De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Leeftijdsonderscheid in het pensioenakkoord ? Inleiding op de bijeenkomst van de Vereniging voor Pensioenrecht 6 december 2011.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Leeftijdsonderscheid in het pensioenakkoord ? Inleiding op de bijeenkomst van de Vereniging voor Pensioenrecht 6 december 2011."— Transcript van de presentatie:

1 Leeftijdsonderscheid in het pensioenakkoord ? Inleiding op de bijeenkomst van de Vereniging voor Pensioenrecht 6 december 2011

2 Pensioenakkoord: hoofdpunten  In 2020 de AOW-leeftijd naar 66, later naar 67 jaar  Op 1 januari 2013 wordt de pensioenrichtleeftijd voor de opbouw van een pensioen verhoogd naar 66 jaar en in 2015 naar 67 jaar.  Als gevolg van de jaarlijkse verhoging van de AOW wordt ook de AOW-franchise verhoogd.  Doordat pensioendeelnemers langer doorwerken, is een verlaging van de opbouwpercentages mogelijk.

3 Pensioenakkoord: hoofdpunten (2)  AOW-pensioen gaat vanaf 2013 voor iedereen met 0,6 % extra per jaar omhoog.  de situatie in 2020. Wie stopt op 66-jarige leeftijd, krijgt het dan geldende bedrag aan AOW, dat als standaardbedrag voor hem of haar geldt. Wie ervoor kiest om op zijn 65e met pensioen te gaan, krijgt AOW die met 6,5% wordt gekort ten opzichte van het standaardbedrag. Wie langer doorwerkt en stopt op zijn 67e, krijgt 6,5% meer AOW dan het basisbedrag.

4 Pensioenakkoord: hoofdpunten (3)  Meevallers en tegenvallers van beleggingen verspreid over verschillende jaren verwerkt in de pensioenen  Meer duidelijkheid: pensioenen kunnen hoger of lager uitvallen dan verwacht. De pensioenfondsen zullen hun deelnemers over deze risico’s eerder en transparanter informeren  Vanaf 2020: extra ouderenkorting. Deze heffingskorting bedraagt, maximaal € 300. Het maximumbedrag geldt tot € 18.000 bruto per jaar.  De pensioenpremie blijft stabiel.  Vanaf 2013: mobiliteitsbonus voor werkgevers die 55- plussers in dienst nemen.  Voor werknemers komt er een werkbonus. Mensen met de laagste inkomens krijgen de mogelijkheid tot sparen, zodat zij toch nog kunnen stoppen met 65 jaar.

5 De wet  Artikel 7 WGBL 1.Het verbod van onderscheid geldt niet indien het onderscheid: a. gebaseerd is op werkgelegenheids- of arbeidsmarktbeleid ter bevordering van arbeidsparticipatie van bepaalde leeftijdscategorieën, voor zover dit beleid is vastgesteld bij of krachtens wet; b. betrekking heeft op het beëindigen van een arbeidsverhouding of van het dienstverband van een ambtenaar in verband met het bereiken van de leeftijd waarop op grond van de Algemene Ouderdomswet recht op ouderdomspensioen ontstaat, of van een bij of krachtens wet vastgestelde of tussen partijen overeengekomen hogere leeftijd; c. anderszins objectief gerechtvaardigd is door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

6 Fricties met de WGBL  Ontslag op een pensioengerechtigde leeftijd: strijd met de WGBL?  Verschillen in arbeidsvoorwaarden en pensioenopbouw: strijd met de WGBL?  Leeftijdsonderscheid door maatregelen voor 55- plussers?

7 Leeftijdsontslag  Verhoging aow-leeftijd: valt niet onder reikwijdte WGBL  Pensioenbeding nu: geen onderscheid: uitzondering art. 7, eerste lid, onderdeelb  Pensioenleeftijdsontslag straks: rechtvaardiging?  Rechtvaardiging uit MvT WGBL volstaat niet voor nieuwe situatie

8 Pakketvergelijking  Leeftijd is een bijzondere discriminatiegrond  Pensienstelsels veranderen telkens  Pakketvergelijking onvermijdelijk, net als bij toetsing hoofdlijnenakkoord na invoering Wet VPL  Te vroeg voor oordeel

9 Conclusie  CGB zal waarschijnlijk weer pakketvergelijking toepassen  Gevolgen voor verschillende groepen goed doorrekenen, anders risico op onderscheid  ‘Disclaimer’


Download ppt "Leeftijdsonderscheid in het pensioenakkoord ? Inleiding op de bijeenkomst van de Vereniging voor Pensioenrecht 6 december 2011."

Verwante presentaties


Ads door Google