500 – 1000 na Christus RIDDERS en KASTELEN.

Presentatie over: "500 – 1000 na Christus RIDDERS en KASTELEN."— Transcript van de presentatie:

1 500 – 1000 na Christus RIDDERS en KASTELEN

2 Het kasteel Wat ga je leren?
Je leert hoe een kasteel eruit zag. Eerst zijn de kastelen gebouwd van hout, bovenop een heuvel. Later worden de kastelen van steen gemaakt. Muren en torens beschermen tegen de vijand. De ridder is de baas op het kasteel. Boeren wonen buiten het kasteel op boerderijen. Zij bewerken het land van de ridder.

3 Begrippen deze les: de belegering de gracht het kasteel de stormram

4 Kijk-opdracht filmpje
Je ziet zo meteen een filmpje over slot Loevestijn; een heel oud kasteel uit de middeleeuwen. De volgende begrippen laten ze goed zien in het filmpje. Zorg dat je na het filmpje er in je eigen woorden over kunt vertellen of tekenen! Ophaalbrug De eerste houten kastelen, later kastelen van steen Slotgracht Boeren uit de omgeving Kasteelheer Boeren Aanval op het kasteel Welke wapens zie je in het filmpje? Het leven op het kasteel (ruiten? Kinderen op het kasteel?) Straffen Feesten

5 http://www. schooltv. nl/vroegerenzo/pagina. jsp

6 Opdrachten: De vijand probeerde de kasteelmuur kapot
te maken. Hij gebruikt daarbij een zware, houten paal. Hoe noem je zo’n paal? ANTWOORD: STORMRAM

7 Opdrachten: De vijand staat met zijn leger rondom het kasteel.
Hoe noem je dit? ANTWOORD: DE BELEGERING

8 Groepsopdracht: Zorg dat je met 3 of 4 leerlingen in een groepje zit.
Ieder groepje heeft een computer nodig Ieder groepje kiest 1 onderdeel uit het filmpje. Typ in WORD alles wat je nu weet over dit onderdeel. Denk steeds aan wat je zag in het filmpje. Voeg er maximaal 2 plaatjes bij. Opslaan via de USB-stick (vragen aan de leerkracht). Je krijgt hiervoor 20 minuten de tijd. Daarna presenteert ieder groepje in 2 minuten hun uitgewerkte onderdeel op het smartboard.

9 Onderdelen om te kiezen:
Uit het filmpje: Het kasteel aan de buitenkant 2. Aanval op het kasteel (belegering) 3. Wapens van de ridders en de boeren

10 Alleen werken: Lees in je boek blz. 36 en 37
Maak daarna de vragen in je werkschrift blz. 18