Download de presentatie
GepubliceerdKaren Sanders Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Inleiding chemie Contact Dit document is samengesteld door onderwijsbureau Bijles en Training. Wij zijn DE expert op het gebied van bijlessen en trainingen in de exacte vakken, van VMBO tot universiteit. Zowel voor individuele lessen op maat als voor doelgerichte groepstrainingen die je voorbereiden op een toets of tentamen. Voor meer informatie kun je altijd contact met ons opnemen via onze website: of via Disclaimer Alle informatie in dit document is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Toch is het niet uit te sluiten dat informatie niet juist, onvolledig en/of niet up-to-date is. Wij zijn hiervoor niet aansprakelijk. Op geen enkele wijze kunnen rechten worden ontleend aan de in dit document aangeboden informatie. Auteursrecht Op dit document berust auteursrecht. Het is niet toegestaan om dit document zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur te kopieren en/of te verspreiden in welke vorm dan ook.
2
Geval 3: allebei erbij … Covalente binding 2 niet-metaalatomen
De twee atomen zijn er snel uit. Het atoom willen er allebei elektronen bij, ‘dus’ (…) gaan ze elektronen delen Dit is een sterke binding, omdat geen van beide atomen de elektronen wil laten gaan
3
Covalente binding
4
Covalente binding
5
Covalente binding
6
Oude tentamenvragen 1 Welk van onderstaande deeltjes zijn elektrisch neutraal? a. atomen en neutronen b. atomen en protonen c. elektronen en neutronen d. elektronen en protonen 2 Van welke deeltjes is de massa het kleinst? a. atomen b. elektronen c. neutronen d. protonen
7
Moleculen Molecuul = meerdere atomen die zich aan elkaar gehecht hebben met covalente bindingen
8
Elementen Een element is vrijwel altijd 1 atoom uit het periodiek systeem (Ca, Mg, P, S etc.etc.) MAAR: Claire Fietst Naar Haar Oma In Breda De vetgedrukte atomen komen als element nooit alleen voor maar altijd minstens in tweetallen. Dus: Cl2, F2, N2, Br2 etc.etc.
9
Schrijfwijze molecuul
3 C6 H12 O6 betekent Er zijn 3 glucosemoleculen Ieder glucosemolecuul bevat: 6 C-atomen 12 H-atomen 6 O-atomen
10
O H H Structuurformules Hoe teken je elektronen ??
vrije elektronenparen O H H covalente bindingen
11
Ander voorbeeld C2H6O C maakt 4 bindingen O maakt 2 bindingen
H maakt 1 binding
12
Ander voorbeeld deel 2 Tip: Van hoog naar laag, dus eerst C’s dan O’s en dan pas de H’s C C H H H O H H H
13
Oude Tentamenvragen 3 Hoeveel elektronenschillen heeft calcium? (gebruik het Periodiek Systeem ) a. 2 b. 4 c. 8 d. 20 4 Welk van onderstaande molecuulformules behoort bij bicarbonaat? a. CO b. C6H12O6 c. HCO3- d. NH3
14
Hebzucht Als twee atomen allebei elektronen erbij willen hebben worden die elektronen ‘dus’ gedeeld. MAAR … Wat als het ene atoom veel sterker is dan het andere ???
15
Elektronegativiteit Elektronegativiteit = getal dat aangeeft hoe hard een atoom aan elektronen kan trekken. Als het verschil te groot wordt, wordt er helemaal niet gedeeld …
16
Polaire binding O H H Niet zo … Maar zo ! δ- O H δ+ H
17
Bindingstypen Verschil in elektronegativiteit Type binding (Δe.n.)
Kleiner dan 0.4 Apolair (covalent) Tussen 0.4 en 1.6 Polair Groter dan 1.6 Ion
18
Dipool Dipool = atoom met polaire bindingen waarbij de δ+ en de δ- niet op dezelfde plek liggen
19
Wel een dipool δ- O H δ+ H Geen dipool O C O δ-/δ+
20
Zouten Bij zouten geen molecuulformules naar verhoudingen
Bijv. Al2O3 betekent: Voor iedere twee atomen aluminium zijn er drie atomen zuurstof
21
Geen balans ! Waarom een bepaalde verhouding ?
Er moet een balans zijn in atomen die eraf gaan en atomen die erbij komen. Hieronder is die balans er NIET ! Al eee ee O
22
Wel balans ! Hieronder is die balans er WEL. Daarom: Al2O3 Al Al
eee eee ee ee ee O O O
23
Oude Tentamenvragen 5 Van welk van onderstaande elementen bestaan de moleculen NIET uit meerdere atomen? a. chloor b. fluor c. iodium Kalium 6 H2O is een a. anion b. atoom c. kation d. molecuul
24
Zuivere stof Zuivere stof Mengsel = een stof met = een stof met
maar 1 meerdere soorten element elementen of en / of molecuul moleculen zout zouten
25
Schrijfwijze reactie 2 BaO 2 Ba + O2
Voor de pijl staan de stoffen waar je mee begint (2 BaO moleculen) Na de pijl staan de stoffen waar je mee eindigd (2 Ba atomen en een O2 molecuul)
26
Reactietypen 2 P + 5 O2 2 PO5 2 BaO 2 Ba + O2
Synthese: opbouw van een stof uit de elementen 2 P + 5 O2 2 PO5 Ontleding: afbraak van een stof tot zijn elementen 2 BaO 2 Ba + O2 Verbranding: reactie met zuurstof C3H8 + 5 O2 3 CO2 + 4 H2O
27
Wat moet je kunnen ? 2 BaO 2 Ba + O2
Tellen: Staan er voor en na de pijl evenveel atomen ? Ja ! 2 O-atomen 2 Ba-atomen
28
Wat moet je kunnen ? 2 BaO Ba2 + 2 O Elementen controleren:
Wordt de regel van Claire goed toegepast ? Nee ! Ba2 moet 2 Ba zijn 2 O moet O2 zijn
29
Oude Tentamenvragen 7 Hoeveel elektronen heeft Ca+ in de buitenste schil? a. 1 b. 2 c. 3 d. 4 8 In onderstaande afbeelding is een afgebeeld a. covalente binding b. ionbinding c. metaalbinding d. waterstofbinding
30
De mol Mol = 6 x deeltjes vergelijk 1 dozijn = 12 deeltjes
31
Het waarom van de mol Met mollen kun je rekenen in grammen.
De centrale vraag in de chemie Hoeveel van de ene stof reageert met hoeveel van de andere ? Het antwoord staat in reactievergelijkingen: 2H2 + O2 2H2O Deze vergelijking zegt: 2 moleculen waterstof reageren met 1 molecuul zuurstof Maar: mensen denken graag in grammen Met mollen kun je rekenen in grammen.
32
Voorbeeld Hoe zwaar is 1 molecuul water ? Massa 1 molecuul H2O
= 2* *16.00 = units Kun je je iets voorstellen bij deze massa ??? Hoe zwaar is 1 mol water ? Massa 1 mol H2O = 2* *16.00 = gram
33
Lang gewacht … Antwoorden oude tentamenvragen: A B C D
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.