Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdRegina Meijer Laatst gewijzigd meer dan 9 jaar geleden
1
Module Waarnemen, observeren en rapporteren Les 2
Dorien `t Hart 1
2
Programma van vandaag Terugblik vorige week Context
Interpretatie vs obs. Betrouwbaarheid en validiteit. Doelstelling. Soorten observaties. Een onderzoeksvraag formuleren 2
3
Terugblik vorige keer:
Hoe staat het er mee? Begonnen op de stage? Een eerste verkenning gedaan voor een onderzoeksvraag? 5 Minuten waargenomen? Studiehandleiding gevonden? Vragen?
4
Redenen om te observeren
Hulpmiddel (a + b) Informatie Toetsing eigen aanpak
5
6 Blinde mannen doen een ontdekking
6
Zij vinden een… Damwand Speer Slang Boomstam Touwtje Waaier
7
Wat zijn alle onderdelen samen?
Moraal: Als wij onze eigen beelden verklaren tot de werkelijkheid, vergeten wij onze inzichten te delen en raken de ‘ware wijsheid’ kwijt. (Samen zie je meer dan alleen!)
8
Context Lees de casus. Wat zou je willen weten om nog
beter voor je te kunnen zien wat er aan de hand is?
9
5 Soorten observatie Gedragsobservatie Dagelijkse observatie
Systematische observatie Participerende observatie Zelfobservatie Opdracht: lees de casus. Welk van bovenstaande soorten is/zijn van toepassing?
10
Zo objectief mogelijk.. Uitgaan van feiten, van waarneembaar gedrag, zonder je mening gedachten en gevoelens te laten meespelen. Wat moet je dan wel opschrijven? En wat moet je dan niet opschrijven? Hoe objectief is de casus beschreven? Waar liggen verbetermogelijkheden? 10
11
Opdracht In 3-tallen: Lees het verslag van een ander
Onderstreep in kleur aan waar sprake is van een interpretatie, mening, visie, oordeel etc. Nabespreking over: Wat vind je goed aan het verslag? Wat valt je op? Wat kan er beter? Dit doen we ook in week 8 voor het inleveren van het eindverslag: wees kritisch naar elkaar toe. Daar leer je het meest van.
12
Betrouwbaarheid = Herhaalbaarheid tot eenzelfde uitkomst van die observatie Inter-observatie-betrouwbaarheid betrouwbaarheid tussen verschillende observatoren Intra-observatie-betrouwbaarheid betrouwbaarheid binnen één observator 12
13
Welk type betrouwbaarheid?
Anita observeert Tisha. Ze constateert dat Tisha sterk afkeurend reageert op André, de jongste uit de groep. Tisha blijkt zeer aanwezig te zijn in bijzijn van André. Ze heeft op- en aanmerkingen op alles wat André doet. Meestal zijn deze negatief van aard. Anita constateert telkens het bovenstaande na het uitvoeren van 8 observaties in 2 weken tijd. Wat is er te zeggen over de objectiviteit van het stukje? Dit is intra-observatie betrouwbaarheid. Wat is een voorbeeld van inter-betrouwbaarheid? 13
14
Validiteit Heb je gemeten wat je wilde meten? Dan is je observatie VALIDE. V.b. Observatievraag: zijn de bijwerkingen van Ritalin merkbaar bij Raya? Observatie: Op dag een krabt Raya het eerste half uur zestien maal aan haar onderarmen na het innemen van de Ritalin. Op dag twee doet zij dit vier maal gedurende een half uur. Wat is mogelijk niet-valide in dit voorbeeld? 14
15
Validiteit Constructvaliditeit: meet je wat je wilt meten? ( ben je echt bijwerkingen aan het turven? ) Inhoudsvaliditeit: Hoe groot is de inhoud van de meting? ( zijn alle bijwerkingen geturfd? ) Predictieve validiteit: In hoeverre voorspellen de observaties gedrag in de toekomst? Concurrent validiteit: In hoeverre voorspellen de observaties gedrag in het heden, bijvoorbeeld vergeleken met andere gegevens? 15
16
Validiteit 16 Voorbeeld ex-gedetineerde ( blz 37 )
Constructvaliditeit: Inhoudsvaliditeit: Predictieve validiteit: Concurrent validiteit: 16
17
Observatorbias 17 Waarneming Vertaling / Perceptie Conclusies
Beperkingen van de zintuigen Beperkingen van de waarnemer Vertaling / Perceptie Selectie Je neemt niet alles waar Interpretatie Je vindt er wat van op grond van wie je bent, wat je weet, etc. Conclusies Halo-effect Horn-effect Voorbarige conclusies Handelen op grond van conclusies Primair reageren (ondoordacht, emotioneel) Je ervaart prikkels en weet niet wat je waarneemt. De waarnemer probeert te ontdekken wat hij/zij ziet, hoort, voelt, ruikt of proeft. Als je een voorwerp ziet, begint er razendsnel proces in de hersenen van nagaan in ons geheugen of er iets is dat overeenkomt met wat we al eerder hebben waargenomen. Het is onmogelijk om alle stimuli (prikkels) waar te nemen. We zouden gek worden. Over het algemeen nemen we alles wat dichtbij en beweegt waar. We kijken selectief. Een hulpverlener richt zijn aandacht op bepaalde bewoners en op bepaalde gebeurtenissen. Hij/zij kan in gesprek zijn met een bewoner en tegelijk zijn aandacht richten op een fluisterend gesprek tussen 2 andere bewoners in de gang. Dit moet je wel trainen. Regelmatig reflecteren op wat je hoort en ziet kunnen je je dit aanleren en nagaan hoe het zit met jou perceptie en selectie. 17 17
18
Beoordelaarsfouten, 2 voorbeelden:
Halo-effect en Horn-effect Zien wat je wilt zien 18
19
Oefening Titel: Iemand die langzaam verdwijnt. 1e keer: waarnemen
1e keer: waarnemen Wat zie je? Wat zou een onderzoeksvraag kunnen zijn? 2e keer: observeren Wat selecteer je? Wat is het antwoord op je onderzoeksvraag?
20
Oefening 1e keer: waarnemen 2e keer: observeren Wat zie je?
1e keer: waarnemen Wat zie je? Wat zou een onderzoeksvraag kunnen zijn? 2e keer: observeren Wat selecteer je? Wat is het antwoord op je onderzoeksvraag?
21
Onderzoeksvragen Soorten onderzoeksvragen Exploratief / verkennend
Beschrijvend Vergelijkend Toetsend Probleemoplossend
22
Onderzoeksvragen Wat voor vraag heb jij? Maak eens deelvragen.
Concretiseren en operationaliseren.
23
Volgende keer Huiswerk zie handleiding
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.