Download de presentatie
1
Tekenen
2
Uitleg gebruik animatie.
Als deze groene toetsen in beeld komen gebruik je…… …….deze toetsen op je toetsenbord. Verder gebruik je alléén de linkermuistoets om ergens op te klikken. Bijvoorbeeld: VERDER of MAAK EEN KEUZE Deze animatie is ontworpen door Inno van Dijk uit Zevenaar Ga je gang VERDER
3
Tekenen Bovenaanzicht Vooraanzicht Zijaanzicht
Als je van een dergelijk voorwerp een tekening moet maken zijn meestal 3 aanzichten voldoende. Je maakt dan een tekening van het: Vooraanzicht Zijaanzicht
4
Tekenen Het vooraanzicht wordt bepaald door deze twee vlakken.
Dit wordt dan het vooraanzicht
5
Tekenen 4 1 2 Het tekenpapier verdeel je denkbeeldig in 4 stukken.
In vlak 1 komt het vooraanzicht en dat teken je zo. 4 1 2
6
Tekenen Het zijaanzicht wordt bepaald door deze twee vlakken.
Maar ook door het schuine vlak. Dit vlak kun je niet schuin tekenen. Het verticale deel wordt getekend.
7
Tekenen In vlak 2 komt het zijaanzicht en dat teken je zo. 4 1 2
8
Tekenen Halen we nu alle reeds getekende vlakken weg dan blijft er dit over. Je ziet dat het schuine vlak is blijven staan. Dit komt omdat je daar vanaf de zijkant én de bovenkant op kan kijken. Dit vlak moet dus ook bij het bovenaanzicht worden getekend. Een achteraanzicht is hier niet nodig omdat dat hetzelfde zou worden als het vooraanzicht in spiegelbeeld. We halen ze dus maar weg. Ook aan de onderkant is niets bijzonders te zien. Ook dat vlak kan weg.
9
Tekenen De onderdelen voor het bovenaanzicht zijn nu allemaal zichtbaar, twee vlakken en twee gaten.
10
Tekenen In vlak 3 komt het bovenaanzicht en dat teken je zo. 4 1 2
11
Tekenen Het enige wat we niet kunnen zien is of de gaten door en door geboord zijn of niet. Maken we de zijwanden wat doorzichtig dan kun je zien dat de gaten door en door geboord zijn.
12
Tekenen Daarom doe je in het zijaanzicht hetzelfde om aan te geven dat het er twee zijn. 4 1 2 In het vooraanzicht teken je een stippellijn om aan te geven waar het gat zit. Je kunt er hier maar één zien.
13
Tekenen Halen we nu alle kleuren en hulplijnen en teksten weg, dan houden we een tekening van het bedoelde voorwerp over. 4 1 2
14
Tekenen Alle getekende lijnen zijn tekenlijnen die de vorm van het voorwerp aangeven. Die tekenen we dus wat dikker.
15
Tekenen Verder moet je in gaten en cirkels zogenaamde hartlijnen aanbrengen. Deze lopen precies door het midden van de cirkel of het gat. Een hartlijn bestaat uit een lijn die dunner is dan de tekenlijn en bestaat uit streepjes en puntjes.
16
Tekenen Alles is nu getekend. Om dit voorwerp te kunnen gaan maken moet je wel de maten weten. Dit doe je altijd in millimeter (mm). Die zet je er bij met dunne hulplijnen en maatlijnen. 100 80 In het bovenaanzicht kun je nu de afmetingen van het onderblokje vinden én de dikte van het staande blokje. 30 9 Je moet nu dus de hoogte van het staande blokje nog aangeven. Het is schuin dus er zijn twee hoogten. Dit kan bij het vooraanzicht of bij het zijaanzicht. Bij de eerste is de meeste plaats. Daar geef je ook de dikte van het onderblokje aan. 45 12 9 Geef zo weinig mogelijk maten IN het figuur.
17
Tekenen Tot slot moet je nog weten waar de gaten moeten komen en
100 80 Tot slot moet je nog weten waar de gaten moeten komen en hoe groot die zijn. 9 = = 30 10 Om aan te geven dat het blokje precies in het midden zit plaats je deze twee maten. 9 45 12 9
18
Tekenen 100 80 9 De tekening is nu klaar. = = 30 10 9 45 12 9
19
zó of zó Tekenen Maak nooit gebruik van ketting- of rijgmaten.
Maak nooit gebruik van ketting- of rijgmaten. Dit zijn maten die samen een totale afmeting bepalen. 100 80 100 50 20 zó of zó
20
Aangeven van afrondingen en hoeken.
Tekenen Aangeven van afrondingen en hoeken. hoeken 45° R8 90° R8 afronding 90°
21
Bij platte voorwerpen moet je altijd twee maten aangeven.
Tekenen Vierkant, rond en plat. Geen ruimte voor maten en maatpijl. 8 3,5 3,5 □ 20 Ø 20 20 Als je niet direct kunt zien of een onderdeel rond of vierkant is, geef je dat zó aan. Bij platte voorwerpen moet je altijd twee maten aangeven.
22
Tekenen Ook schroefdraad moet goed herkenbaar zijn. Er zijn twee soorten: - buitenschroefdraad zoals die op een bout; - binnenschroefdraad zoals in een moer.
23
Tekenen Uitwendige schroefdraad
M20 Uitwendige schroefdraad M20 LET OP: binnenlijn dunner dan buitenlijn De maat van de schroefdraad wordt aangegeven op de dikke lijn. M20 betekend een metrische schroefdraad van 20 mm. Bout met gedeeltelijke schroefdraad Bout met door-lopende schroefdraad
24
Tekenen Inwendige schroefdraad
LET OP: buitenlijn dunner dan de binnenlijn M20 Stippellijnen geven aan dat de schroefdraad en het boorgat niet direct zichtbaar zijn. boorgat Doorlopende schroefdraad Niet doorlopende schroefdraad
25
Tekenen Je weet nu: Hoe je een aanzicht kunt tekenen Dat je meestal aan drie aanzichten genoeg hebt Dat de tekeninglijnen dikker zijn dan de overige lijnen Dat het onzichtbare met een stippellijn wordt getekend Hoe je binnen en buitenschroefdraad moet aangeven Hoe je maatlijnen moet plaatsen Maak een keuze en klik met de linkermuisknop op één van de mogelijkheden: Alles opnieuw Stoppen
26
Einde van deze animatie.
Tekenen Einde van deze animatie. Ga nu weer verder met je boek. Deze animatie is gemaakt door I J TH M van Dijk
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.