Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdQuinten Brabander Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Boekverslagen analyseren met het referentiekader taal
Dag van Taal, Kunsten en Cultuur 25 januari 2013 Clary Ravesloot
2
Opzet presentatie 1. Achtergrond: het boekverslag in het onderwijs 2. Evaluatiemodel boekverslag uitproberen 3. Discussie
3
Boekverslagen in het onderwijs
= schriftelijk verslag over een gelezen literair werk verschillende verschijningsvarianten: vast format, richtvragen, alle aspecten van het begrippenapparaat omvattend, inzoomend op enkele aspecten van het begrippenapparaat veel voorkomend, in onder- en bovenbouw, vooral sinds invoering Tweede Fase beoordeling varieert: cijfer, naar behoren/onvoldoende
4
Doelen boekverslag controlemiddel (heeft leerling het boek gelezen?)
toets literaire competenties (heeft leerling het boek begrepen?) middel om de literaire ontwikkeling te volgen (hoe ontwikkelen zich de literaire smaak en competenties van de leerling?) geheugensteun voor de leerling (dossiervorming ter voorbereiding op een mondelinge toets over gelezen boeken)
5
Beoordeling boekverslag
Docenten beoordelen vooral de literaire competenties die de leerling in een boekverslag laat zien. Docenten strepen fouten in spelling en formulering aan, of maken een opmerking over het taalgebruik. Van structurele aandacht voor de ontwikkeling van de schrijfvaardigheid van de leerling aan de hand van het boekverslag is doorgaans geen sprake.
6
Samenhang Fictie - Schrijven
De koppeling van fictieonderwijs en schrijfonderwijs is zinvol, want: Schrijfvaardige leerlingen leveren betere prestatie in het domein Fictie. Minder schrijfvaardige leerlingen kunnen niet goed laten zien welke literaire competenties ze in huis hebben. Leerlingen die goed weten hoe je een bepaald genre schrijft, maken een beter eindproduct.
7
Schrijven en Fictie bij Umer
Samenhang - gedachtegang - relaties - tekstopbouw - alineagebruik - zinsniveau Doel Publiek - stijl - register Woorden Taalverzorging - spelling - interpunctie - grammatica Leesbaarheid Fictie 1F 2F 3F Begrijpen - structuurelem. - stijl - genre - personages - verwikkeling Interpreteren - relatie werkel. - thematiek Evalueren - argumenteren - reflectie tekst - refl lit ervaring - interactie
8
Voorwaarden voor ontwikkelingsgericht onderwijs
De schrijfvaardigheid van leerlingen verandert niet in een kort tijdsbestek en moet dus over een langere periode worden gevolgd. De opdracht moet gaandeweg het ontwikkelproces meegroeien met de leerling: steeds een niveau hoger. De keuze van het boek moet passen bij het niveau van de leerling. Effectieve feedback helpt de leerling om op een hoger niveau te komen.
9
Evaluatiemodel Fictie + Schrijven
1F 2F 3F score Verwikkeling - fragmenten parafraseren of navertellen - chronologisch navertellen / situaties en verwikkelingen beschrijven - causale verbanden leggen tussen gebeurtenissen Samenhang: relaties - eenvoudige relaties: opsomming, chronologie - oorzaak-gevolg; voor-/nadelen; overeenkomsten; vergelijking Relatie met werkelijkheid - legt relatie tussen tekst en werkelijkheid - realiteitswaarde bepalen Personages - met personage meeleven - emoties herkennen (verdriet, boos, blij) - denken, handelen, voelen beschrijven - typeren naar uiterlijk, innerlijk - causale verbanden leggen m.b.t. personages - doelen / motieven van personages opmerken Samenhang: zinsniveau - bekende voegwoorden: en, maar, want, omdat - veel voorkomende signaalwoorden (als, hoewel) en verwijswoorden (die, dat) - zinnen en zinsdelen adequat verbonden met voegwoorden, signaal- en verwijswoorden Structuur- elementen - wisseling van plaats en tijd, perspectief, ruimte, etc. aanwijzen - wisselingen van plaats en tijd, perspectief, ruimte, etc. aanwijzen - werking van structuurelementen toelichten Samenhang: gedachtegang - gedachtegang is te volgen - de gedachtelijn is logisch (met soms zijspoor) Genre en thematiek x x - genre benoemen - onderwerp benoemen - genre benoemen thema uitwerken (centrale vraag, hoofdgedachte, boodschap) Publiek: stijl x - past woordgebruik en toon aan het publiek aan - schrijft voor bekend en algemeen lezerspubliek Evaluatie - emotieve argumenten hanteren x x - emotieve en realistische argumenten hanteren - pers. reactie toelichten met voorbeelden - interesse in genres of onderwerpen motiveren - emotieve, realistische, morele en cognitieve arg inzichten n.a.v. het boek uiteenzetten - interesse in vraagstukken motiveren Doel - blijft trouw aan doel (informeren, verklaren, overtuigen etc) - combineert doelen (informeren, verklaren, overtuigen etc.) Schrijftaak 1F 2F 3F score Verslagen, werkstukken en artikelen - een verslag of werkstuk - een verslag of werkstuk met behulp van een stramien - verslag, werkstuk of artikel vanuit een vraagstelling Taakuitvoering Samenhang: tekstopbouw - gebruikt een tekstopbouw (maar samenhang is niet altijd duidelijk) - tekst bevat een opbouw, bijvoorbeeld inleiding, kern en slot (maar soms met fouten) - de tekst bevat een opbouw Samenhang: alineagebruik x - maakt alinea's en geeft inhoudelijke verbanden expliciet aan - alinea's zijn verbonden tot een coherentie tekst Leesbaarheid - gebruikt titel en besteedt aandacht aan opmaak - gebruikt titel en tekstkopjes; maakt kortere teksten zelf op - geeft heldere structuur aan tekst (witregels, marges paragrafen) - stemt lay-out af op doel en publiek Taakuitvoering 1F 2F 3F score Spelling - frequente woorden en sterke ww-vormen correct - meeste woorden en werkwoordsvormen correct - bijna alles goed (nog fouten in moeilijke gevallen) Interpunctie - gebruikt veelgebruikte leestekens correct - accuraat genoeg om de tekst te kunnen volgen - interpunctie is accuraat Grammatica - redelijk accuraat bij eenvoudige zinsconstructies - redelijke grammaticale beheersing - betrekkelijk grote beheersing van de grammatica
10
Opdracht betoog Conclusie Afronding
Titel boek Auteur Titel tekst Inleiding Mening over het door jou gelezen boek. Middenstuk Deelonderwerp (argument) Uitleg (hoofdzaak) Toelichting (bijzaak) Argument 1 Argument 2 Argument 3 Conclusie Afronding
11
Aan de slag Ronde 1: Analyseer de literaire competentie van een of twee leerlingen: op welk F-niveau schaalt u de prestaties in? Ronde 2: Zoek bij de literaire competenties passages, zinnen of zinsdelen die voorbeeldmatig zijn voor treffend taalgebruik. Noteer ze in het evaluatiemodel.
12
Bevindingen Welke feedback zou u de leerling willen geven?
Hoe bevalt het model? Hoe zou het model handzamer kunnen worden?
13
Vragen en opmerkingen?
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.