De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Archeologisch vooronderzoek Staringlaan, Soest

Verwante presentaties


Presentatie over: "Archeologisch vooronderzoek Staringlaan, Soest"— Transcript van de presentatie:

1 Archeologisch vooronderzoek Staringlaan, Soest
Midden-Steentijd vondsten op een voormalig korfbalveld U heeft wellicht in diverse kranten gelezen al gelezen over de opgravingen aan de Staringlaan of misschien ook wel de opgraving bezocht. Voor een compleet en hopelijk helder beeld, wil ik hier toch even het proces aangaande het tot op heden uitgevoerde archeologisch onderzoek presenteren. Bewonerspresentatie door Milo Verhamme, gemeentelijk archeoloog Soest woensdag 29 januari 2014

2 Bodemkundige boringen
Bureauonderzoek en Bodemkundige boringen Een archeoloog steekt nooit zomaar ergens een schep in de grond. Er dient ten eerste altijd een serieuze bedreiging van het bodemarchief te zijn. Vervolgens wordt ‘achter het bureau’ gekeken wat er bekend is over de locatie in kwestie. Tijdens dit bureauonderzoek worden er oude topografische kaarten, bodemkundige kaarten, hoogtekaarten etc. bestudeerd. Op basis hiervan bleek het plangebied Staringlaan al interessant, want er kon geen bewijs van ‘recente verstoring’ aangetoond worden. Om dit te controleren zijn enkele bodemkundige controleboringen uitgevoerd. Met een handmatige grondboor zijn verspreid over het terrein boringen gezet. Hieruit bleek inderdaad dat de bodem intact was. Dit is te zien aan de geleidelijke kleurovergangen e.d.

3 Hoe ontstaan archeologische sporen?
Die geleidelijke kleurovergangen ontstaan als de bodem eeuwenlang ongeroerd blijft. Hoewel deze afbeelding niet helemaal van toepassing is op de Staringlaan – aangezien er geen huizen hebben gestaan – geeft het in het algemeen aan hoe archeologische sporen in de bodem ontstaan. Iedere vorm van bodemroering – antropogeen of natuurlijk – laat haar eigen type sporen achter. Deze zijn herkenbaar in het vlak (horizontaal) en in het profiel (verticaal).

4 Proefsleuven Aangezien aan de hand van de boringen en het bureauonderzoek bleek dat in het gebied archeologische sporen / resten aanwezig konden zijn, werd besloten om proefsleuven te trekken. Op deze manier onderzoek je ca. 10% van het terrein. Deze sleuven komen te liggen op de diepte waarop zich archeologische sporen aftekenen in het zand. Meestal is dat in de gele moedergrond. Bestuurlijk is er voor gekozen om eerst het sportveld te onderzoeken, en om het aangrenzende parkeerterrein nog even te ontzien i.v.m. het gebruik. De sleuven tonen een intacte bodem; geelbruine moedergrond, met grijze vlekken en banen (archeologische sporen), afgedekt door een pakket van grijs / grijsbruin zand. Dit is de in de prehistorie ontstane bodemvorming. Hieruit valt op te maken dat het terrein naar de Midden-Steentijd ongebruikt en dus ongeroerd is gebleven (m.u.v. de enkele karren- en ploegsporen). Op de sleuvenkaart is te zien dat de sporen zich over een groot deel van het sportveld bevinden. De Midden-Steentijd bodem (landschap, leefnivo) zoals zichtbaar in het profiel lag over het gehele terrein van het sportveld!

5 Midden-Steentijd (8800-4900 v. C.)
stuifzand bodemvorming leefniveau Midden-Steentijd haardkuil Detail van de bodemdoorsnede (profiel / verticaal aanzicht). U ziet diverse kleuren. Onderin de gele ongeroerde moederbodem (onvervuild). Dit is het dekzand uit de laatste Ijstijd. Dit zand is zo schoon omdat er toen nog geen begroeiing en bewoning was. Het zand kon daarom niet ‘vuil’ worden (geen humeuze resten, afval e.d. waardoor bodem donkerder wordt). De lagen hierboven zijn donkerder, omdat er vegetatie kwam. Er ontstaat een humeuze bodem die donkerder van kleur is. Deze donkere kleur wordt in de loop der eeuwen echter weer lichter (grijs), doordat de ‘voedingsstoffen’ eruit sijpelen. Ook menselijke aanwezigheid laat sporen / lagen achter. Sporen van bewoning, gebruik etc. In en rond deze sporen zijn vondsten gedaan. Het betrof hoofdzakelijk vuursteen en overig natuursteen. Veel andere materiaalsoorten zoals bot, hout en huid (leer) blijft in dergelijke zandbodems ook niet bewaard, en zullen dus niet teruggevonden worden. Mogelijk slechts enkele minuscule resten. ongeroerde grond

6 Microlithen (werktuigjes)
pijlpunt kling steker Kenmerkend voor deze periode in de Prehistorie waren rondtrekkende jagers-verzamelaars. Het werd warmer in deze periode (het ijs trok zich terug), en het klimaat leende zich weer voor seizoensgebonden kampementen op overgang van nat naar droog vanwege jacht en visvangst. Vuursteen voor harpoenen, pijl en boog, huiden schrapen, snijden, boortjes etc. Men jaagt op vogels, herten, bevers, zwijnen e.d. Het grote wild leeft hier niet meer, en de jacht en jaagomstandigheden veranderen. Dus ook de werktuigen/wapens. Kenmerkend voor deze periode zijn Microlithen. Van de meeste wapens en gebruikswerktuigen vind je alleen vuursteen terug. Het hout e.d. is dus vergaan. Let op de grootte van de vondsten. Het gaat om door mensen gemaakte gebruiksvoorwerpen van maximaal enkele centimeters groot. Ze getuigen van een enorm vakmanschap! weerhaakje schrabber boortje

7 Reconstructies Bijzonder is de combinatie van vondsten in een intact leefniveau, met haardkuilen, mogelijke teerkuilen en andere sporen. 1 of 2 kuilen onderzocht, houtskool, vuursteenvondsten. Het aantreffen van een klopsteen (vergelijk het met een hamer), afslagen, afval en eindproducten duidt op lokale bewerking van vuursteen op de Staringlaan. Hier heeft dus iemand rond een kampvuur van een klomp vuursteen (een knol) een pijlpunt of mesje gemaakt! Het bewerken van vuursteen was een tijdrovende klus. Daarom werden vuursteenproducten veel herbruikt. Dit is te zien aan herstelwerkzaamheden aan de voorwerpen (onder de microscoop). Vuurstenen werden ‘los’ gebruikt, maar ook als onderdeel van een pijl, harpoen e.d. Vuursteen voor harpoenen, pijl en boog, huiden schrapen, snijden, boortjes etc. Reconstructie (experimentele archeologie) van het vervaardigen en gebruiken van mesolithische gebruiksvoorwerpen. Reconstructie toont pijl met weerhaken (harpoen). Let op: de mesolitische ‘samenleving’ was een heel ander soort gemeenschap dan de latere boeren, die zich op vaste plekken vestigden. De jagers-verzamelaars waren nomadisch en trokken rond met tenten. Hun plaats van tijdelijke vestiging was geheel afhankelijk van het landschap, en aanbod van dieren en water. Daarnaast verzamelt men bessen, knollen, vruchten, noten etc. Nog geen aardewerk en geen metalen! Geen nederzetting, dat komt pas met de eerste boeren vanan de Nieuwe Steentijd! Deze mensen trokken in de warmere jaargetijden naar het noorden, de dieren achterna. In de winter trok men naar het zuiden. Pas vanaf het Neolithicum (Nieuwe-Steentijd v. Chr.) ging met zich op vaste locaties vestigen, huizen bouwen en een simpele variant van het boerenbestaan leven. (vee, akkeren, verbouwen). Waarom op de Staringlaan geen vondsten uit latere perioden (Bronstijd, Ijzertijd) zijn gedaan is nog niet geheel duidelijk. Mogelijk werd het een tijd te nat (veenlaagje aangetroffen) of juist te droog (stuifzand aangetroffen). Het kan ook toeval zijn en heeft men zich in latere periodes gewoon op een andere locatie gevestigd.

8 (Late) Middeleeuwen (450-1500)
Vernatting (veenlaagje in profiel); lange tijd weinig activiteit; bodemvorming (podzol); vervolgens karrensporen uit wellicht 12de-13de eeuw. Kar zakt weg in natte plek en zo blijven afdrukken achter. Vervolgens trad er overstuiving op gedurende erg lange periode. Geringe hoeveelheid vondsten uit deze periode geeft aan dat er weinig is gebeurd. Slechts enkele aardewerkfragmenten zijn teruggevonden door de archeologen. Historische gezien valt de overstuiving te koppelen aan de grote boskap in de Late Middeleeuwen (vergelijk Lange en Korte Duinen en het verstoven dorp Hees). Vervolgens heeft er zich een esdek/bouwvoor/grasveld gevormd en is het terrein aan de Staringlaan ongeroerd gebleven totdat de archeologen er in oktober aan het werk gingen.

9 Lange en Korte Duinen (losse vondsten)
Soester Eng Grafheuvels (Enghenbergje / De Stompert) Staringlaan vondsten Lange en Korte Duinen (losse vondsten) Tijdsbalk met archeologische kennis van de geschiedenis van Soest. De vondsten van de Lange en Korte Duinen zijn deels iets ouder, deels even oud als aan Staringlaan, maar ZONDER context (sporen of afgedekte bodem). Dit komt, omdat de duinen een zeer dynamische landschap zijn met veel verstuiving / erosie. Tevens heeft hier nooit een volwaardig onderzoek plaatsgevonden. De Lange en Korte Duinen zijn overigens op basis van de toenmalige vuursteenvondsten als beschermde archeologische rijksmonumenten aangewezen door de overheid. Grafheuvels – met als meest bekende het Enghenbergje uit ca BC – komen in Soest voor, maar bewoning uit deze periode (Nieuwe Steentijd / Bronstijd / IJzertijd)) is nog niet aangetroffen. Soest zoals we het nu kennen, ontstond met de aanleg van de Soester Eng (esdek) in de Late Middeleeuwen door jarenlange plaggenophoging (potstal) op de Soester stuwwal en de bebouwing langs de doorgaande weg van oost naar west. jaar geleden: ontstaan stuwwal


Download ppt "Archeologisch vooronderzoek Staringlaan, Soest"

Verwante presentaties


Ads door Google