Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdΘεοδώρα Παπαϊωάννου Laatst gewijzigd meer dan 6 jaar geleden
1
Hoofdstuk 4 Narratieve verkenning van de vier evangeliën en achtergrondinformatie over Palestina in Jezus’ tijd
2
Narratieve verkenning evangeliën
Waar? Wanneer? Wie? Wat? Ontmoetingen/confrontaties met Jezus Woorden van Jezus Daden van Jezus Leesaanwijzingen van de evangelisten
3
C. Daden van Jezus Terminologie:
Synoptici: dynamis = machtige/krachtige daad → in Jezus’ machtige daden breekt het Rijk Gods door en wordt Satans macht gebroken Johannes: semeion = teken → Jezus’ daden verwijzen boven zichzelf uit naar Jezus’ identiteit als Zoon van God en nodigen uit tot geloof Voor de joodse overheden een aanstoot want verricht op sabbat ingegeven door Beëlzebul
4
C. Jezus’ bijzondere daden
Genezing: herstel van fysieke gezondheid (ziekte, huidaandoening, fysieke beperking) Uitdrijving: onreine geesten/demonen verlaten de ‘bezetene’ Opwekking: een dode komt opnieuw tot leven ‘Natuurwonder’: buitengewone daden met voorwerpen en natuurelementen Zondenvergeving
5
Achtergrondinformatie bij Jezus’ wondere daden
Zijn de wonderverhalen slechts mythische elementen met spirituele betekenis? De wonderverhalen zijn niet te begrijpen indien er geen historische werkelijkheid aan beantwoordt → In de ogen van Jezus’ tijdsgenoten (voor- en tegenstanders!) heeft Jezus wonderdaden verricht * voor hen waren de wonderen geen wetenschappelijk onverklaarbare mirakels die de natuurwet doorbreken * voor hen was een wonder een machtig ingrijpen van God dat de eeuwige, goddelijke ordening doorkruist en waarin God zichzelf te kennen geeft
6
Achtergrondinformatie bij Jezus’ wondere daden
Evangeliën vertonen tendens om Jezus’ wondere daden aan te dikken → te duiden vanuit verrijzenisgeloof en legendevorming Wonderverhalen staan in de evangeliën nooit op zich: Ze maken de nabijheid van het Rijk Gods tastbaar Ze zijn tekenen van Jezus’ goddelijk zoonschap Ze getuigen van hoe Jezus omging met zieken en bezetenen
7
Achtergrondinformatie over ‘Satan en demonen’
Satan = Lucifer, Beliar, Belial, Beëlzebul, duivel aartsvijand van God Heer van het rijk der duisternis en vorst van de demonen Demonen: veroorzakers van lijden van buitenaf (huidaandoening, beperking) veroorzakers van lijden van binnenuit door iemand geheel in bezit te nemen (epilepsie, psychose) Jezus’ optreden als exorcist kadert binnen Jezus’ optreden tegen alle vormen van kwaad waaronder mensen gebukt gingen maakt integraal deel uit van Jezus’ verkondiging van het Rijk Gods in woorden en daden
8
D. De evangelisten als alwetende vertellers aan het woord
staan buiten het verhaal weten alles van de ontknoping en de personages maken lezers deelachtig aan hun alwetendheid d.m.v. achtergrondinformatie, leeswenken, commentaartjes → spannend effect: lezers weten meer dan personages
9
D. De evangelisten als alwetende vertellers aan het woord
Technieken: Genealogie Summarium (samenvattend bericht) Inleiding Overgang/bindtekst Parenthese: verteller richt zich ‘tussen haakjes’ rechtstreeks tot de lezers
10
Hoofdstuk 5: Eigenheden en eigen accenten van elk evangelie
11
Wie waren de evangelisten?
Jacob Jordaens, De vier evangelisten ( , Louvre/Mechelen)
12
De evangelisten volgens de kerkelijke traditie
Matteüs Marcus tollenaar, tolk van Petrus één van de twaalf Lucas Johannes arts, visser, gezel van Paulus één van de twaalf
13
De kerkelijke traditie: geen ‘feitenkennis’ over de identiteit van de evangelisten
Op welke gegevens is ze gebaseerd: ? Speelden pseudo-epigrafische en/of apologetische motieven? Ze biedt geen verklaring voor de vele literaire overeenkomsten tussen Mt, Mc en Lc de onderlinge tegenstrijdigheden tussen de vier ‘getuigenissen’
14
Wie waren de evangelisten volgens de moderne Bijbelkritiek?
We weten zo goed als niets over hun identiteit. Wat we over hen kunnen weten is wat ze in hun evangelie over zichzelf prijsgeven. = de redacteurs/auteurs/theologen verantwoordelijk voor de evangelieteksten die we toeschrijven aan de verder onbekende Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes
15
De moderne Bijbelkritiek over de literaire relatie tussen de evangeliën
De Synoptici onderling De Synoptici en het Johannesevangelie
16
De Synoptici: de vaststellingen
Opvallende literaire overeenkomsten in tekstmateriaal, volgorde van het tekstmateriaal en taalgebruik: 80% van Mc-tekst in Mt 65% van Mc-tekst in Lc → drievoudige traditie 220 verzen gemeenschappelijk aan Mt en Lc → tweevoudige traditie Tekstmateriaal zonder parallellen in ander evangelie → enkelvoudige traditie: Sondergut: SgMc; SgMt; SgLc
17
Hypothese: Tweebronnentheorie
Mc drievoudige traditie Mt Lc
18
Hypothese: Tweebronnentheorie
Mc Q drievoudige tweevoudige traditie traditie Mt Lc
19
Hypothese: Tweebronnentheorie
Mc Q Sg Mt Sg Lc Mt Lc Enkelvoudige traditie
20
Literaire relatie tussen Joh en Syn
Uiteenlopende posities met als uitersten: Joh kende Syn niet: literaire overeenkomsten zijn te wijten aan overeenkomsten in (mondelinge) tradities waarop ze gebaseerd zijn Joh kende Syn wel: Joh biedt een herlezing van Syn
21
1. Het Evangelie volgens Marcus
22
Mc: Auteur, bestemmelingen, plaats, datum
Kenner van Grieks, Aramees (vertalingen) en Latijn (Latinismen) met joodse roots (verklaring joodse gebruiken) Weinig bekend met Palestijnse geografie Bestemmelingen niet-joden (joodse gebruiken worden verklaard) die geen Aramees kenden (vertaling) Christenen in bedreigde situatie (vervolging) Plaats: Rome? Datum: kort vóór of na 70 Chr.
23
Mc: Eigenheden narratief kader
Eenvoudig lineair verhaal: Doop te Galilea – verkondiging te Galilea – op weg naar Jeruzalem – lijden, dood en verrijzenis te Jeruzalem Keerpunt: Mc 8,27-33 v : Messiasbelijdenis van Petrus = concluderend hoogtepunt van deel I v : eerste lijdensaankondiging + reactie Petrus = begin deel II Mc 16,1-8 als oorspronkelijke slot: enkel lege graf- verhaal, geen verhalen van verrijzenisverschijningen
24
Mc: Eigenheden verhaalstijl
Vlot, levendig, volks, anekdotisch: Vooral verhalen over gebeurtenissen en daden van Jezus, relatief weinig woorden van Jezus → via verhalen te denken geven Stijlkenmerken: En; meteen/plots/onmiddellijk/toen Aandacht voor concrete details Dubbelheden Samenvattende berichten ABA-opbouw (sandwich-structuur)
25
Voorbeeld ABA-structuur: Mc 14,1-11
A. 14,1-2: joodse overheden zoeken een mogelijkheid om Jezus gevangen te nemen B. v. 3-9: een vrouw zalft Jezus ‘met het oog op zijn begrafenis’ A. 14,10-11: Judas smeedt een plan met de joodse overheden om Jezus over te leveren
26
Voorbeeld aandacht voor details Mc 14,3
Mt 26,7 Mc 14,3 Lc 7,37-38 kwam er een vrouw naar Hem toe met een albasten vaasje zeer dure balsem. Zij goot die uit over zijn hoofd terwijl Hij aan tafel lag. kwam er een vrouw met een albasten vaasje echte, zeer dure nardusbalsem. Zij brak het vaasje stuk en goot de inhoud over zijn hoofd uit. Zij nam een albasten vaasje met balsem mee 38 en ging schreiend achter Hem, bij zijn voeten, staan. […] Zij kuste ze keer op keer en zalfde ze met de balsem.
27
Mc: Jezus verkondigt het Rijk Gods vooral in ‘machtige daden’
Het Rijk Gods is nabij → Talrijke genezingen en uitdrijvingen De heerschappij van de duivel is voorbij → Demonuitdrijvingen + Mc 3,23-27 De scheidslijnen tussen rein en onrein zijn opgeheven: → Jezus heeft fysiek contact en tafelgemeenschap met onreinen + Mc 7,14-23 Jezus verzamelt een inclusieve gemeenschap rond zich: → Divers samengestelde groep leerlingen + o.a. Mc 3,33-35
28
Mc: Juist begrijpen wie Jezus Christus is
Centrale vraag: ‘Wie is Jezus?’ → lezer ‘weet’ vanaf 1e regel: “Jezus Christus, Zoon van God” Messiasgeheim: Jezus dwingt hen die zijn goddelijke identiteit herkennen tot zwijgen Onbegrip van de leerlingen omtrent Jezus en zijn lijden functie: misverstanden omtrent Jezus vermijden → Jezus ≠ triomfalistische messias die Palestina van de Romeinen kwam bevrijden → Jezus = Gods lijdende dienaar
29
Mc: portret van een ‘menselijke’ Jezus
Portret van Jezus vóór de verrijzenis en verheerlijking Mt en Lc corrigeren te menselijke trekjes van Marciaanse Jezusbeeld
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.