Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdJoanna Verhoeven Laatst gewijzigd meer dan 6 jaar geleden
1
Vakman Ondernemer – Financieel Plan
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
2
1. Het financiële plan 2. Belastingrecht en faillissementsrecht 3
1. Het financiële plan 2. Belastingrecht en faillissementsrecht 3. Het ondernemingsplan en de pitch 4. Financiële administratie 5. Kostensoorten 6. Kostenstructuur 7. Verkoopprijs en resultaat
3
De boekhoudcyclus ziet er als volgt uit:
Hoofdstuk 4 Financiële administratie De boekhoudcyclus Het systeem van de boekhouding wordt ook wel de boekhoudcyclus genoemd en bestaat uit een aantal stappen. De boekhoudcyclus ziet er als volgt uit:
4
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
De balans Het uitgangspunt bij elke boekhouding is de oprichtingsbalans van een startende ondernemer of de beginbalans aan het begin van het boekjaar van een gevestigde ondernemer. De beginbalans wordt ook wel openingsbalans genoemd. Een boekjaar loopt meestal van 1 januari van een bepaald jaar tot en met 31 december van dat jaar. Maar een startende ondernemer richt niet altijd zijn bedrijf op 1 januari op, dus de oprichtingsbalans kan ook op een ander tijdstip opgesteld worden. De balans is een momentopname. Dat houdt in dat het een overzicht is van al je bezittingen en schulden op een bepaalde datum van een bepaald jaar.
5
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
De balans De beginbalans is de balans waarmee je op een bepaald moment start. De balans waarmee je het boekjaar eindigt, noem je de eindbalans. De eindbalans van het ene boekjaar vormt de beginbalans of openingsbalans van het volgende boekjaar.
6
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
Balans Je hebt in je financiële plan een oprichtingsbalans opgesteld. Daarin staan al je investeringen aan de debetkant. Aan de creditkant van de balans staat hoe je al je investeringen hebt gefinancierd. Met eigen vermogen of met vreemd vermogen. Je moet je balans ook op een bepaalde manier opstellen. Bij de activa start je met: vaste activa: eerst de langst durende vlottende activa, met onderaan kas en bank (je liquide middelen) Aan de creditkant is de volgorde van boven naar onder: eigen vermogen lang vreemd vermogen en kort vreemd vermogen
7
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
Hieronder volgt een voorbeeld van ondernemer Hans die een timmerbedrijf heeft en al een tijdje bezig is. Hij heeft de volgende beginbalans op 1 januari 2018 opgesteld.
8
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
De balanspost bank De balanspost bank is bijzonder omdat bank zowel debet als credit op de balans kan staan. Dit is afhankelijk van of je wel of niet ‘rood’ staat op je bankrekening, ook wel rekening-courant of lopende rekening genoemd. Als je een positief banksaldo hebt, dan staat bank aan de debetzijde onder de liquide middelen en is het een bezitting. Als je rood staat, dan valt bank aan de creditzijde onder kort vreemd vermogen, want dan heb je een schuld. Als je rood staat, moet je rentekosten betalen. Je mag ook niet onbeperkt rood staan, je spreekt met de bank een kredietlimiet af.
9
Financiële feiten en veranderingen in de balans
Hoofdstuk 4 Financiële administratie Financiële feiten en veranderingen in de balans Er zijn twee soorten veranderingen in de balans. Er zijn veranderingen die geen invloed hebben op het eigen vermogen. Er zijn veranderingen die wel invloed hebben op het eigen vermogen. Veranderingen die invloed hebben op het eigen vermogen zijn belangrijk omdat ze tot winst of verlies kunnen leiden. Het gaat hier om kosten en opbrengsten.
10
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
GEBEURTENIS 1 Op 3 januari koopt Hans voor € aan timmerhout op rekening bij zijn leverancier. Deze gebeurtenis heeft invloed op de balansposten en is dus een financieel feit. Door dit financiële feit veranderen de volgende balansposten: De voorraad neemt toe met € Op de balans komt dan = te staan. De schuld aan crediteuren neemt toe met € Dus deze wordt € € = € Het eigen vermogen verandert niet, maar het balanstotaal is wel toegenomen van € naar € , dus met €
11
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
12
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
GEBEURTENIS 2 Op 5 januari betaalt Hans € 200 per bank aan de energieleverancier. Het is het termijnbedrag voor de energiekosten van januari Hans ontvangt geen factuur van de energieleverancier. Het bedrag wordt elke maand automatisch afgeschreven. Deze gebeurtenis heeft invloed op de balansposten en is dus een financieel feit. Door de uitgave per bank aan energiekosten veranderen de volgende balansposten: De bank neemt af met € 200. Er stond € op de bank en nu € – € 200 = € Het eigen vermogen neemt af met € 200. Er stond € En nu dus € – € 200 = € Het balanstotaal neemt af met € 200.
13
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
14
Door de afschrijvingskosten veranderen de volgende balansposten:
Hoofdstuk 4 Financiële administratie GEBEURTENIS 3 Op 8 januari schrijft Hans € 500 af op zijn inventaris. Deze gebeurtenis heeft invloed op de balansposten en is dus een financieel feit. Door de afschrijvingskosten veranderen de volgende balansposten: De inventaris neemt af met € 500. Het eigen vermogen neemt af met € 500. Het balanstotaal neemt af met € 500.
15
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
16
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
GEBEURTENIS 4 Op 9 januari verkoopt Hans voor € houten meubelen op rekening. De kosten voor het hout van deze meubelen bedragen € Deze gebeurtenis heeft invloed op de balansposten en is dus een financieel feit. Dit financieel feit is een verkoop op rekening omdat Hans een factuur (rekening) stuurt naar de klant. De omzet van deze verkoop is € De inkoopwaardeomzet van deze verkoop is € De brutowinst van deze verkoop is € – € = € 2.500
17
Door deze verkoop op rekening veranderen de volgende balansposten:
Hoofdstuk 4 Financiële administratie Door deze verkoop op rekening veranderen de volgende balansposten: De voorraad neemt af met € De debiteuren nemen toe met € Het eigen vermogen neemt toe met € Het balanstotaal neemt toe met €
18
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
19
Door deze kasstorting veranderen de volgende balansposten:
Hoofdstuk 4 Financiële administratie GEBEURTENIS 5 Op 12 januari neemt Hans € 500 uit de kas en brengt dit naar de bank. Hans stort dus kasgeld op de bank. Deze gebeurtenis heeft invloed op de balansposten en is dus een financieel feit. Dit financiële feit noemt men een kasstorting. Door deze kasstorting veranderen de volgende balansposten: De kas neemt af met € 500. De bank neemt toe met € 500.
20
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
21
De crediteuren nemen af met € 3.000.
Hoofdstuk 4 Financiële administratie GEBEURTENIS 6 Op 15 januari betaalt Hans € per bank aan leveranciers. Deze gebeurtenis heeft invloed op de balansposten en is dus een financieel feit. Door de betaling per bank aan de leveranciers veranderen de volgende balansposten: De bank neemt af met € De crediteuren nemen af met € Het balanstotaal neemt met € af.
22
Hoofdstuk 8 Het financiële plan
23
Er vindt alleen een verschuiving binnen de activa plaats.
Hoofdstuk 4 Financiële administratie GEBEURTENIS 7 Op 19 januari ontvangt Hans € per bank van afnemers. Deze gebeurtenis heeft invloed op de balansposten en is dus een financieel feit. Door de ontvangst per bank van afnemers veranderen de volgende balansposten: De bank neemt toe. Debiteuren neemt af. Een ontvangst van debiteuren heeft geen invloed op het eigen vermogen en op het balanstotaal. Er vindt alleen een verschuiving binnen de activa plaats.
24
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
25
Het eigen vermogen neemt af met € 2.200.
Hoofdstuk 4 Financiële administratie GEBEURTENIS 8 Op 27 januari maakt Hans € per bank over naar zijn privérekening. Deze gebeurtenis heeft invloed op de balansposten en is dus een financieel feit. Door de overmaking per bank naar de privérekening veranderen de volgende balansposten: De bank neemt af met € Het eigen vermogen neemt af met € Het balanstotaal neemt af met € 2.200
26
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
27
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
GEBEURTENIS 9 Op 29 januari brengt een klant een tafeltje terug. De klant ontvangt € 200 uit de kas terug. Hans neemt de goederen weer op in de voorraad voor een waarde van € 110. Deze gebeurtenis heeft invloed op de balansposten en is dus een financieel feit. Dit financiële feit noemt men een retourverkoop. Administratief schrijf je nu een creditnota uit, waarmee je de verkoop terugdraait. Dus de brutowinst op de verkoop moet teruggeboekt worden. De voorraad neemt nu toe met € 110 en de klant krijgt € 200 terug. De oorspronkelijke brutowinst van € 90 moet nu teruggeboekt worden. Daardoor neemt het eigen vermogen af.
28
Door de retourverkoop veranderen de volgende posten:
Hoofdstuk 4 Financiële administratie Door de retourverkoop veranderen de volgende posten: De voorraad neemt toe met € 110. De kas neemt af met € 200. Het eigen vermogen neemt af met € 90. Het balanstotaal neemt af met € 90.
29
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
30
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
GEBEURTENIS 10 Op 31 januari betaalt Hans € per bank in verband met de hypothecaire lening. De aflossing op de hypotheek bedraagt € en de interestkosten van januari 2018 bedragen € 400. Deze gebeurtenis heeft invloed op de balansposten en is dus een financieel feit.
31
De hypotheekschuld neemt af met € 5.000.
Hoofdstuk 4 Financiële administratie Door de betaling per bank in verband met de hypotheek veranderen de volgende balansposten: De bank neemt af met € De hypotheekschuld neemt af met € Het eigen vermogen neemt af met € 400. (Het eigen vermogen van Hans daalt alleen door de interestkosten, niet door de aflossing!) Het balanstotaal neemt af met €
32
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
33
De verandering van het eigen vermogen en de Resultatenrekening
Hoofdstuk 4 Financiële administratie De verandering van het eigen vermogen en de Resultatenrekening Opbrengsten en kosten hebben gevolgen voor je eigen vermogen op de balans. Veranderingen van het eigen vermogen ontstaan door opbrengsten en kosten en door privéopnames en privéstortingen. Door opbrengsten neemt het eigen vermogen toe en door kosten neemt het eigen vermogen af. Alle opbrengsten en kosten over een bepaalde periode of een boekjaar komen op een aparte rekening los van de balans te staan. Die rekening wordt de winst-en-verliesrekening of resultatenrekening genoemd.
34
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
Als er meer opbrengsten dan kosten zijn, is er winst. Die winst wordt bij het eigen vermogen opgeteld en daardoor staat er een ander eigen vermogen op de eindbalans dan op de openingsbalans. Als er meer kosten dan opbrengsten zijn, is er verlies. Daardoor neemt het eigen vermogen op de eindbalans af. Het eigen vermogen neemt ook af door privéopnames. Die hebben gevolgen voor het eigen vermogen, maar niet voor het resultaat. Privéopnames en privéstortingen komen dus niet op de winst-en-verliesrekening te staan.
35
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
36
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
De balans is dus een opname van al je bezittingen en schulden en het eigen vermogen op een bepaald moment. De resultatenrekening of winst- en verliesrekening is een overzicht van al je kosten en opbrengsten over een bepaalde periode. De verandering van het eigen vermogen van Hans in januari 2018 ontstaat door brutowinst, kosten, een privéopname en een negatieve brutowinst. Die brutowinsten en verliezen (kosten) noteer je op de resultatenrekening. De privéopname wordt niet opgenomen in de resultatenrekening, maar later direct van het eigen vermogen afgeboekt.
37
In dit geval wordt de resultatenrekening als volgt opgesteld:
Hoofdstuk 4 Financiële administratie De nettowinst wordt aan de debetzijde genoteerd, omdat ook de totalen van de debetkant en de creditkant van de resultatenrekening in evenwicht moeten zijn. Als je verlies lijdt, dan wordt het verlies aan de creditkant genoteerd, omdat in dat geval je kosten hoger zijn dan je opbrengsten. Eigenlijk moet je de totale omzet en de totale kosten van de omzet in de resultatenrekening opnemen in plaats van uit te gaan van de brutowinst. Dat is ook verplicht voor de Belastingdienst. In dit geval wordt de resultatenrekening als volgt opgesteld:
38
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
39
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
Grootboekrekeningen Voor alle activa en passiva op de balans en voor alle soorten opbrengsten en kosten op de resultatenrekening ga je een aparte grootboekrekening aanleggen. Op een grootboekrekening noteer je alle veranderingen die ontstaan door financiële feiten. Zo komen alle huurkosten van een bepaalde periode of een boekjaar op de grootboekrekening huurkosten te staan. Alle grootboekrekeningen samen noem je het grootboek . Het grootboek is de basis voor het opstellen van de balans en resultatenrekening.
40
Op elke grootboekrekening kun je aflezen:
Hoofdstuk 4 Financiële administratie Op elke grootboekrekening kun je aflezen: wanneer de grootboekboekrekening is veranderd en de datum van de verandering. waardoor de grootboekrekening is veranderd. met welk bedrag de grootboekrekening is veranderd.
41
Er zijn twee soorten grootboekrekeningen: Balansgrootboekrekeningen
Hoofdstuk 4 Financiële administratie Er zijn twee soorten grootboekrekeningen: Balansgrootboekrekeningen Resultatengrootrekeningen
42
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
43
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
Resultatenrekeningen worden ook winst-en-verliesrekeningen genoemd of hulprekeningen van het eigen vermogen, omdat ze invloed hebben op het eigenvermogen. Je hebt dus voor alle opbrengsten en kosten aparte grootboekrekeningen. De balansrekeningen delen we weer op in rekeningen van bezit die aan de activakant van de balans staan en rekeningen van schuld die aan de creditkant van de balans staan. Ook het eigen vermogen valt daaronder.
44
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
De boekingsregels voor het openen en voor het bijwerken van de grootboekrekeningen Voor alle posten die op de balans staan maak je een grootboekrekening. Deze grootboekrekeningen open je met het bedrag dat op de beginbalans staat. Rekeningen die aan de activazijde of debetzijde van de balans staan open je aan de debetzijde van de grootboekrekening. Rekeningen die aan de passivazijde of creditzijde van de balans staan open je aan de creditkant van de grootboekrekening.
45
DE BOEKINGSREGELS VOOR HET BIJWERKEN VAN DE GROOTBOEKREKENINGEN
Hoofdstuk 4 Financiële administratie DE BOEKINGSREGELS VOOR HET BIJWERKEN VAN DE GROOTBOEKREKENINGEN Boekingsregels geven aan of je een grootboekrekening moet openen aan de debetkant of aan de creditkant, ofwel moet debiteren of crediteren. Ook voor het bijwerken van de grootboekrekeningen met nieuwe financiële feiten zijn regels gemaakt. Deze regels noem je de boekingsregels. In de boekingsregels staat aangegeven of je een grootboekrekening moet debiteren of crediteren. Debiteren is het bijschrijven aan de debetzijde van de grootboekrekening. Crediteren is het bijschrijven aan de creditzijde van de grootboekrekening.
46
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
47
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
48
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
49
Het verwerken van financiële feiten : het journaal en het grootboek
Hoofdstuk 4 Financiële administratie Het verwerken van financiële feiten : het journaal en het grootboek Financiële feiten worden in ten minste twee grootboekrekeningen verwerkt. Dat wordt gedaan door middel van een journaalpost . Alle journaalposten bij elkaar noem je het journaal. Ook het journaal is in balans of in evenwicht, omdat je in een journaalpost per financieel feit evenveel moet debiteren als crediteren.
50
Omdat het journaal in evenwicht is, is het grootboek dat ook.
Hoofdstuk 4 Financiële administratie Alle grootboekrekeningen die worden gecrediteerd krijgen ‘aan’ voor hun naam. Als je alle financiële feiten hebt verwerkt in journaalposten, worden ze van het journaal overgeboekt naar het grootboek. Omdat het journaal in evenwicht is, is het grootboek dat ook.
51
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
Op 2 januari installeert het installatiebedrijf bij iemand een nieuwe elektriciteitskast voor de verkoopprijs van € De btw bedraagt 21%. De kostprijs van de omzet bedraagt € De factuur wordt verstuurd naar de klant en wordt later betaald. De factuur van bovenstaande verkoop op rekening leidt tot het bijwerken van vijf grootboekrekeningen: opbrengst verkopen, debiteuren, kostprijs verkopen, voorraad goederen en te betalen btw.
52
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
53
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
Het rekeningenschema Elke grootboekrekening heeft een eigen nummer. Dit nummer is niet willekeurig gekozen maar gebaseerd op het decimale rekeningstelsel. Het rekeningenschema heeft een vaste indeling. Het decimale rekeningstelsel gebruikt tien rubrieken, namelijk de rubrieken 0 tot en met 9. Dus elke grootboekrekening begint met het cijfer van de rubriek waartoe hij behoort. Daarachter volgen dan nog twee cijfers om de grootboekrekening zijn unieke nummer te geven. Daarbij is het tweede cijfer het groepsnummer binnen de rubriek en het derde cijfer het volgnummer binnen de groep.
54
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
Het rekeningenschema Alle grootboekrekeningen in de rubrieken 0, 1, 2, 3 en 7 zijn balansrekeningen. Alle grootboekrekeningen in de rubrieken 4, 5, 6, 8 en 9 zijn hulprekeningen van het eigen vermogen en komen op de winst-en-verliesrekening of resultatenrekening.
55
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
56
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
Kolommenbalans De kolommenbalans is een hulpmiddel om vanuit de grootboekrekeningen de resultatenrekening of winst-en-verliesrekening en de eindbalans op te stellen. De kolommenbalans bestaat uit vier overzichten: Proefbalans Saldibalans Resultatenrekening Eindbalans
57
Hoofdstuk 8 Het financiële plan
Bij het opstellen van de kolommenbalans hanteer je een bepaalde volgorde van de grootboekrekeningen. Die komt voort uit het unieke nummer dat elke grootboekrekening heeft. Je begint met alle grootboekrekeningen uit de rubriek 0 en eindigt met alle grootboekrekeningen uit de rubriek 9.
58
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
De proefbalans De totalen van de grootboekrekeningen zijn de basis voor het maken van de proefbalans. Op een proefbalans staan de totalen, ook wel tellingen genoemd, van de debetzijde en de creditzijde van alle grootboekrekeningen. Je controleert daarmee of de totalen van alle grootboekrekeningen ook weer in evenwicht zijn.
59
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
De saldibalans De volgende stap bij het maken van de kolommenbalans is de saldibalans. Saldi is het meervoud van saldo. Op de saldibalans noteer je het saldo van elke grootboekrekening vanuit de proefbalans. Dat houdt in dat je kijkt naar de bedragen van de debetkant en de creditkant van een grootboekrekening op de proefbalans en bekijkt aan welke kant het totaal het hoogst is. Het saldo is het verschil tussen beide bedragen, het grootste min het kleinste, en dat zet je aan de kant waar het totaal het hoogst is.
60
Resultatenrekening en eindbalans
Hoofdstuk 4 Financiële administratie Resultatenrekening en eindbalans De laatste twee kolommen van de kolommenbalans zijn de resultatenrekening en de eindbalans. Deze laatste twee kolommen vul je tegelijk in omdat het saldo van een grootboekrekening óf op de resultatenrekening óf op de balans komt. Op de resultatenrekening komen de saldi van de hulprekeningen van het eigen vermogen. Dit zijn de grootboekrekeningen uit de rubrieken 4 en 8. Op de balans komen de saldi van de rekeningen van bezit, schuld en het eigen vermogen. Dit zijn de grootboekrekeningen uit de rubrieken 0, 1 en 7.
61
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
62
Er zijn twee bijzondere grootboekrekeningen:
Hoofdstuk 4 Financiële administratie Er zijn twee bijzondere grootboekrekeningen: De grootboekrekening privé komt niet op de resultatenrekening en niet op de eindbalans. Het saldo van de grootboekrekening privé wordt verwerkt in het saldo van het eigen vermogen. Het saldo van de grootboekrekening eigen vermogen kan pas als laatste bepaald worden.
63
Afsluiten van de grootboekrekeningen
Hoofdstuk 4 Financiële administratie Afsluiten van de grootboekrekeningen Het afsluiten van de grootboekrekeningen is weer een controle voor de resultatenrekening en balans op de kolommenbalans. Want de saldi op de balans en de resultatenrekening moeten overeenkomen met de saldi in de grootboekrekeningen.
64
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
Je sluit de grootboekrekeningen van bezit af aan de creditkant van het grootboek, omdat er aan de debetkant meer staat dan aan de creditkant, maar ze gaan debet naar de balans. Je sluit de grootboekrekeningen van schuld af aan de debetkant van het grootboek, omdat er aan de creditkant meer staat dan aan de debetkant, maar ze gaan credit naar de balans.
65
AFSLUITEN VAN DE HULPREKENINGEN VAN HET EIGEN VERMOGEN
Hoofdstuk 4 Financiële administratie AFSLUITEN VAN DE HULPREKENINGEN VAN HET EIGEN VERMOGEN Als voorbeeld nemen we de grootboekrekening opbrengst verkopen. De grootboekrekening opbrengst verkopen wordt debet afgesloten, met de omschrijving ‘naar resultatenrekening’. Als het om een opbrengst gaat, worden de hulprekeningen van het eigen vermogen afgesloten aan de debetkant van de grootboekrekening, maar het saldo gaat credit naar de resultatenrekening, omdat het eigen vermogen hierdoor toeneemt.
66
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
Voor kosten geldt het omgekeerde. Die worden afgesloten aan de creditkant van de grootboekrekening. Het saldo van de kostenrekeningen wordt debet naar de resultatenrekening overgeboekt, omdat het om een afname van het eigen vermogen gaat.
67
AFSLUITEN VAN DE GROOTBOEKREKENING PRIVÉ
Hoofdstuk 4 Financiële administratie AFSLUITEN VAN DE GROOTBOEKREKENING PRIVÉ De grootboekrekening privé is een bijzondere grootboekrekening. De grootboekrekening privé staat niet op de resultatenrekening en niet op de balans. Het saldo van de rekening privé wordt overgeboekt naar de grootboekrekening eigen vermogen. Als er meer privéopnames dan privéstortingen zijn, wordt de grootboekrekening privé credit afgesloten, met de omschrijving ‘naar eigen vermogen’. Het eigen vermogen wordt dan bijgewerkt aan de debetkant, omdat in dit geval het eigen vermogen afneemt.
68
AFSLUITEN VAN DE GROOTBOEKREKENING EIGEN VERMOGEN
Hoofdstuk 4 Financiële administratie AFSLUITEN VAN DE GROOTBOEKREKENING EIGEN VERMOGEN Op de grootboekrekening eigen vermogen staat alleen nog maar het openen van de beginbalans. Het resultaat wordt erin verwerkt, zie daarvoor de afsluiting van de hulprekeningen van het eigen vermogen. Maar voor het afsluiten worden eerst het bedrag van privé en de nettowinst genoteerd op de grootboekrekening eigen vermogen. Het afsluiten van de grootboekrekening eigen vermogen werkt op dezelfde manier als het afsluiten van de grootboekrekeningen van schuld. Ze wordt afgesloten aan de debetzijde van de grootboekrekening, maar ze gaat credit naar de balans.
69
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
De dagboeken Bij het sorteren deel je de financiële feiten in aan de hand van de dagboeken die de onderneming gebruikt. In een dagboek noteert de ondernemer alle financiële feiten van dezelfde soort. Zo worden alle inkoopfacturen in een dagboek genoteerd, maar ook alle bankoverzichten staan samen in een dagboek. Dat is handig omdat je alle bankafschriften, inkoopfacturen, verkoopfacturen en kasbonnen in aparte ordners bewaart.
70
De dagboeken die in elke boekhouding gebruikt worden zijn: Inkoopboek
Hoofdstuk 4 Financiële administratie De dagboeken die in elke boekhouding gebruikt worden zijn: Inkoopboek Verkoopboek Bankboek Kasboek Memoriaal
71
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
Inkoopboek Het inkoopboek wordt gebruikt voor de inkopen op rekening en voor de retourinkopen. Het is een factuurboek, want voor het bijwerken van het inkoopboek is een inkoopfactuur of een ontvangen creditnota nodig. Als een onderneming veel retourinkopen heeft, kan de ondernemer besluiten om een apart dagboek voor de retourinkopen te gebruiken.
72
Hoofdstuk 4 Financiële administratie
Verkoopboek Het verkoopboek wordt gebruikt voor de verkopen op rekening en voor de retourverkopen. Het is ook een factuurboek, want voor het bijwerken van het verkoopboek is een verkoopfactuur of een verzonden creditnota nodig. Als een onderneming veel retourverkopen heeft, kan de ondernemer een apart dagboek voor de retourverkopen gebruiken.
73
Het bankboek is een financieel boek.
Hoofdstuk 4 Financiële administratie Bankboek Het bankboek is voor de ontvangsten en uitgaven per bank. Het bankboek wordt bijgewerkt aan de hand van de bankoverzichten. Het is gebruikelijk om voor elke bankrekening die de onderneming gebruikt een eigen bankboek te maken. Als een onderneming dus een rekening heeft bij de ING Bank en de Rabobank, dan zijn er twee bankboeken: ING-bankboek en Rabo-bankboek. Het bankboek is een financieel boek.
74
Per kas betalen noemt men contant betalen.
Hoofdstuk 4 Financiële administratie Kasboek In het kasboek worden de ontvangsten en uitgaven per kas genoteerd. Het kasboek wordt bijgewerkt aan de hand van kasbewijzen. Een voorbeeld van een kasbewijs is de kassabon die je ontvangt als je iets per kas betaalt. Per kas betalen noemt men contant betalen. Het kasboek is ook een financieel boek.
75
Diverse postenboek of memoriaal
Hoofdstuk 4 Financiële administratie Diverse postenboek of memoriaal Boekingsdocumenten die niet in een van de vorige dagboeken ondergebracht kunnen worden, komen in het diverse postenboek. Het diverse postenboek noemt men ook memoriaal. Een voorbeeld van zo’n post is het privéverbruik van goederen en de afschrijvingskosten op vaste activa, zoals een computer, je inventaris of je bedrijfsauto.
76
Dit gebeurt in het memoriaal bij het vermoeden van niet betalen.
Hoofdstuk 4 Financiële administratie DUBIEUZE DEBITEUREN Een aparte categorie is de afschrijving van debiteuren. Die ontstaat als je debiteuren al een tijd niet hebben betaald en misschien wel helemaal niet zullen betalen. Dat noem je ook wel een oninbare vordering . Voordat een debiteur echt oninbaar wordt, boek je hem eerst op een aparte grootboekrekening: dubieuze debiteuren . Dit gebeurt in het memoriaal bij het vermoeden van niet betalen. Pas als het zeker is dat de debiteur helemaal niet zal betalen, schrijf je hem af.
77
Een digitaal boekhoudpakket
Hoofdstuk 4 Financiële administratie Een digitaal boekhoudpakket Een digitaal boekhoudpakket slaat een aantal stappen over in vergelijking met de handmatige cyclus. Meestal werk je vanuit de dagboeken en voer je boekingen in. Dan wordt vervolgens alles automatisch verwerkt in het journaal, de grootboekrekeningen, de resultatenrekening en de balans. Je kunt van alles digitale overzichten opvragen. Daardoor weet je bijvoorbeeld welke debiteuren achterlopen met betalen.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.