De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Rekenen aan reacties Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 3.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Rekenen aan reacties Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 3."— Transcript van de presentatie:

1 Rekenen aan reacties Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 3

2

3 Deze les Zelfstudieopdrachten Molair volume Reactievergelijkingen kloppend maken Samenvatting Vragen Huiswerk

4 Zelfstudieopdrachten

5 Zelfstudieopdrachten voor volgende week Bestuderen Hoofdstuk 4: Chemische berekeningen – 4.5 Wat is het molair volume van een gas? – 4.6 Hoe kun je rekenen aan reacties? Lezen Hoofdstuk 4: Chemische berekeningen – 4.6 Hoe kun je rekenen aan reacties?

6 Zelfstudieopdrachten voor deze week Bestuderen Hoofdstuk 3: Zouten en metalen – 3.5 Wat is metaalbinding en wat is een metaalrooster? – 3.6 Welke stoffen geleiden elektriciteit Lezen Hoofdstuk 4: Chemische berekeningen – 4.2 Wat is de molecuulmassa? – 4.5 Wat is het molair volume van een gas? – 4.6 Hoe kun je rekenen aan reacties?

7 Vragen Vragen naar aanleiding van de vorige week?

8 Herhaling 1.Benoem en verklaar de drie eigenschappen van metalen? 2.Wat is de molmassa (M) van: a)Aardgas b)Koolzuurgas c)Pyriet 3.Hoeveel kmol is 100 kg a)Aardgas b)Koolzuurgas c)Pyriet 4.Hoeveel g is 5 kMol a)Aardgas b)Koolzuurgas c)Pyriet

9 Rekenen aan reacties

10 Na deze les kun je: Het volume van een gas berekenen Reactievergelijkingen kloppend maken

11 Molair volume

12 Gas V = 22,4 l p = 101,3 kPa T = 273 K 1 Mol gasatomen V = 11,2 l p = ? T = 273 K 202,6 kPa ? Mol gasatomen 1

13 Algemene gaswet p · V = n · R · T p = druk [Pa] V = volume [M 3 ] n = aantal Mol [Mol] R = gasconstante (8,314472 J·K −1 mol −1 ) T = absolute temperatuur [K] Bij gelijke druk en temperatuur hebben alle gassen hetzelfde volume Let op! Alleen voor gassen!

14 Molair volume V m Het volume van 1 mol gas bij 273K en 101,3 kPa V m = 22,4 l/mol Let op! Alleen voor gassen! Tabel 60A

15 Rekenen met V m V = n · V m V = volume [l] n = aantal Mol [-] V m = Molair volume [l/mol] Let op! Alleen voor gassen! SVP in tabellenboek noteren

16 Opdracht Wat is het volume (l) van: a)1 mol stikstof? b)2 mol helium? c)3 mol ammoniak (NH 3 )?

17 Opdracht Hoeveel gram is 224 liter helium?

18 Opdracht Wat is de dichtheid van aardgas bij p=101,3 kPa en T=273K?

19 Reactievergelijkingen kloppend maken

20 Notatie atomen in een molecuul C HH H H O C O N H H H CH 4 CO 2 NH 3 H Cl HCl

21 Notatie aantal moleculen O HH H2OH2O O HH O HH H2OH2O O HH O HH O HH 2 H2OH2O 3

22 Reactievergelijking Grondstoffen Producten in uit Atomen in Atomen uit

23 Voorbeeld H 2 O (l) H 2 (g) O 2 (g) + Waterstof (g) +Zuurstof (g) Water (l) H H H H O O O H H O H H + 2 H 2 O (l) 2 H 2 (g) O 2 (g) + molecuulverhouding

24 Opdracht NH 3 (g) H 2 (g) N 2 (g) + Waterstof (g) +Stikstof (g) Ammoniak (g) H H H H N N N H H H N H H H H H + NH 3 (g) 2H 2 (g) N 2 (g) 3 +

25 Opdracht Maak de volgende reactievergelijkingen kloppend: a)Na (s) + Cl 2 (g)  NaCl (s) b)SO 2 (g) + O 2 (g)  SO 3 (g) c)CH 4 (g) + O 2 (g)  CO 2 (g) + H 2 O (l) d) C 3 H 8 (g) + O 2 (g)  CO 2 (g) + H 2 O (l)

26 Opdracht Geef de kloppende reactievergelijkingen: a)De vorming van waterstof en zuurstof uit water b)De reactie van waterstof en fluor tot waterstoffluoride c)De reactie met ijzer (III) en zuurstof tot ijzeroxide d)De verbranding van acetyleen met zuurstof tot water en koolstofdioxide

27 Molverhouding en molecuulverhouding

28 Molecuulverhouding H2H2 O2O2 +H2OH2O22 2 moleculen H 2 1 molecuul O 2 2 moleculen H 2 O 2 mol H 2 1 mol O 2 2 mol H 2 O + + x 6,02∙10 23 2 x 6,02 ∙ 10 23 H 2 1 x 6,02 ∙ 10 23 O 2 2x 6,02 ∙ 10 23 H 2 O + mol = molverhouding

29 Molverhouding H2H2 O2O2 +H2OH2O22 2 mol H 2 1 mol O 2 2 mol H 2 O+ 1 mol H 2 ½ mol O 2 1 mol H 2 O+ ÷ 2

30 Opdracht 1.Hoeveel mol waterstof heb je nodig om 5 mol water te vormen? 2.Hoeveel mol natrium heb je nodig om 3 mol natriumchloride te vormen 3.Hoeveel mol ammoniak (NH 3 ) ontstaat als je 3 mol stikstof laat reageren 4.Hoeveel mol zuurstof heb je nodig om 3 mol aardgas te verbranden? 5.Hoeveel mol waterstofbromide ontstaat bij de reactie van 3 mol waterstof en 5 mol broom?

31 Afronding

32 Vragen?

33 Wat hebben we in deze les gedaan?

34 Herhalingsvragen 1.Wat is het volume bij p=101,3 kPa en T=273 K van: a)1 mol waterstof b)1 mol zuurstof c)3 gram Helium 2.Schrijf de reactievergelijking op en maak die kloppend: a)Aluminium reageert met chloor tot aluminiumchloride b)De ontleding van water tot waterstof en zuurstof c)De reactie van koolstof met zuurstof tot koolstofmonoxide d)De reactie van ijzersulfide en zuurstof tot ijzer(II)oxide en zwaveldioxide 3.Je laat 10 mol aluminium met chloor reageren tot aluminiumchloride. Hoeveel mol chloor heb je hiervoor nodig, en hoeveel mol aluminiumchloride ontstaat er.

35 Zelfstudieopdrachten voor volgende week Bestuderen Hoofdstuk 4: Chemische berekeningen – 4.5 Wat is het molair volume van een gas? – 4.6 Hoe kun je rekenen aan reacties? Lezen Hoofdstuk 4: Chemische berekeningen – 4.6 Hoe kun je rekenen aan reacties?

36 Bedankt voor jullie aandacht Jullie mogen nu het lokaal rustig verlaten


Download ppt "Rekenen aan reacties Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 3."

Verwante presentaties


Ads door Google