De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Economie Vwo Mobiliteit.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Economie Vwo Mobiliteit."— Transcript van de presentatie:

1 Economie Vwo Mobiliteit

2 H1 Wat bestuderen wij bij het vak economie?

3 Economie De economische wetenschap bestudeert het keuze gedrag van de mens. Middelen < Behoeftes = Schaars Bekeken wordt hoe de mens ernaar streeft zo goed mogelijk in zijn behoefte te voorzien en hoe hij voortdurend een keuze maakt tussen de middelen waarmee de behoeften bevredigd kunnen worden. Welvaart is de mate waarin de mensen in hun behoeften kunnen voorzien. U kent wellicht het verhaal dat de Franse filosoof Buridanus ( ) ooit vertelde over een ezel. Het arme - en hopelijk fictieve - dier bevond zich tussen twee balen hooi die precies even aantrekkelijk voor hem waren. Het kon geen keuze maken en stierf tenslotte van de honger. Product is schaars: offer of inspanning moet worden geleverd om het te krijgen Schone lucht randstad = schaars Schone lucht Friesland = vrije goederen ir. Douwe Jan Krol MSc

4 Opofferingskosten = waarde van het meest aantrekkelijke alternatief dat wordt opgeofferd
Transactiekosten

5 Mobiliteit H2 Theorie Betalingsbereidheid Consumenten surplus
Producenten surplus Totale welvaart

6 Vraag naar Koeien

7 Consumenten surplus

8 Consumenten surplus

9 Producenten surplus

10 Totale welvaart

11 Welvaart Welvaart is de mate waarin de mensen in hun behoeften kunnen voorzien. Meten: 1. BBP=alle toegevoegde waarde in een Land = inkomen. Hoog inkomen dan kun je beter in je behoeften voorzien. 2. Totale surplus. Ik ben bereid voor een Coca Cola light 2 euro te betalen. Ik betaal €0,80, dus een surplus van €1,20. Met die €1,20 kan ik weer andere spullen kopen om mijn behoefte te vervullen. Dus stijging van mijn welvaart.

12 Welvaart het grootst bij marktevenwicht (volkomen concurrentie) =Pareto-efficient
Consumenten surplus P Qa =P-40 Producenten Betalingsbereidheid Qv = -2P consumenten Q Producenten surplus

13 Het criterium van Pareto
Maatschappelijke toestand is Pareto-efficiënt indien het onmogelijk is wijziging door te voeren, waarbij welvaart (surplus) van ten minste één individu toeneemt, zonder dat welvaart van ten minste één ander individu afneemt Paretoverbetering: verandering zó dat minstens één individu erbij wint zonder dat iemand erbij verliest

14

15 Het criterium van Pareto
Pareto-efficiënt: Punten A, B, C, D, E, … Paretogrens Volledige mededinging Pareto-inefficiënt: Punten M, N, … onder Paretogrens Mogelijke oorzaken van inefficiëntie: Weinig aanbieders (onvolledige mededinging) Externe effecten Publieke goederen

16 Toename van producenten surplus => gaat ten koste van consumenten surplus => totale welvaart is afgenomen Consumenten surplus P Qa =P-40 Producenten Betalingsbereidheid Qv = -2P consumenten Q Producenten surplus

17 opdracht Qv=-0,25P+12 Qa=0,5P-4 1. Leg uit waar vraag en aanbod voor staan 2. Bereken de marktomzet 3. Leg met behulp van het marktmechanisme uit hoe het evenwicht ontstaan vanuit een prijs van €22 4. Bereken het maximale individuele consumentensurplus 5. Bereken het totale consumenten en producenten surplus. 6. Waarom is een prijs van €16 niet Pareto optimaal. 7. Bereken de prijselasticiteit in de evenwicht situatie en geef aan wat dat getal betekent. 8. De prijs van een substituut daalt. Leg uit wat er met het consumentensurplus gebeurt.

18 Toegepast op de arbeidsmarkt

19 Werkgevers en werknemers surplus
werkgevers surplus = (verschil tussen betalingsbereidheid (arbeidsproductiviteit) en evenwichtsprijs) = Kapitaal inkomen P Qa Aanbod van personeel geeft de leveringsbereidheid van de beroepsbevolking weer (opofferingskosten vrijetijd) Vraag naar personeel geeft de betalingsbereidheid van de bedrijven en overheid weer. Betalingsbereidheid =gelijk aan de arbeidsproductiviteit Qv Q Werknemers surplus = verschil tussen evenwichtsprijs en leveringsbereidheid

20 Mobiliteit H3

21 Kenmerken Volkomen Concurrentie
Veel aanbieders: macht individu klein Veel vragers Homogeenproduct: voor de consument zijn de producten identiek Vrije toe- en uittreding

22 Marktmechanisme: Markt van melk
P Betalingsbereidheid Qa =P-40 Producenten Bereken evenwichtsprijs Bereken evenwichtshoeveelheid Qv = -2P consumenten Q Leveringsbereidheid

23 Oplossing Evenwichtsprijs: QV = QA -2p+200 = p – 40 -3p+200 = p = p = -240 p = -240 / -3 P = 60 cent Evenwichtshoeveelheid = evenwichtsprijs invullen in QV of QA Qa = 60 – 40 = 20 liter

24 Producenten en consumenten surplus
Qa =P-40 Producenten Betalingsbereidheid Qv = -2P consumenten Q Producenten surplus

25 Toename surplus bij stijging vraag
Toename Consumenten surplus Qa =P-40 Producenten Toename producenten surplus Toename Producenten surplus en afname consumenten surplus Qv2 Qv = -2P consumenten Q

26 Bemoeienis Overheid Min. Prijs Max. Prijs Indirecte belasting

27 Bemoeienis van de Overheid
P Betalingsbereidheid Qa =P-40 Producenten evenwichtsprijs: 80 evenwichtshoeveelheid: 40liter Qv = -2P consumenten Q Leveringsbereidheid

28 Overheid vindt dat de boeren meer moeten verdienen en stelt een min
Overheid vindt dat de boeren meer moeten verdienen en stelt een min. prijs in van 90 cent. P Betalingsbereidheid Qa =P-40 Producenten Aanbods overschot Qa = 50 aanbodsoverschot van 30 liter Qv = 20 overheid moet dit opkopen voor 90 cent * 30 liter = 2700 cent Qv = -2P consumenten Q Leveringsbereidheid

29 Markt voor huurwoningen met max. Prijs Surplus?
Afname consumenten surplus Qa Producenten €600 €500 Afname producenten surplus Qv consumenten Q Toename consumenten surplus afname producenten surplus

30 Effect van indirecte belasting (BTW verhoging van 19% naar 21%)
Voor de producent werkt BTW als een verhoging van de variabele kosten Gevolg Qa verschuift naar links P Qa2 Qa1 Bij zelfde prijs daalt de aangeboden hoeveelheid Q

31 Effect van indirecte belasting op surplus
Pe Qe

32 Effect van indirecte belasting op surplus
Qa + BTW verhoging Qa Pc Pe Pp BTW Qv Q1 Qe

33 Effect van indirecte belasting op surplus
Qa + BTW verhoging Qa Pc Consumenten surplus verlies: A + B Producenten surplus verlies: C+D Belasting naar overheid: A+C Welvaartsverlies: B+D Waarom niet A+C? A Pe B C D Pp BTW Qv Q1 Qe

34 Effect van lage wereldmarktprijs
Pe Import Pw Qe

35 Effect van importheffing
Consumenten surplus wordt producenten surplus Pe Welvaartsverlies Pw Qe

36 Economie VWO 5 Mobiliteit H4

37 Mobiliteit H4 Huiswerk t/m 4.4
Theorie: verlies van surplus door verandering marktvorm

38 4 bedrijven produceren cola
Ze kiezen voorsamenwerking of concurrentie op basis van prijs Aanbieders zijn allemaal even groot Mk is voor alle aanbieders gelijk

39 Hoeveel liter wordt er aangeboden wanneer met gaat concurreren op prijs?
Bij een oligopolie zal bij concurrentie op basis van de prijs het aanbod 10 mld. liter worden. De prijs die de consument moet betalen voor een liter is dan: 40 cent

40 Consumenten en producenten surplus bij concurrentie op basis van de prijs
Consumenten surplus = verschil tussen betalingsbereidheid en prijs 0,5 * Lengte * breedte 0,5 * 10 * 200 = 1000 Producenten surplus = verschil tussen leveringsbereidheid en prijs Geen producenten surplus

41 Hoeveel liter wordt er aangeboden in Kartel?
Max. Winst: MO=MK Gezamenlijke aanbod: 5 miljard liter Individueel wordt er 5 miljard / 4 = 1,25 miljard liter aangeboden

42 Tegen welke prijs wordt het aangeboden bij Max. Winst in een Kartel
Voor de maximale winst geld: mo=mk Productie: 5 mld Voor de prijs kijk naar de Collectieve vraaglijn (Go) Prijs: 140 cent

43 Consumenten en producenten surplus
Consumenten surplus: Verschil tussen betalingsbereidheid en prijs 0,5*lengte*hoogte= 0,5* 5 * 100 = 250

44 Producenten surplus Producenten surplus = verschil tussen leveringsbereidheid en prijs Lengte * breedte = 5 * 100 = 500

45 Verdwijning van surplus

46 individuele aanbodfunctie (curve)............................................
laat zien welke hoeveelheden van een bepaald goed een aanbieder van plan is bij uiteenlopende prijzen te verkopen. De individuele aanbodcurve valt samen met de marginale kostencurve (MK-curve) vanaf het minimum van de GVK. Wanneer de prijs (GO-curve) zich tussen de GTK en GVK bevindt, maakt de hoeveelheidsaanpasser verlies, maar gaat toch door met produceren, omdat stoppen een groter verlies oplevert, namelijk volledig de constante kosten. Zakt de prijs onder het minimum van de GVK, dan is het verlies groter dan de constante kosten, en kan rationeel gesproken de ondernemer beter de productie staken. individuele afzetcurve (GO-curve) beschrijft het verband tussen de prijs en de hoeveelheid die de producent op de markt af kan zetten. Van een hoeveelheidsaanpasser loopt de individuele afzetcurve horizontaal, omdat de producent geen invloed heeft op de marktprijs, en valt samen met de marginale opbrengstencurve (MO-curve). Bij prijszetting is de individuele afzetcurve een dalende lijn, en valt niet meer samen met de MO-curve. De MO-curve daalt dan twee maal zo snel als de GO-curve, of anders gezegd: de absolute waarde van de richtingscoëfficiënt is tweemaal zo groot.

47 aanbodcurve geeft grafisch het verband tussen de prijs en de daarbij aangeboden hoeveelheid van een goed. Deze curve is (meestal) stijgend, omdat bij een hogere prijs (meestal) meer wordt aangeboden. Men kan onderscheid maken in individuele aanbodcurven en collectieve aanbodcurven. Een collectieve aanbodcurve betreft het aanbod van een zeker goed door alle producenten tezamen.

48

49

50 Markt falen door gebrek aan informatie

51 Asymmetrische informatie
Piet, klaas, Sjoerd, Jildou, Wietze, Karel Tand aanvullende verzekering premie 100 euro Piet, klaas en sjoerd hebben een goed gebit en hebben alleen controle kosten van 50 euro Jildou heeft naast controle kosten elk jaar een gaatje van 50 euro Wietze heeft een beroerd gebit en heeft elk jaar een kroon 125 euro Karel heeft een het zelfde probleem en heeft ook elk jaar een kroon van 125 euro Totale kosten 600 euro / 6 personen = 100 euro premie 3 goede risico’s stoppen ( averechtse selectie) Premie stijgt 450 / 3 = 150 euro 1 goede risico (Jildou) stopt Risico’s niet meer te verzekeren

52 Economie VWO 5 Mobiliteiten H5

53 H5 Marktfalen Optimum van Pareto niet bereikt markt faalt

54 Het criterium van Pareto
Maatschappelijke toestand is Pareto-efficiënt indien het onmogelijk is wijziging door te voeren, waarbij welvaart (surplus) van ten minste één individu toeneemt, zonder dat welvaart van ten minste één ander individu afneemt Paretoverbetering: verandering zó dat minstens één individu erbij wint zonder dat iemand erbij verliest Grafisch: Paretogrens geeft weer hoeveel welvaart het ene individu maximaal kan verwerven, wanneer welvaart van alle andere individuen is vastgelegd

55

56 Het criterium van Pareto
Pareto-efficiënt: Punten A, B, C, D, E, … Paretogrens Volledige mededinging Pareto-inefficiënt: Punten M, N, … onder Paretogrens Mogelijke oorzaken van inefficiëntie: Weinig aanbieders (onvolledige mededinging) Externe effecten Publieke goederen

57 Pareto-efficiënt Consumenten surplus P Qa =P-40 Producenten
Betalingsbereidheid Qv = -2P consumenten Q Producenten surplus

58 Welvaartsinterpretatie
Consumentensurplus (stijgt met afname prijs) = Totale bereidheid tot betalen – Hetgeen alle consumenten samen werkelijk betalen Producentensurplus (daalt met afname prijs) = Totale opbrengsten – Totale kosten

59 Markt voor huurwoningen met max. Prijs door de overheid
Markt voor huurwoningen met max. Prijs door de overheid. Pareto-inefficiënt P Afname consumenten surplus Qa Producenten €600 €500 Afname producenten surplus Qv consumenten Q Toename consumenten surplus afname producenten surplus

60 Welvaart max in evenwicht
“Wanneer prijsvorming vrij wordt gelaten in markt van perfecte concurrentie, leidt de evenwichtsprijs tot een Pareto-efficiënte situatie” Pareto-efficiëntie: Som van consumentensurplus en producentensurplus is maximaal

61 Beperkingen Perfecte concurrentie
Vrije prijsvorming leidt tot welvaartsoptimum in markt met perfecte concurrentie Weinig markten vertonen perfecte concurrentie Assymetrische informatie, productdifferentiatie, weinig aanbieders, prijsafspraken, externe effecten

62 Externe effecten Zijn voor- of nadelen van activiteiten die niet zozeer slaan op de direct bij de activiteit betrokken persoon, maar op anderen Zijn kosten die niet in de kostprijs zijn berekend, maar die de maatschappij moet betalen Twee smaken

63 Positieve externe effecten
Treden op wanneer iemand voordeel heeft van een activiteit waar hij niet direct is betrokken. Imker houdt bijen om honing te verkopen. De bijen vliegen rond en bestuiven de planten van een boer waardoor deze een betere oogst heeft

64 Negatieve externe effecten
Treden op wanneer iemand nadeel heeft van een activiteit waarbij hij of zij niet direct is betrokken Staalfabriek die naast staal een heleboel roet en rook produceert. Deze luchtvervuiling ademt iedereen in

65 Gevolgen van negatieve externe effecten
Leiden tot overproductie Omdat bij het bepalen van de productieomvang geen rekening wordt gehouden met deze effecten en de daarmee hangende kosten. De MK zijn lager dan ze in werkelijkheid zijn.

66 Staalproducent en zijn kosten
Grondstof kosten & kosten van de productiefactoren: interne kosten Men hoeft niet te betalen voor het vervuilen van de lucht, want de lucht is van niemand (geen eigendomsrecht): externe kosten Zou de lucht van de omwonenden zijn zou hij moeten betalen voor de vervuiling van de lucht van die mensen => MK stijgt Maatschappelijke kosten: interne kosten + externe kosten

67 Individuele aanbodcurve = MK curve
Mkpri = MK zonder externe effecten MKx = externe kosten Mkopt = maatschappelijke kosten Zonder externe kosten wordt er te veel geproduceerd voor een te lage prijs, wat ten kosten gaat van een ander zijn welvaart (schone lucht om in te ademen

68 Pareto-efficiënt Milieuschade is kleiner, maar nog niet verdwenen. Maar de welvaartswinst is groter dan de welvaartsverlies als gevolg van externe effecten

69 Oplossing van de negatieve externe effecten
Overheid moet vervuilde productie verbieden Gebruik van asbest Heffing op de productie (externe kosten) => producten duurder => consumptie daalt => welvaart stijgt door minder vervuiling Accijns op benzine => daling autogebruik => daling vervuiling => stijging welvaart Accijns op tabak => daling rokers => daling ziekenhuiskosten => stijging welvaart

70 Positieve externe effecten De vraag naar producten is lager dan de maatschappelijke vraag Hierdoor wordt er minder geproduceerd, tegen een lagere prijs Koeien in de wei is een positief extern effect van het melk produceren door een boer. Dit is niet in de vraag verwerkt naar melk van de boer. De betalingsbereidheid van melk ligt hoger. Vraag lijn verschuift naar rechts Maatschappelijk productie ligt hoger Weide melk is een product waar de positieve externe effecten intern zijn gemaakt

71 Economie VWO 5 Mobiliteiten H6

72 Mobiliteit H6 Markt of Overheid
Huiswerk t/m 6.13 deze week Donderdag PO Wat voor effect heeft privatisering?

73 Wat voor effect heeft privatisering?
Doel overheid: maximale dienstverlening zonder verlies te maken. Break-even afzet: TO = TK of Go = GTK Doel bedrijf: Maximale winst MO = MK

74 Overheid P overheid Q overheid

75 Consumenten surplus P overheid Q overheid

76 Na Privaticering Resultaat: - Prijs hoger - Aantallen lager P bedrijf
Q bedrijf

77 Consumenten surplus na privatisering
Resultaat: - Prijs hoger Aantallen lager Consumenten surplus kleiner P bedrijf Q bedrijf

78 Congestiekosten Treden op wanneer er capaciteitsproblemen optreden
File Externe kosten, wanneer je de weg op gaat zadel jij een ander op met Extra reistijd Extra brandstof kosten Extra milieuvervuiling Deze kosten zijn marginale congestie kosten


Download ppt "Economie Vwo Mobiliteit."

Verwante presentaties


Ads door Google