Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdThijmen Koster Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Oefening 13 p. 111 – les 6 Vocabulaire – constructies met “er”
2
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 1.ertussen genomen (zin 11)
3
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 1.ertussen genomen (zin 11) iemand ertussen nemen= iemand beetnemen, foppen, op goedmoedige wijze misleiden, om de tuin leiden,…
4
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 2.er … vandoor (zin 13)
5
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 2.er … vandoor (zin 13) ervandoor gaan = weggaan “nou, het is tijd, we gaan ervandoor” “nou, het is tijd, we moeten ervandoor” ervandoor zijn = weg zijn
6
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 3.kom er … aan (zin 2)
7
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 3.kom er … aan (zin 2) Eraan komen “ik kom eraan” = “ik ben zo bij je”
8
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 4.zit er … op (zin 9)
9
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 4.zit er … op (zin 9) Erop zitten = voorbij zijn “het zit erop” = “het is voorbij” [in België(?)]
10
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 5.gaan … eraan (zin 1)
11
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 6.er … van langs gekregen (zin 14)
12
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 6.er … van langs gekregen (zin 14) ervanlangs krijgen = afgeranseld worden; = de strijd geheel verliezen; = streng berispt worden (zin a.14 en b.6)
13
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 6.er … van langs gekregen (zin 14) ervanlangs krijgen = streng berispt worden [met woorden] Berispen = ongenoegen of afkeuring te kennen geven aan (iemand) zin a.14 en b.6
14
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 6.er … van langs gekregen (zin 14) ervanlangs krijgen = afgeranseld worden; [fysiek] Bijv.: “Nog voor Blake zich kon omdraaien kreeg hij ervanlangs. Nagels sneden tot diep in het vlees van zijn rug.”
15
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 6.er … van langs gekregen (zin 14) ervanlangs krijgen = de strijd geheel verliezen; Bijv.: “Het team kreeg ervanlangs. Ze verloren het duel tegen FC Groningen.”
16
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 7.zie … er … uit (zin 12) Eruit zien = het genoemde voorkomen hebben “hij is niet zo dom/gek als hij eruitziet” = plagerig commentaar als iemand opeens iets slims zegt
17
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 7.zie … er … uit (zin 12) Eruit zien = het genoemde voorkomen hebben Van mensen: er goed/slecht/etc. uitzien = een mooi/lelijk, gezond/ongezond uiterlijk hebben
18
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 7.zie … er … uit (zin 12) Eruit zien = het genoemde voorkomen hebben Van mensen: er goed/slecht/etc. uitzien Van dingen: er goed uit zien “dat ziet er goed uit” = veelbelovend zijn
19
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 7.zie … er … uit (zin 12) Eruit zien = het genoemde voorkomen hebben Van mensen: er goed/slecht/etc. uitzien Van dingen: er goed uit zien “dat ziet er lelijk uit” = bezorgd commentaar op een nare verwonding of aandoening (van onstoffelijke zaken)
20
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 7.hoe kom … erbij (zin 5) “hoe kóm je erbij?” = enigszins verontwaardigde reactie op iemand die onzin uitkraamt
21
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 8.er … tussenuit gaan (zin 10) ertussenuit gaan = stiekem ervandoor gaan (ertussenuit knijpen) = op vakantie gaan, verlof nemen
22
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 9.ga er … aan staan (zin 3) ga er maar aan staan! = dat valt niet mee!
23
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 10.neemt het ervan (zin 15) Het ervan nemen = van leuke dingen genieten
24
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 10.is er … aan toe (zin 4) er slecht aan toe zijn= het gaat niet goed met hem
25
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 11.eropuit … trekken (zin 8) Eropuit trekken = op avontuur gaan, de wijde wereld in trekken
26
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 12.zit erin (zin 6) Het zit erin (dat…) = het is mogelijk
27
Oefening 13 Vocabulaire – constructies met “er” p. 111 les 6 12.erop of eronder (zin 7) het is erop of eronder = het is de laatste mogelijkheid waarop iets nog goed kan komen
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.