De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Les 10 voor 5 december, 2015. “Daarop zei Hij tegen mij: Mensenkind, ziet u wat zij doen? Grote gruwel- daden, die het huis van Israël hier doet, zodat.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Les 10 voor 5 december, 2015. “Daarop zei Hij tegen mij: Mensenkind, ziet u wat zij doen? Grote gruwel- daden, die het huis van Israël hier doet, zodat."— Transcript van de presentatie:

1 Les 10 voor 5 december, 2015

2 “Daarop zei Hij tegen mij: Mensenkind, ziet u wat zij doen? Grote gruwel- daden, die het huis van Israël hier doet, zodat Ik ver wegga van Mijn heiligdom. En u zult nog meer grote gruweldaden zien.” (Ezechiël 8:6) Ezechiël de priester, werd naar Babylon weggevoerd tijdens de tweede deportatie (597 VC). Hij werd geroepen om daar een profeet te zijn. Er was een afgodsbeeld bij de ingang van de tempel. 70 ouderlingen waren reptielen en dieren aan het aanbidden. Vrouwen verheerlijkten Tammuz. 25 Mannen baden de zon aan in de binnenste voorhof. “Want zij zeggen, ‘De HEERE ziet ons niet” (Ezechiël 8:12) In een visioen werd hij naar de tempel gebracht. Hij zag de handelingen van de joodse leiders (Ezechiël 8). Hij zag ook de verwoesting van Jeruzalem.

3 In het vierde regeringsjaar van Zedekia, werd hij naar Babylon gebracht om zijn verbond van gehoorzaamheid te vernieuwen. Dat gebeurde kennelijk ten tijde van de gebeurtenissen in Daniël 3. Kort daarop, verbrak hij zijn verbond. Hij rebelleerde tegen Babylon en sloot zich aan bij Egypte. Nebukadnezar belegerde Jeruzalem. Maar hij gaf op toen hij wist dat de Farao tegen hem was. Op dat moment, vroeg Zedekia Jeremia om advies. Zou God Zijn gedachten hebben veranderd?

4 “Toen zeiden de vorsten tegen de koning: Laat deze man toch ter dood gebracht worden, want zo ontmoedigt hij de strijdbare mannen die in deze stad zijn overgebleven, en ontmoedigt hij heel het volk door zulke woorden tot hen te spreken. Deze man zoekt immers niet het welzijn voor dit volk, maar het onheil.” (Jeremia 38:4) De koning respecteerde Jeremia, maar kon zijn prinsen niet tegenspreken. Hij leverde Jeremia aan hen uit. De prinsen durfden geen onschuldig bloed te vergieten; hun geweten klaagde hen aan. Zij gooiden Jeremia in een modderput zodat hij door “natuurlijke omstandigheden” zou sterven. Jeremia verlangde naar het welzijn van zijn volk, maar hij werd er van beschuldigd, dat hij hen trachtte te beschadigen. Toch bleef hij trouw aan de boodschap die hij van God had ontvangen.

5 “Zij verbrandden het huis van God, en braken de muur van Jeruzalem af. Ook alle paleizen van Jeruzalem verbrandden zij met vuur, zodat alle kostbare voorwerpen ervan te gronde werden gericht.” (2 Kronieken 36:19) Het leger van Babylon trok na twee jaar van belegering Jeruzalem binnen. Zedekia trachtte te vluchten, maar hij werd gearresteerd. Zijn kinderen werden omgebracht, en hij werd de ogen uitgestoken en naar Babylon weggevoerd. Voor de derde keer weigerde het volk om zich te bekeren, dus werd Jeruzalem verwoest. De tempel, de religieuze kern van Israël, werd ook verwoest De valse profeten stierven en de afschuwelijke afgoden waar zij op vertrouwden werden vernietigd.

6 “Het woord dat van de HEERE gekomen is tot Jeremia, nadat Nebuzaradan, de bevelhebber van de lijfwacht, hem uit Rama weg had laten gaan, toen hij hem gevangengenomen had, en hij in ketenen geboeid was te midden van alle ballingen uit Jeruzalem en Juda, die weggevoerd werden naar Babel.” (Jeremia 40:1) Laten wij een voorstelling maken van de scene... Het Babylonisch leger omsluit Jeruzalem. Sommige bewoners komen uit de stad en komen aan bij hun kamp Zij vragen hen waarom zij vertrokken. Zij antwoordden dat GOD de profeet Jeremia had gezegd dat zij zich aan de Babyloniërs moeten overgeven. Waarom liet Nebuzaradan Jeremia vrij? Waarom behandelde hij hem respectvol? De Babyloniërs konden, dankzij die getuigenissen, begrijpen dat zij door GOD werden gebruikt om Juda af te straffen (Jeremia 40:2-3).

7 “Dan zult u Mij aanroepen en heengaan, u zult tot Mij bidden en Ik zal naar u luisteren. U zult Mij zoeken en vinden, wanneer u naar Mij zult vragen met heel uw hart.” (Jeremia 29:12-13) God kent vanaf het begin het einde. De mensen in Jeruzalem vochten tegen de Babyloniërs, in afwachting van de vervulling van de profetieën van de valse profeten. Gelijktijdig gebruikte GOD Jeremia, om de toekomst te tonen aan hen die al in Babylon waren, alsook aan hen die zouden worden gedeporteerd “Zie, de hand van de HEERE is niet te kort dat ze niet zou kunnen verlossen, en Zijn oor is niet toegestopt dat het niet zou kunnen horen.” (Jesaja 59:1) Zij werden vanwege hun zonden gestraft; dus konden zij alleen terugkeren na oprecht berouw. God was gewillig om Zijn misleidde kinderen te vergeven zoals hij vele eeuwen voor Jeremia gezegd had. (Deuteronomium 30:1-4). Vandaag is hij nog steeds genadevol en geduldig naar ons toe.

8 “Want zo zegt de HEERE: Voorzeker, pas wanneer zeventig jaren in Babel voorbij zijn, zal Ik naar u omzien en over u Mijn goede woord gestand doen, door u terug te brengen naar deze plaats.” (Jeremia 29:10) Er was geen tempel meer, maar God vroeg het volk om in ballingschap te blijven bidden. Zij zouden moeten bidden voor de stad waarin zij nu in voorspoed leefden, “want in haar vrede zult u vrede hebben”. (Jer. 29:7). Zij zouden in Babylon moeten leven alsof zij nooit zouden terugkeren (Jer. 29:5-6), maar gelovende, dat zij terug zouden keren, wanneer uiteindelijk de juiste tijd zou zijn gekomen. Zeventig jaar na de eerste deportatie (605 VC), bemiddelde Daniël namens het volk met God (Daniël 9) en met Cyrus..

9 “Onder het volk van Israël dat bij het begin van de zeventigjarige ballingschap gevankelijk naar Babel werd gebracht, bevonden zich Christelijke vaderlanders, mannen, die trouw waren aan hun beginselen, die niet door zelfzucht bedorven zouden worden maar God ten koste van alles zouden eren. In het land van hun ballingschap zouden deze mannen Gods plannen ten uitvoer brengen door de heidense volkeren de zegeningen te geven die het gevolg zijn van het kennen van de Here. Ze zouden Zijn vertegenwoordigers zijn. Nooit zouden ze een compromis mogen aangaan met afgodendienaars; hun geloof en naam als aanbidders van de levende God moesten ze als een hoge eer vasthouden. Dit hebben ze ook gedaan. Ze hebben God geëerd in voorspoed en in tegenspoed. En God heeft hen geëerd.” E.G.W. (Profeten en Koningen, hoofdstuk 39, bladzijde 288: “Aan het hof te Babel” - editie 1979 ) Wij leven in deze wereld terwijl wij op de verlossing uit de slavernij van zonde wachten. Besluit om getrouw te zijn aan God en Hem te eren zoals die gevangenen deden.


Download ppt "Les 10 voor 5 december, 2015. “Daarop zei Hij tegen mij: Mensenkind, ziet u wat zij doen? Grote gruwel- daden, die het huis van Israël hier doet, zodat."

Verwante presentaties


Ads door Google