De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Prijselasticiteit Hoofdstuk 5 markt havo 3 & vwo 3.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Prijselasticiteit Hoofdstuk 5 markt havo 3 & vwo 3."β€” Transcript van de presentatie:

1 Prijselasticiteit Hoofdstuk 5 markt havo 3 & vwo 3

2 Prijselasticiteit Wat gebeurt er met de vraag naar deze goederen als de prijs verlaagd wordt?

3 Prijselasticiteit HARRY POTTER
aantekening Prijselasticiteit HARRY POTTER Formule om de prijselasticiteit uit te rekenen: Procentuele verandering Qv, vraag (Gevolg) Procentuele verandering P, prijs (Oorzaak) H (n – o) x 100% o 𝚫%𝑸𝒗 𝚫%𝑷 𝚫=𝒅𝒆𝒍𝒕𝒂=π’—π’†π’“π’”π’„π’‰π’Šπ’ P (n – o) x 100% o

4 Extra Opg. 1 Prijselasticiteit
De prijs stijgt van €4,- naar €5,- De vraag daalt van 500 naar 400. Bereken de prijselasticiteit. Extra Opg. 1 Prijselasticiteit βˆ†% πΊπ‘’π‘£π‘Ÿπ‘Žπ‘Žπ‘”π‘‘π‘’ β„Žπ‘œπ‘’π‘£π‘’π‘’π‘™β„Žπ‘’π‘–π‘‘ (400 – 500) * 100% = -20% 500 βˆ†% π‘ƒπ‘Ÿπ‘–π‘—π‘  (5 – 4) * 100% = +25% 4 Elasticiteit: Ev = Ξ”%𝑄𝑣 Ξ”%𝑃 = βˆ’ = -0,8 Wat betekent dit antwoord nu? Als de prijs met 1% stijgt, dan daalt de gevraagde hoeveelheid met 0,8% Bij een prijselasticiteit heb je altijd 1 positief getal en 1 negatief getal. Het antwoord is altijd negatief! Want: Prijs stijgt οƒ  Vraag daalt Prijs daalt οƒ  Vraag stijgt

5 Extra opgave 2 = opgave 6 Pincode (€200 is oud, €100 is nieuw)
Antwoorden: βˆ†% π‘π‘Ÿπ‘–π‘—π‘  (100 – 200) * 100% = -50% 200 βˆ†% π‘”π‘’π‘£π‘Ÿπ‘Žπ‘Žπ‘”π‘‘π‘’ β„Žπ‘œπ‘’π‘£π‘’π‘’π‘™β„Žπ‘’π‘–π‘‘ ( 55 – 35) * 100% = +57,1% 35 Elasticiteit: Ev = Ξ”%𝑄𝑣 Ξ”%𝑃 = 57,1 βˆ’50 = -1,14

6 aantekening STAPPENPLAN Stap 1: Bepaal met hoeveel % de vraag/hoeveelheid verandert Weet je dit niet, dan sla je deze stap over Stap 2: Bepaal met hoeveel % de prijs verandert Weet je dit niet, dan sla je deze stap over Stap 3: Vul in de formule in wat je weet. Je kunt ALTIJD 2 van de 3 getallen invullen. Reken het 3e getal uit. Heb je bij stap 1 of 2 geen uitkomst kunnen vinden, dan weet je waarschijnlijk al de einduitkomst. Gebruik dan: H P 6 3 = 2

7 Prijselasticiteit Prijselasticiteit Betekenis Voorbeeldproduct
0 (Volkomen inelastisch) Als de prijs verandert, dan verandert er niets in de vraag. BESTAAT NIET Tussen de -1 en 0 (Inelastisch) Als de prijs verandert, dan verandert de vraag een beetje. Brood (Noodzakelijke goederen) Kleiner dan -1 Dus -2,-3 etc. (Volkomen elastisch) Als de prijs verandert, dan verandert de vraag heel veel. IPad (Luxe goederen)

8 Opgave 1

9 Opgave 2 40 – 35 / 35 x 100% = 14,3%

10 Opgave 3 overslaan

11 Opgave 4

12 Opgave 5

13 Opgave 5

14 HUISWERK: Huiswerk is tot en met vraag negen, vraag drie hoeft niet.
Stencil kwijt? Of wil je hem nog een keer uitprinten?

15 Opgave 6 en Opgave 7 π‘Ž. βˆ’0,5 Opgave 6 𝑏. π‘šπ‘’π‘’π‘Ÿ π‘‘π‘Žπ‘› π‘’π‘£π‘’π‘›π‘Ÿπ‘’π‘‘π‘–π‘” Opgave 7
Prijselastich οƒ  dus dan is het antwoord kleiner dan -1 (-2 etc.). Dit kan alleen ontstaan als het getal boven de streep (hoeveelheid/vraag) groter is dan het getal onder de streep. 𝑏. π‘šπ‘’π‘’π‘Ÿ π‘‘π‘Žπ‘› π‘’π‘£π‘’π‘›π‘Ÿπ‘’π‘‘π‘–π‘” Opgave 7 Inelastisch: Dan ligt je antwoord tussen de 0 en de -1 π‘Ž. βˆ’0,5

16 Opgave 8 2 = 6/3 6 = 2*3 Stap 1 Er staat al in de vraag dat je de nieuwe afzet/hoeveelheid moet berekenen, dus deze weet je nog niet! Stap 2 P: (9-10) / 10 * 100 % = -10% Stap 3 EV = = Qv = -10% * -2 = + 20% 𝚫%𝑸𝒗 𝚫%𝑷 𝚫%𝑸𝒗 βˆ’πŸπŸŽ%

17 Opgave 8 Dus de hoeveelheid veranderd met + 20%
Weet je de oude hoeveelheid eigenlijk? € 1000 / € 10 = 100 stuks (Oude hoeveelheid) Nieuwe hoeveelheid is 20% meer οƒ  1,2 * 100 = 120 stuks /

18 Opgave 9 Stap 1 (2.200 – 2.000) / 2.000 * 100% = +10% Stap 2
Er staat al in de vraag dat je de nieuwe prijs moet berekenen, dus deze weet je nog niet! Stap 3 EV = = Qv = +10% / -2 = - 5 % / 𝚫%𝑸𝒗 𝚫%𝑷 +𝟏𝟎% 𝚫%𝑷

19 Opgave 9 2 = 6/3 6 = 2*3 Dus de prijs veranderd met -5%
Weet je de oude prijs? Ja: €5 staat in de tekst. Nieuwe prijs is 5% minder οƒ  0,95 * 5= € 4,75

20 Opgave R4 (blz. 126) A. βˆ†% πΊπ‘’π‘£π‘Ÿπ‘Žπ‘Žπ‘”π‘‘π‘’ β„Žπ‘œπ‘’π‘£π‘’π‘’π‘™β„Žπ‘’π‘–π‘‘ B. βˆ†% π‘ƒπ‘Ÿπ‘–π‘—π‘ 
( – ) * 100% = -0,17% 75.000 B. βˆ†% π‘ƒπ‘Ÿπ‘–π‘—π‘  ( 1,51 – 1,45) * 100% = +4,14% 1,45 Elasticiteit: Ev = Ξ”%𝑄𝑣 Ξ”%𝑃 = βˆ’0,17 +4,14 = -0,04 C. De vraag naar benzine is prijsinelastisch. De vraag daalt veel minder dan dat de prijs is toegenomen.

21 Opgave R4 (blz. 126) T/M h8 = hw Opgave R4 D. 0,10/1,20 x 100% = 9% De prijs stijging van koffie is dus maar liefst 9% terwijl de prijs stijging van benzine slechts 4% bedroeg. E. βˆ†% πΊπ‘’π‘£π‘Ÿπ‘Žπ‘Žπ‘”π‘‘π‘’ β„Žπ‘œπ‘’π‘£π‘’π‘’π‘™β„Žπ‘’π‘–π‘‘ (650 – 870) * 100% = -25,3% 870 βˆ†% π‘ƒπ‘Ÿπ‘–π‘—π‘  ( 1,20– 1,10) * 100% = +9,1% 1,10 Elasticiteit: Ev = Ξ”%𝑄𝑣 Ξ”%𝑃 = βˆ’25,3 +9,1 = -2,8 Opgave R4 F. De prijselasticiteit van de vraag naar koffie is zeer elastisch. De vraag naar koffie neemt veel sterker af dan de prijs is gestegen G. De benzineprijs verhogen is wel verstandig omdat de omzet en de winst daar van stijgen. Maar door de prijs van koffie te verhogen maken ze alleen maar minder winst. Dat kunnen ze dus beter laten.

22 H21 Opgave H21 A. Als de prijs stijgt, zal ook de vraag veranderen. Dit heet prijselasticiteit. B. Opgave H21 C. D. Wanten zijn prijselastisch. De prijselasticiteit is ruim -1,08 dus de vraag verandert meer dan de prijs. Sokken zijn prijsinelastisch. De prijselasticiteit is ongeveer -0,5 dus de vraag verandert minder dan de prijsstijging.

23 H21 Opgave H21 E. Ze zou kunnen kijken welke goederen wel en welke goederen niet prijselastisch zijn. Zo kan ze bepalen of een prijsverandering leidt tot meer of minder omzet en winst.

24 Weet je het nog? Maak opgave: H1 – H2 – H3 – H5 – H6 – H7 – H8 –
= Hoofdstuk 5 Pincode. Bestand heet: havo 3 prijselasticiteit theorie en opg.

25 DOEN: OpgaveH1 – H2 – H3 – H5 – H6 – H7 –H8 – H9 – H10 – H12 – H15 – H16
Opgave H1 De kwaliteit, hoe noodzakelijk het goed is, je eigen inkomen, wat is de prijs van substitutiegoederen. Opgave H3 A. X-as = Qv (de vraag naar besteksets) Y-as = P (de prijs van besteksets) B. Ongeveer 300 C. 0, de vraag stopt al bij €350 D. Bij een hogere prijs zijn minder mensen bereid dat bedrag te betalen voor een bestekset. Bij een prijs boven € 350 wil zelfs niemand een bestekset kopen. E. Hoe lager de prijs, hoe hoger de vraag. Je kunt dus zien dat linksboven de prijs hoog is en de vraag laag. Rechtsonder is de prijs laag en de vraag juist heel groot. Opgave H2Β  D. I = Definitie vraag II = Niet iedereen wil hetzelfde betalen

26 DOEN: OpgaveH1 – H2 – H3 – H5 – H6 – H7 –H8 – H9 – H10 – H12 – H15 – H16
Opgave H5 D. Opgave H7 A. Een laptop, computer, palmtop. B. Een koptelefoon, apps, bijpassend toetsenbordje, beschermhoes etc. Opgave H6 A. Goederen die in een vergelijkbare behoefte voorzien als een ander goed. B. Ilse geeft niet heel veel om uitgebreid dineren, voor haar is eten puur iets functioneels dat je doet omdat je honger hebt. Michael vindt dineren wel belangrijk voor hem is eten een belevenis en een kop soep met een broodje voldoet daar voor hem niet aan. Opgave H8 B.


Download ppt "Prijselasticiteit Hoofdstuk 5 markt havo 3 & vwo 3."

Verwante presentaties


Ads door Google