De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Een onderzoeksplan schrijven

Verwante presentaties


Presentatie over: "Een onderzoeksplan schrijven"— Transcript van de presentatie:

1 Een onderzoeksplan schrijven
Schriftelijke communicatieve vaardigheden voor TCW (241206) © WMW /CW/ Technische Communicatie 2002

2 Doel Drie vragen beantwoorden:
Wat is de structuur van het tekstgenre “onderzoeksplan” ? Wat is de ratio achter die structuur? Wat is de rol van literatuur in een onderzoeksplan? ………teneinde opdracht 3 en 4 te kunnen uitvoeren.

3 Inhoud van dit college Wetenschap als “Discourse community”
Het doel van een onderzoeksplan Onderzoeksvragen De onderdelen van een onderzoeksplan Opdracht 3 + 4

4 Wetenschap als “Discourse community”
“Niet opgeschreven” = “niet gedaan”. Wat is er (dus) nog niet (voldoende) bekend? (hiaat) Onderzoek Wat is bekend? (Kennisdomein / discipline) De cirkel van “bewezen” kennisoverdracht = wetenschap. “Harde”wetenschappen verschillen met name van gamma-wetenschappen in “discourse” opzicht. In de alpha en gamma wetenschappen valt er weinig “axiomatisch” te bewijzen: de wetenschap ís de discourse zelf; er valt minder te bewijzen dan dat er “aannemelijk” te maken valt. Daarom is taalgebruik zo belangrijk in deze wetenschappen. Uiterste consequentie van bovenstaande vind je in de Franse filosofische scholen: de gebruikte taal ís de kennis zelf geworden. Het taalgebruik wordt bijna poëtisch en is voor buitenstaanders bijna niet meer te volgen. De taal heeft een werkelijkheid op zich gecreëerd. Iets dergelijks doet zich trouwens voor bij de theoretische natuurkunde, op het gebied van kwantummechanica, alhoewel daar uit de theorie voorspellingen kunnen worden afgeleid (hypothesen) die in experimenteel onderzoek fysiek geverifieerd kunnen worden (hoewel meestal indirect). Onderzoeksverslag

5 Wat schrijf je wanneer op?
Wat is bekend? (Kennisdomein / discipline) Wat is er (dus) nog niet (voldoende) bekend? (hiaat) Onderzoek (Empirisch / observatie) Literatuur-(onderzoeks)-rapport Onderzoeksplan Onderzoeksrapport Merk hier op dat “literatuuronderzoek”soms onterecht buiten het “onderzoek” wordt gesteld, als ware alleen het uitvoeren van experimenten onderzoek. Onzinnig, want juist begin van onderzoek veronderstelt literatuuronderzoek. En begin van onderzoek is het schrijven van een onderzoeksplan, wat weer veronderstelt dat er in een onderzoeksplan naar literatuur wordt verwezen. En dat klopt dus ook prachtig zoals we straks zullen zien (dia 10)

6 Het doel van een onderzoeksplan
Tekstsoort waarin wordt beargumenteerd dat een bepaald onderzoek de moeite waard is uitvoerbaar is de investering waard is

7 Onderzoeksvragen in soorten
Beschrijvingsvragen wat is X? welke kenmerken heeft X? Verklaringsvragen waarom is er X? wat is het verband tussen X en Y? Evaluatievragen wat is waarde van X? Merk op dat de zin “Hoe ziet een goed communicatieplan voor bedrijf X eruit?” veeleer een verkapte ontwerpopdracht is, dan een onderzoeksvraag. Vergelijk: “In hoeverre zijn bedrijfseconomische factoren bepalend voor een succesvolle implementatie van communicatieplannen”? In het eerste geval wordt er iets uitgewerkt waar bedrijf X iets mee kan. In het tweede geval wordt bedrijf X (en nog een aantal andere bedrijven) als object gebruikt voor onderzoek. In de studie kan dit frictie opleveren: een ontwerp leveren kan vaak relatief “theorie”-arm” zijn omdat er ontwerpmethodieken bestaan die je gewoon kunt toepassen. Vraagt tijdens je afstuderen een bedrijf om een product en de Universiteit om “theorievorming”, dan loopt het ergens spaak. Je kunt niet twee heren dienen.

8 Eisen aan een onderzoeksvraag
Praktische eisen niet te ruim geformuleerd duidelijk geen onbewezen vooronderstellingen geen ja/nee- vraag Wetenschappelijke eisen de vraag moet nog niet beantwoord zijn het antwoord moet van belang zijn de vraag moet te operationaliseren zijn de vraag moet het onderzoeken waard zijn. Leg uit en licht toe.

9 Oefening 1: kwaliteit van een onderzoeksvraag vaststellen
Beoordeel de volgende Onderzoeksvragen op grond van wetenschappelijke en praktische eisen. Waarom zijn mannen slechtere chauffeurs dan vrouwen? Waarom hebben zo weinig Nederlanders gestemd tijdens de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen? Onbewezen vooronderstelling Onderzoeksvraag is wetenschappelijk gezien nauwelijks van belang. Maatschappelijk wellicht wel, maar dan is het op z’n minst een deelvraag van een meer omvattende hoofdvraag.

10 Hoofdvraag en deelvragen
Een (te) ruim geformuleerde hoofdvraag kan bijna altijd worden uitgesplitst in deelvragen. Deelvragen kunnen op zich als hoofdvraag behandeld worden (inperking van het onderzoek). Hier volgt een stukje systeemtheorie inzake onderzoeksvragen en onderzoek: Een hoofdvraag kent bijna altijd deelvragen en omgekeerd kent een onderzoeksvraag bijna altijd een (nog meer) omvattende hoofdvraag. Een voorbeeld ter illustratie op de volgende slides.

11 Voorbeeld In hoeverre heeft woordcodering in stroomdiagrammen effect op de lezerstaak? Woordcodering: gecodeerd ongecodeerd Effect: gebruikersfouten; snelheid; retentie Onafhankelijke variabele Afhankelijke variabelen Het voorbeeld is afkomstig uit de syllabus (artikel Gringhuis en Schilperoord 1990). De hoofdvraag die hier staat is in hun tekst “verzwegen”, in ieder geval niet als vraag geformuleerd. Wat zij wel doen is drie “onderzoeksvragen” stellen, waarvan deze formulering de overkoepelende hoofdvraag is. Ga je vervolgens een paar begrippen definiëren, dan brengt je dat als vanzelf op de door hun geformuleerde onderzoeksvragen. Spit de gedachtegang uit voor de studenten op basis van de volgende dia: de crux is de definiëring van “effect”.

12 In hoeverre heeft woordcodering in stroomdiagrammen effect op de lezerstaak?
In hoeverre maken gebruikers van gecodeerde stroomdiagrammen minder fouten dan de gebruikers van ongecodeerde stroomdiagrammen? In hoeverre werken gecodeerde stroomdiagrammen sneller dan ongecodeerde stroomdiagrammen? In hoeverre heeft woordcodering invloed op de retentie van stroomdiagrammen?

13 Onderzoeksplan (structuur)
Inleiding Aanleiding (theoretisch kader; praktisch / theoretisch) Hoofdvraag deelvragen Operationalisering wat, hoe, waaraan / aan wie? Belang Inleiding Kern Slot Laten we eens kijken hoe een onderzoeksplan er eigenlijk uitziet qua structuur. Daarna (volgende dia) bekijken we de ratio achter die structuur. Blijken zal dat de structuur te verklaren valt uit de functies die zo’n tekst moet kunnen vervullen en dus ook uit de eisen die er navenant aan gesteld moeten worden.

14 Inleiding Opening: belangstelling wekken Slotalinea: vooruitblik

15 Aanleiding Theoretisch kader Theoretische aanleiding
Praktische aanleiding

16 Theoretisch kader stand van zaken in de wetenschap (rondom onderzoek in kwestie) afgeleide voorspellingen

17 Theoretische aanleiding
hoofdvraag nog niet eerder onderzocht hoofdvraag eerder onderzocht, maar niet goed tegenstrijdige opvattingen onder wetenschappers

18 Praktische aanleiding
organisatie X heeft een probleem

19 Aanleiding en hoofdvraag
Theoretische en/of praktische aanleiding staat niet los van de hoofdvraag. Lexicalisering van deze relatie in de tekst: Op basis van bovenstaande overwegingen kom ik tot de volgende hoofdvraag. Een hoofdvraag is de kern van een onderzoek, dus komt ie niet zomaar uit de lucht vallen. Zoiets moet haast wel een aanleiding hebben die ergens uit de wetenschappelijke discipline voorkomt (eerder gedaan onderzoek, of daarbij aansluitend.) Dat betekent dat die relatie waarschijnlijk inhoudelijk in de tekst kan worden vormgegeven (literatuurbehandeling) én ook gelexicaliseerd middels een signaalformulering. Leg de inhoudelijke relatie tussen aanleiding en hoofdvraag nog wat meer uit en gebruik dan het volgende voorbeeld.

20 Voorbeeld aanleiding/hoofdvraag
“[...] Wel blijkt uit onderzoek van onder andere Hartley (1985) dat “headings” de retentie van prozateksten bevordert. Daarnaast is duidelijkheid geboden omtrent de vraag of codering van stroomdiagrammen invloed heeft op de effectiviteit en efficiëntie. Het doel van het uit te voeren experiment is dan ook om na te gaan welke effecten woordcodering in stroomdiagrammen nu wel en niet heeft. Daartoe worden drie onderzoeksvragen gesteld [cursivering van mij GB.]: 1. ………… 2. …………. 3……….. [….]” (Gringhuis en Schilperoord, 1990) Zie bijlage 2 syllabus. Dit is een fragment. Er staat slechts één verwijzing in naar literatuur. Zie het gehele verslag in de syllabus voor de rest van de behandelde literatuur (en dat is het nodige).

21 Hoofdvraag en operationalisering
Wat? begrippen definiëren geen woordenboekdefinities! Hoe? methode Waaraan / aan wie? steekproef te betalen? representatief? ethisch verantwoord? We gaan nu naar de operationalisering: beantwoording van de wat-hoe en waaraanvraag, zoals uitgelegd in bijlage 1 van de syllabus.

22 Wat? In hoeverre heeft woordcodering in stroomdiagrammen effect op de lezerstaak? maken van fouten (goedscore in uitvoeren casussen) snelheid van werken (tijdscore in uitvoeren casussen ) retentie na lezing (tijd nodig om beslissingscriteria uit stroomdiagram te herinneren) Vastgesteld hadden we al dat effect te maken had met fouten maken, snelheid van werken en herinnering/retentie. Dat zijn de begrippen zoals bedoeld. Nu moeten we e.e.a. meetbaar maken, het begrip zoals bepaald (dat wat tussen haakjes staat).

23 Hoe? In hoeverre heeft woordcodering in stroomdiagrammen effect op de lezerstaak? stroomdiagram construeren twee versies stroomdiagram (onafhankelijke variabele: ge- versus ongecodeerd) zes casussen proefpersonen laten werken met de casussen in drie sessies etc. etc. etc. (zie Gringhuis en Schilperoord, 1990) Methodebeschrijving. Merk op dat dat in het artikel zeer uitgebreid gebeurt.

24 Waaraan? In hoeverre heeft woordcodering in stroomdiagrammen effect op de lezerstaak? 50 proefpersonen studenten hogeschool en universiteit tussen 19 en 25 jaar In dit geval heb je mensen / proefpersonen nodig. Aantal? Profiel?

25 Belang (slotparagraaf)
beargumenteer kernachtig het belang van het onderzoek (praktisch / theoretisch) zorg voor een toegevoegde waarde t.o.v. de paragraaf over de aanleiding herhaal de hoofdvraag (facultatief) een aparte slotparagraaf is niet nodig

26 Onderzoeksplan (structuur)
Inleiding Aanleiding (theoretisch kader; praktisch / theoretisch) Hoofdvraag deelvragen Operationalisering wat, hoe, waaraan / aan wie? Belang Inleiding Kern Slot Laten we eens kijken hoe een onderzoeksplan er eigenlijk uitziet qua structuur. Daarna (volgende dia) bekijken we de ratio achter die structuur. Blijken zal dat de structuur te verklaren valt uit de functies die zo’n tekst moet kunnen vervullen en dus ook uit de eisen die er navenant aan gesteld moeten worden.

27 Ratio achter de tekst(structuur) relatie tussen eisen en tekstonderdelen
(Eis) Onderzoeksvraag is relevant Belang van de vraag (Eis) Onderzoeksvraag is nog niet beantwoord Aanleiding, theoretisch kader: literatuur! (Eis, aan onderzoek) Repliceerbaar Operationalisering / Methode beschrijven (Eis, aan onderzoek) Controleerbaar Literatuurverwijzingen (tekstconventie) Dat een onderzoeksvraag relevant is, of nog niet beantwoord is, kan uiteraard niet geclaimd worden op basis van de hoofdvraag an sich. In een onderzoeksplan wordt voorzien in tekstonderdelen die deze argumentatieve functies waarnemen: het belang van de vraag en de (theoretische/praktische) aanleiding tot de vraag. Aan de eis van repliceerbaarheid van onderzoek, zit uitaard vast dat de gehanteerde begrippen ondubbelzinnig gedefinieerd en meetbaar gemaakt zijn en dat de methode nauwkeurig is beschreven. Dat gebeurt in de tekstdelen operationalisering en methode.

28 Relatie literatuur en onderzoeksplan
Vooral (zeker) in de aanleiding tot de hoofdvraag: Theoretisch kader. In het methodedeel (afhankelijk van onderzoek, maar vooral bij replicatie-onderzoek) In de operationalisering (meetbaar maken van begrippen) Behandel vooral het begrip theoretisch kader in de zin van “theoretische aanleiding” versus “praktische aanleiding” versus “theoretische aanleiding” en “praktische aanleiding” Geef nu al aan dat het theoretisch kader bij opdracht 4 vooral gevormd wordt (minstens gevormd wordt door de ontwerpbundel). Ten stelligste aanraden om alvast te beginnen met bestudering en oriëntering op het onderwerp voor opdracht 4.

29 Opdracht 3 en 4 Geen ontwerpplan gericht op een organisatie, maar een onderzoeksplan. Dus gericht op kennis genereren, niet op kennis toepassen. Op basis van: Schellens Klaassen en De Vries (2000). Communicatiekundig ontwerpen. Ga in op Ontwerpen versus Onderzoeken. Ontwerpopdracht: “Ontwerp voor bedrijf X een deel van het corporate communicatie plan, namelijk het deel voor crisiscommunicatie.” Of de ontwerpvraag: “Wat is de beste manier voor bedrijf X om crisiscommunicatie te hanteren”? In het draaiboek (het ontwerp!) kan o.a. een uitwerking staan van het volgende advies: “Het bedrijf zorgt in geval van crisissituaties er voor dat zij zélf met een goed verhaal naar de pers gaat, vóórdat een ander (extern element) dat doet.” Maak duidelijk dat dit geen onderzoek is. Het onderliggende (funderende)onderzoek zit hem bijvoorbeeld vast op het fenomeen “zelf naar de pers gaan”. Zelfs een kind weet dat het beter is om erg fout gedrag zelf aan pa en ma op te biechten dan er mee te wachten tot ze er zelf achter komen. Maar hoe is men er nu ooit achtergekomen dat dit principe werkt in crisiscommunicatie? Niet alleen door naar de praktijk te kijken. E.e.a. zal gefundeerd zijn d.m.v. funderend psychologisch onderzoek, waarin (academische) kennis is verworven. Onderzoeksvraag: “In hoeverre zijn mensen geneigd om opgebiecht slecht gedrag eerder te vergeven dan zelf ontdekt slecht gedrag?” En allerlei varianten, afgeleiden en subvragen van deze vraag, die vervolgens met de meest uiteenlopende methoden (observatie-, experimenteel onderzoek) onderzocht zijn.


Download ppt "Een onderzoeksplan schrijven"

Verwante presentaties


Ads door Google