerp is kleur van het indirecte vlak
62
Richtgetal flitser Richtgetal geeft kracht aan van de flitser
Hoe hoger het richtgetal – hoe verder het flitslicht reikt Richtgetal : aantal meters = diafragma Richtgetal : diafragma = aantal meters Richtgetal wordt aangegeven bij 21 DIN / 100 ASA Hoe hoger je DIN/ASA instelt, hoe verder het licht komt Op automaat wordt dit door camera / flitser bepaald Op handbediening zelf berekenen
63
Willekeurig diafragma niet goed Bewust kiezen / berekenen wél goed
Hoe pakken we dit aan? Hoog diafragmagetal: Geeft fel onderwerp / donkere achtergrond Licht komt niet zover / achtergrond donker Laag diafragmagetal: Achtergrond wordt lichter / model overbelicht Willekeurig diafragma niet goed Bewust kiezen / berekenen wél goed
64
Juiste methode voor mooie belichting
Doe net alsof je NIET op automaat werkt Meet de belichting van het omgevingslicht Welke tijd en welk diafragma geeft dit? Bereken met R / f = m(eters) de afstand tot model Ga op deze afstand staan Bepaal met de zoom je uitsnede Flits dan handmatig óf op automaat Let op bij indirect op de kleur van het flitsoppervlak
65
Sensor cleaning Zelf doen of laten doen?
Laten doen is kostbaar / camera mogelijk lang weg Zelf doen is gevaarlijk als sluiter dicht gaat. Altijd goed in boekje kijken over werkwijze Beter weinig objectieven wisselen Steeds meer camera’s hebben schoonmaaksysteem Visibledust werkt goed
66
Succes Volg nog eens een cursus bij www.fotodigitaal.eu
We geven óók nog les in: Photoshop Elements Photoshop Cs2 en Cs3 Beginners Photoshop Cs2 en Cs3 Gevorderden
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.