Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdRudolf Janssens Laatst gewijzigd meer dan 7 jaar geleden
2
Prikopdracht Waarom? Fijne motoriek Voorbereiding schrijven
3
Bekijk film: hersenplasticiteit
Neurogenese: aanmaken van nieuwe neuronen Celdood: afsterven van neuronen
4
Vraag 44 Geef een voorbeeld van andere cellen van het menselijk lichaam die tijdens je leven op een natuurlijke manier sterven, die dus ook een ‘geprogrammeerde celdood’ in hun DNA hebben.
5
Bijv. in de huid hoornlaag is dood en is uit de kiemlaag (levend) ontstaan.
Bij de embryologische ontwikkeling sterven cellen in de handschijf af waardoor vingers kunnen ontstaan.
6
Synaptogenese: vorming van nieuwe synapsen
uitdagende omgeving bv nieuwe taal / omgeving Prunning: verbindingen tussen hersencellen kunnen worden weggekapt
7
Vraag 41 Wat is voor jou een uitdagende omgeving om een taal te leren?
8
Bijvoorbeeld in het land zelf zijn zodat je je in die vreemde taal moet behelpen.
9
Verandering in synapsen
Synaptische plasticitiet Gewone, ongeconditioneerde prikkel Bak voer Geluid Andere prikkel Als A en B gelijktijdig geprikkeld Activatie Hebbiaanse synaps Prikkel Geconditioneerde prikkel
10
Lees Dit proces van versterking…. (blz 101) t/m ….(figuur 48). Aplysia
12
Vraag 42 Welke neuronen van het onderzoek naar Aplysia komen overeen met neuron A, B en C van figuur 47? Sensorisch neuron Facilitatie-neuron Motorische neuron
13
Vertakken van dendrieten rijke omgeving
Myelinisering 10 x sneller Voordeel: snellere verbanden Nadeel: minder makkelijk vertakkingen
14
Vraag 43 In je jeugd wordt de frontale cortex groter. Wat zal deze groei tot gevolg kunnen hebben?
15
beter ruimtelijk inzicht,
lezen, rekenen. Frontale lob: beter plannen welke bewegingen er gemaakt moeten worden(premotorische cortex), plannen ( prefrontale cortex).
16
Vraag 45 A Noem mogelijke gevolgen van synaptogenese in de frontale cortex.
17
Beter plannen, organiseren, seksdriften in toom houden, betere inpulscontrole.
18
Vraag 45 B Noem mogelijke gevolgen van myelinisatie in de frontale cortex.
19
Snellere impulsgeleiding en hierdoor snellere informatie-uitwisseling
20
Vraag 45 C Wat zou de oorzaak kunnen zijn waardoor meisjes zich eerder ontwikkelen dan jongens?
21
Misschien hangt het samen met het feit dat meisjes eerder in de puberteit raken door een vroegere verandering in de hormonale balans.
22
LTP (= long term potentation)
Herhaald aanbod van gelijke prikkel: Receptoren gevoeliger Meer receptoren Receptor op gunstigere plek Dendriet maakt meer vertakkingen
23
LTD (=long term depression)
Verzwakken synapsen: Minder receptoren
24
Vraag 46 A Welke stof fungeert bij LTP als transmitterstof?
25
Glutamaat
26
Vraag 46 B Hoe heet de receptor die pas reageert bij depolarisatie?
27
NMDA-receptor
28
Vraag 46 C Welke stof blokkeert in eerste instantie deze receptor?
29
Magnesium
30
Vraag 46 D Welk effect hebben natriumionen voor, tijdens en na LTP?
31
Voor LTP: natriumionen stromen door AMPA-receptor naar binnen depolarisatie
32
Voor LTP: magnesiumionen worden afgestoten van NMDA-receptor.
33
Tijdens LTP: natrium- en calciumionen stromen door NMDA-receptor productie speciaal eiwit: Gevolg: meer dendrietvertakkingen, productie van meer AMPA-receptoren.
34
Na LTP: meer natriumionen gaan naar binnen,
snellere depolarisatie van dendriet.
35
Vraag 47 Verklaar waarom het beter is om het leren te spreiden in plaats van kort voor een toets de stof er in te stampen.
36
Door herhaalde malen bezig zijn met de stof is de kans groter dat LTP plaats vindt.
37
Bekijk film over LTP
38
Herhaling Wat heeft dit te maken met ESPS en IPSP?
ESPS: Excitatoire PostSynaptische Potentiaal IPSP: Inhiberende PostSynaptische Potentiaal
39
ESPS Glutamaat + Acetylcholine
40
ISPS GABA + glycine
41
+ ? Of
42
+ ? Of
43
Summatie Hoger dan drempelwaarde? - - + + + +
44
Herhaling Wat heeft dit dus te maken met ESPS en IPSP?
Dit kan een AMPA-receptor zijn
45
Opdracht 48 Lees blz 107 en 108 Maak opdracht 48
46
48.1 organisme niveau:regel 11 t/m 28 cellulair niveau regel 30 t/m 60
chemisch niveau regel 61 t/m 67 en 77 t/m 84
47
48.2 a. EEG-meting b. De rat een handeltje naar beneden leren drukken.
c. Door voedsel aan te bieden wanneer de rat een handeltje naar beneden drukt: operant conditioneren. d. Expliciet leren (de rat moet er moeite voor doen om het voedsel te verkrijgen). e. De rat onthoudt de handeling om voedsel te verkrijgen; het wordt in het lange termijn geheugen geplaatst. f. Hippocampus naar basale ganglia en cerebellum; de cortex wordt hier niet bij betrokken. g. Hippocampus aan beide kanten van de hersenstam (deel limbisch systeem), het cerebellum onder de grote hersenen en achter de hersenstam, basale ganglia aan beide kanten van de thalamus.
48
48.3 a. Met hele dunne elektrodes die verbonden zijn met een microvoltmeter. b. De Slow-Wave-Slaap ofwel de delta slaap (delta golven) is een onderdeel van de slaap waarbij er geen snelle oogbewegingen plaatsvinden Het is een diepe slaap. Deze slaap komt voornamelijk voor in de eerste helft van de nacht. c. Neuronen vormen verbindingen (synapsen) met elkaar. Dit kan gebeuren doordat de synapsen gevoeliger worden er meer dendrieten ontstaan. d. Volgens Pennartz kunnen deze netwerken wisselend zijn. e. Of er door de werking van de actieve groepen een beloning optreedt (het krijgen van voedsel) noot: wel een erg moeilijke vraag voor leerlingen die geen biologie hebben f. Uit regel 48: de ensembles remmen hun buren. g. Reflexen die lopen via het ruggenmerg, kunnen onderdrukt worden door de hersenen.
49
48.4 a. Instroom van calciumionen zorgt er voor dat meer AMPA-receptoren op de postsynaptische membraan worden aangemaakt, dat de dendrieten meer vertakkingen maken en de receptoren naar een gunstiger plaats manoeuvreren. b. In vitro-onderzoek is onderzoek in een reageerbuis of in dit geval naar weefsels buiten het lichaam.
50
Film Er zit een mannetje in mijn hoofd (start bij 2.30, stop bij 8.50)
51
Vraag 49 A Wat is een sensorische homunculus?
52
Een mannetje waarin de grootte van de lichaamsdelen aangeeft hoe groot de hersengebieden zijn in de primaire gevoelscentra (somatosensorische hersenschors).
53
Vraag 49 B Wat is hersenplasticiteit ? (zie ook 4.5 Leren en hersenplasticiteit)
54
De hersenen veranderen nog tijdens het leven van de mens.
55
Vraag 49 C Op welke veranderingen op celniveau is hersenplasticiteit gebaseerd? (zie ook Moleculaire processen in de zenuwcel)
56
Door: pruning, neurogenese, veranderingen in de synapsen, vertakken van de dendrieten, myelinisering.
57
Vraag 49 D Wat heeft fantoompijn met hersenplasticiteit te maken?
58
Naburige hersencellen worden geactiveerd wanneer bepaalde hersencellen geen functie meer hebben doordat het betreffende lichaamsdeel geamputeerd of verlamd is.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.