Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
Handartrose in Vogelvlucht
Foskea Bos Revalidatiearts Ik hoop jullie vandaag een kort overzicht te geven van een aantal basisweetjes ten aanzien van handartrose
2
Inhoud Classificatiecriteria Prevalentie Subtypen Uiterlijke kenmerken
Bijkomende verschijnselen Röntgen onderzoek Behandeling In mijn presentatie zal ik aandacht hebben voor de volgende items. Behandeling heb ik nu buiten beschouwing gelaten. Dit vooral in verband met de beperkte tijd die ik heb. Misschien volgende keer meer?
3
Classificatiecriteria Handartrose
Pijn in de hand (zeurend) of stijfheid en 3 of meer van de volgende kenmerken 1. Benige verdikking van 2 of meer geselecteerde gewrichten DIP2 en 3, PIP 2 en 3, CMC1 (van beide handen) 2. Benige verdikking van 2 of meer DIP-gewrichten 3. Minder dan 3 gezwollen MCP-gewrichten 4. Vervorming van tenminste 1 van de genoemde 10 geselecteerde gewrichten In 1990 zijn de volgende criteria opgesteld door de American College of Rheumatology. Deze worden nog vandaag nog steeds gebruikt. Belangrijk is dat je ziet dat er geen rontgen gebruikt wordt in de criteria. Dit geldt trouwens ook voor de criteria van knieeartrose. Voor heupartrose wordt wel rontgenbevindingen gebruikt in de criteria. Hiernaast is duidelijk dat er voorkeurslocaties zijn voor betrokken gewrichten. Deze zijn in handartrose anders dan in andere reumatische ziekten. Altman et al., Arthritis Rheum 1990; 33: (ACR criteria)
4
Voorkeurslocaties Zhang et al., Ann Rheum Dis 2009;68;8-17
Hier zien jullie voorkeursverdeling in verschillende ziektes. Artrose mn dip pips en gewrichten in duim zoals IP MCP1 en CMC1 en STT. In erosieve artrose mn in DIP’s en PIP’s DIP patroon bij artritis psoriatica, soms ook dactilitis. RA mn gehele pols MCP’s en PIP’s geen betrokkkenheid van DIP’s Meeste assistenten hier aanwezig hebben deze dia nu al veel gezien na onze basiscursus gewrichtziekten. Zhang et al., Ann Rheum Dis 2009;68;8-17
5
Prevalentie Prevalentie in bevolking ≥ 55 jaar (gemiddelde leeftijd 66,6 jaar) “Rotterdam studie” (n=3906) 67% van de vrouwen atrose in 1 handgewricht 54,8% van de mannen artrose in 1 handgewricht DIP: 47,3% Duimbasis: 35,8% (CMC1 of STT) PIP: 18,2% MCP: 8,2% 15% handpijn (alleen relatie met CMC1 artrose) Hoe vaak komt het nu voor? Prevalentie studies juist weer verricht met rontgen. Voorbeeld van een studie de “Rotterdam studie” getallen komen eigenlijk wel overeen met andere studies Populatie cohort uit een wijk van rotterdam 7983 mensen meegedaan. Was gericht op algehele gezondheid. Iedereen kreeg interview en er werden rontgen foto’s genomen. 3906 foto’s zijn gescoord. Percentages.... Relatie met handpijn beperkt. Dus geen klinische handartrose en grootste deel mensen voldoet niet aan de criteria van handartrose Dahaghin et al., Ann Rheum Dis 2005;64:
6
Subtypen Nodaal Erosief/Inflammatoir Geïsoleerd (CMC1, STT)
Gegeneraliseerd Erfelijk Secundair Als over handartrose gesproken wordt worden vaak de volgende termen gebruikt. Hiermee lijkt het soms dat er subtypen zijn misschien zelfs verschillende ziekte entiteiten, maar zo duidelijk is het niet. Erosieve artrose kan ook een nodale artrose zijn
7
Nodaal: Heberden en Bouchard
Als we het hebben over nodale artrose verwijzen we naar de noduli van Heberden en Bouchard Noduli die secundair aan osteofyten ontstaan aan DIP’s en PIP’s Soms zie je ook ter plekke ganglions
8
Heberden en Bouchard
9
Reuma noduli Niet te verwarren met reuma noduli
10
CMC 1 artrose Bij problemen in het CMC1 gericht zie je soms ook veranderingen in de stand van de duim met adductiestand in het CMC1 gericht met soms ook wat subluxatie wat er dan uit ziet als een schouder. En daarom ook shoulder sign genoemd wordt helaas heb ik hier niet een goed plaatje van . Hier wel een plaatsje van de adductie van de metacarpale met compensatoire hyperextensie in het MCP1 gewricht.
11
Bijkomende verschijnselen
TVS (teno vaginitis stenosans) Quervain CTS Ganglion
12
Röntgen Nu over naar rontgen onderzoek bij handartrose
13
Bij het pijltje zie je een typische beeld van DIP artrose
14
CMC-1 artrose
15
STT artrose
16
Vormen van gewrichtsaantasting
Naast de classificatiecriteria die dus vooral kijken naar gewrichtspleetversmalling, osteofyten, sclerose en subchondrale cyste, zijn er ook verschillende manieren waarop een gewricht aangetast kan worden welke je kan zien op rontgenfoto’s en die soms ook een aanwijzing zijn naar de aard van de aandoening naast de al eerder genoemde voorkeuslocaties. Bij de standaard artrose zie je de gwerichtsspleetversmalling osteofyten sclerose en cysten. Bij erosieve artrose zie je erosies ter hoogte van kraakbeen in gerichtspleet zelf soms ook centraal. Meer marginale erosies met sterke proliferatie en verhoogde botdichtheid. Ersosie bij RA marginaal A : Artrose B: Erosieve artrose C: Artritis psoriatica D: Reumatoïde artritis Zhang et al., Ann Rheum Dis 2009;68;8-17
17
Erosieve artrose Hier komen we uiteindelijk weer terug bij onze meeuw.
Erosieve artrose kan leiden tot de Gull wing deformity. Ontstaat meestal na een centrale erosie. Ook zie je vaker de saw tooth deformity
18
Artritis psoriatica Dit is een typisce afwijking zoals je kan zien bij artritis psoriatica de pencil in cup deformity
19
Reumatoïde artritis Dit zijn de typische erosies die je kan zien bij RA als je kijkt naar de dips zitten de erosies lateraal en niet centraal zoals bij erosieve artrose
20
Behandeling Conservatief
Medicatie (oraal/intra-articulair) Voorlichting: Gewrichtsbescherming/ Hulpmiddelen Oefentherapie Spalktherapie
21
Behandeling Operatief
Artrodese Artroplastiek
22
Hierbij sluit ik voor nu mijn praatje af er is natuurlijk veel meer te vertellen, maar daar heb ik nu niet de tijd voor. Wie weet volgende keer.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.