Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdPhilomena van der Wal Laatst gewijzigd meer dan 6 jaar geleden
1
Maatschappelijke geldhoeveelheid
Geldbegrippen Geldschepping Verkeersvergelijk van Fisher
2
Soorten geld Chartaal geld Giraal geld Munten en Bankbiljetten
Uitgegeven door de Centrale Bank (ECB / DNB) Giraal geld Geld op rekening van mensen en bedrijven waarmee je rechtstreeks anderen kunt betalen Uitgegeven door banken (RABO / ING / ABN-AMRO)
3
Waarde van geld Hoeveel is dit geld waard? Welke wil je liever?
Bedrag op geld = nominale waarde Echt belangrijk is hoeveel goederen je ervoor kan kopen = reële waarde Maar hoeveel zijn de biljetten eigenlijk écht waard? Materiaalwaarde = intrinsieke waarde Vertrouwen noodzakelijk!
4
ECB geldhoeveelheid Centrale Bank Algemene banken Publiek in omloop
naar publiek ECB in omloop Centrale Bank Algemene banken Publiek maakt chartaal geld maakt giraal geld
5
Maatschappelijke geldhoeveelheid OF: primaire liquiditeitenmassa
alle chartale en girale geld in handen van het publiek (= niet-geldscheppende instellingen) Chartaal geld in de kas van de banken hoort niet bij de maatschappelijke geldhoeveelheid. Dit kasgeld, samen met het tegoed bij de Centrale Bank, dient ter dekking van de girale verplichtingen giraal geld dekkingsmiddelen munten en bankbiljetten goud en deviezen
6
Maatschappelijke geldhoeveelheid alle chartale en girale geld in handen van het publiek
Chartaal geld in handen publiek: bankbiljetten in omloop 50 kasgeld banken 10 chartaal geld 40 Giraal geld in handen publiek: rek.courant tegoed 500 M = = 540 Balans van de Centrale Bank Goud en deviezen € 80 Bankbiljetten in omloop Tegoed banken € 50 € 15 Balans van de gezamenlijke banken Kas Tegoed bij CB € 10 € 15 Rekening courant tegoed Spaargeld € 500 € 900
7
Groei van de maatschappelijke geldhoeveelheid
Geldschepping Groei van de maatschappelijke geldhoeveelheid
8
Soorten geldschepping
Geldschepping = toename van de maatschappelijke geldhoeveelheid Substitutie Transformatie Wederzijdse schuldaanvaarding
9
Substitutie De totale geldhoeveelheid verandert niet, wel de samenstelling Chartaal geld Giraal geld
10
Substitutie op de bankbalans
Balans bank (× mln. euro) Kas 40 60 Rekening courant tegoed 560 540 Tegoed CB 50 Spaargeld 1.750 Debiteuren 160 Deposito’s 450 Vreemde valuta 60 Eigen vermogen 100 Bijvoorbeeld: klanten pinnen voor € 20 mln. Het liquiditeitspercentage van de bank daalt wel. Was: ( ) / 560 = 19,6% Wordt: ( ) / 540 = 16,7%
11
Transformatie Transformatie = omzetten van bijna-geld in geld (of omgekeerd) tussen geldscheppende instellingen en publiek De omvang van de maatschappelijke geldhoeveelheid verandert. Bijna geld is bijvoorbeeld: Spaargeld Vreemde valuta (macro-economisch: betalingsbalans overschotten) bijna geld M
12
Transformatie opnemen spaargeld
Balans bank (× mln. euro) Kas 60 Rekening courant tegoed 640 560 Tegoed CB 50 Spaargeld 1.670 1.750 Debiteuren 160 Deposito’s 450 Vreemde valuta 60 Eigen vermogen 100 Publiek neemt € 80 mln. op van de spaarrekeningen. M neemt toe, want Rekening courant tegoeden tellen wél mee in de maatschappelijke geldhoeveelheid en spaarrekeningen niet. Liquiditeitspercentage bank daalt (meer verplichtingen met zelfde liquide middelen)
13
Wederzijdse SchuldAanvaarding kredietverlening door banken
Balans bank (× mln. euro) Kas 60 Rekening courant tegoed 1.467 560 Tegoed CB 50 Spaargeld 1.750 Debiteuren 160 Deposito’s 450 Vreemde valuta 60 Eigen vermogen 100 Liquiditeit beginsituatie: ( ) / 560 = 19,6% Stel: liquiditeit van 7,5% is minimaal vereist Maximale hoeveelheid rekening courant: ( ) / 7,5 × 100 = 1.467 Maximale geldschepping: – 560 = 907 kas + tegoed centrale bank Het liquiditeitspercentage van de bank is: × 100% rekening courant tegoeden
14
Wederzijdse SchuldAanvaarding kredietverlening door banken
Balans bank (× mln. euro) Kas 60 Rekening courant tegoed 1.467 560 Tegoed CB 50 Spaargeld 1.750 Debiteuren 1.067 160 Deposito’s 450 Vreemde valuta 60 Eigen vermogen 100 Liquiditeit beginsituatie: ( ) / 560 = 19,6% Stel: liquiditeit van 7,5% is minimaal vereist Maximale geldschepping 907 Wederzijdse schuldaanvaarding: Bank krijgt schuld aan klant in de vorm van extra geld op de betaalrekening Klant krijgt schuld omdat hij bedrag terug moet betalen (debiteuren) Maatschappelijke geldhoeveelheid (giraal geld) stijgt.
15
Verkeersvergelijking van fisher
Effecten van geldschepping op de reële economie.
16
Maatschappelijke geldhoeveelheid
Geld dat publiek in handen heeft om bestedingen mee te doen anders zou je het geld beter op een spaarrekening kunnen zetten, zodat je rente ontvangt. Omvang M heeft rechtstreeks invloed op reële economie M bestedingen productie
17
Verkeersvergelijking van fisher
= M × V = P × T Qa Prijs EV EV’ P1 hoeveelheid geld die we in een periode uitgeven = de waarde van de verhandelde goederen Als door geldschepping M groeit (en V blijft constant), dan zal (P×T) ook stijgen. Maar welke? P of T stijgt afhankelijk van de conjuncturele situatie bij onderbesteding groeit de productie (T) bij overbesteding groeit de inflatie (P) P0 EV EV’ M = geldhoeveelheid V = omloopsnelheid P = prijs T = hoeveelheid goederen Y0 Y1 Y* Productie
18
gevaar: Secundaire liquiditeiten
Secundaire liquiditeiten = vorderingen van het publiek op geldscheppende instellingen die direct zonder veel kosten in geld kunnen worden omgezet. Vooral spaar- en valutategoeden Grote hoeveelheden ‘bijna’-geld die via transformatie snel de reële economie kunnen beïnvloeden spaargeld transformatie
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.