Vraag & aanbod Consumentensurplus Elasticiteiten

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties

Advertisements

Het prijs- of marktmechanisme Deel II
Vraag en aanbod.
Vandaag.
Het prijs- of marktmechanisme
Marketing 1.2 de consument 19 november 2012.
Marktvormen Economie.
Hoofdstuk 5: Rekeningrijden
Vraag en aanbod H1. Vraag van de consument Over het algemeen geldt dat consumenten minder gaan kopen van een product als de prijs hoger wordt. Er bestaat.
Kenmerken Veel aanbieders Vrije toe- en uitreding Homogene goederen
Het prijs- of marktmechanisme I
Elasticiteiten Prijselasticiteit van de vraag Kruislingse elasticiteit
Goede tijden, slechte tijden
Elasticiteiten.
H4 Differentiëren.
Hoeveelheidsaanpassing I
Hoeveelheidsaanpassing II
Vandaag.
Hoofdstuk 5.
Micro-economie (week 4)
Hoe sterk reageert de vraag op een prijsverandering
Basisboek Marketing Hoofdstuk 9 Prijs.
Prijselasticiteit van de vraag
Antwoorden proeftoets H4, h6 en h7 1 t/m 3. Jaren Schuldrest begin van het jaar InterestAflossing Schuld einde van het jaar Belasting- voordeel Lasten.
Hoe maak ik een PowerPoint presentatie?
Wat gaan we vandaag doen?  Voorbereiding op toets 17 mei 2016 lesuur 7  Eerst luister je / noteer je wat er in de toets komt. Vervolgens mag je:  Naar.
Rekenvaardigheid Procenten. Absoluut, relatief, cumulatief Absolute getallen: aantal stuks of eenheden Relatieve getallen: als deel van een groter geheel.
Les 1. Wat voor les krijgen we nu? Tijdens de lessen over hoofdstuk 9, 10 en 11 krijg je op een andere manier les. Het doel is om je zelfstandigheid te.
De competitieve markt Vraag- en aanbodschema StartSein pagina
Hoofdstuk 11 De Break-Even Afzet (BEA). Wat kost internet ? Vroeger moest je internetkosten betalen per minuut. Dat ging via een vorm van bellen. Joep.
De optimale productiegrootte (bij een markt van volkomen concurrentie)
Hoofdstuk 6 Productie en markt.
Omzet-kosten-winst HAVO 3
Welkom VWO 5..
Lesbrief Vervoer H2.
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Welkom havo 3..
Lesbrief Markt & Overheid
Welkom VWO 5..
Hoe sterk is het verband tussen twee (procentuele) veranderingen.
Welkom havo 3..
Lesbrief Vervoer H 4.
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Hoofdstuk 9 M&O + in groepjes Havo3 iPad.
Hoofdstuk 5 Les 2: Markten.
Welkom Havo 5..
Wanneer er maar één aanbieder is
Hoofdstuk 5 Les 6: Markten.
Welkom VWO 5..
Samenvatting Lesbrief Vraag en aanbod
Hoe je een vraaglijn en aanbodlijn tekent.
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Welkom havo 3..
Welkom havo 3..
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Welkom Havo/vwo 3..
Welkom 8 mei 2018.
Prijselasticiteit Hoofdstuk 5 markt havo 3 & vwo 3.
Welvaartsverlies Pareto-efficiëntie.
Hoofdstuk 5 Les 3: Markten.
3 vmbo-KGT Samenvatting Hoofdstuk 10
Hoe je een vraaglijn en aanbodlijn tekent.
Overheidsinterventie 2
Overheidsinterventie 1
Extra uitleg H4 Domein Markten
Transcript van de presentatie:

Vraag & aanbod Consumentensurplus Elasticiteiten A. Marshall Ga verder

Bedoeling van deze PowerPoint In deze PowerPoint kijken we naar enkele denkwijzen van de econoom Alfred Marshall (1842 – 1924). Zijn ideeën over de economie zien we vandaag de dag nog steeds terug. Door middel van informatie en oefenvragen bestudeer je enkele van zijn denkwijzen die je ook in je economieboek terug kunt vindt. Ga verder

Werkwijze Op de volgende pagina’s vind je informatie over A. Marshall. Je kan de informatie op twee manieren doorlezen! Optie 1: Je klikt rechtsonder steeds op “ga verder” Optie 2: Je klikt op de “terug” pijl. Deze staat aan het einde van elke uitleg en/of oefening. Hierdoor kun je terug gaan naar het overzicht met de onderwerpen die in deze PowerPoint staan. We adviseren de volgorde aan te houden die gegeven is! (dus eerst nr. 1, dan nr. 2 etc) Veel succes Ga verder

Ideeën van Marshall 2.Cetris paribus 3.Prijselasticiteit 1. De Kruis: A. Marshall 4. Consumenten Van vraag surplus en aanbod 5. Zelf oefenen! Ga verder

A. Marshall Alfred Marshall was een Britse econoom die aan het einde van de 19e eeuw een van de meest invloedrijke economen uit zijn tijd was. Zijn boek, de principale of Economics, uit 1890 was decennia lang het dominante economische leerboek. Hij bracht daarin onder andere de ideeën van vraag en aanbod samen in een geheel. Deze denkwijze gebruiken we nog steeds. Marshall keek ook naar de invloed van prijsveranderingen. Hij is de “bedenker” van het begrip elasticiteit. Ook kwam hij met het idee om situaties te vergelijken in het geval er een variabele veranderde en de rest hetzelfde bleef; oftewel Cetris Paribus Ga verder Terug

Het kruis van Marshall: Vraag en aanbod en ontstaan markten Ga verder

De vraag: Stap 1 Algemene kenmerken vragers: Willen een product kopen op basis van hen behoeften. Hebben een bepaald bedrag in gedachte voor het product dat in hun behoeften voorziet. hoog Marshall bedacht om in een grafiek weer te geven hoe de prijs en de gevraagde hoeveelheid invloed hadden op elkaar. Hij zetten de prijs op de verticale as en de gevraagde hoeveelheid op de horizontale as. prijs laag weinig veel Ga verder aantal stuks

De vraag: Stap 2 Algemene kenmerken vragers: Willen een product kopen op basis van hen behoeften. Hebben een bepaald bedrag in gedachte voor het product dat in hun behoeften voorziet. Vraag hoog De vraaglijn loopt van boven naar beneden Bij een hoge prijs willen niet veel mensen het product kopen! Bij een lage prijs is de vraag erg groot. prijs laag weinig veel Ga verder aantal stuks

De vraag: Stap 3 Algemene kenmerken vragers: Willen een product kopen op basis van hen behoeften. Hebben een bepaald bedrag in gedachte voor het product dat in hun behoeften voorziet. Vraag hoog Hier zie je op twee punten op de vraaglijn hoe de situatie op die plek is. Bij een hoge prijs is er weinig vraag Bij een lage prijs is er veel vraag 1 Weinig vraag prijs Veel vraag 2 laag weinig veel Ga verder aantal stuks

Het aanbod: Stap 1 Algemene kenmerken aanbieders: Willen zoveel mogelijk verkopen. Willen het liefst een zo hoog mogelijke prijs. Een hoge prijs = meer omzet! hoog We gebruiken voor het aanbod dezelfde assen als bij de vraag! prijs laag veel weinig aantal stuks Ga verder

Het aanbod: Stap 2 Algemene kenmerken aanbieders: Willen zoveel mogelijk verkopen. Willen het liefst een zo hoog mogelijke prijs. Een hoge prijs = meer omzet! hoog De aanbod lijn loopt alleen net andersom! Bij een lage prijs willen niet veel mensen het product verkopen! prijs laag veel weinig aantal stuks Ga verder

Het aanbod: Stap 3 Aanbod Algemene kenmerken aanbieders: Willen zoveel mogelijk verkopen. Willen het liefst een zo hoog mogelijke prijs. Een hoge prijs = meer omzet! Hier zie je op twee punten op de aanbodlijn hoe de situatie op die plek is. Bij een lage prijs is er weinig aanbod Bij een hoge prijs is er veel aanbod hoog Aanbod Weinig aanbod 2 prijs Veel aanbod 1 laag veel weinig aantal stuks Ga verder

Het Kruis van Marshall Vraag Aanbod hoog Op het punt waar de vraag en aanbodlijn elkaar raken is het evenwichtspunt. Nu kun je aflezen welke prijs en welke hoeveelheid er op deze markt ontstaan is! Dat is namelijk P* en Q* (P = Prijs, Q = quantity) evenwicht prijs P* laag weinig Q* veel aantal stuks Ga verder Terug

Het Kruis van Marshall Vraag Aanbod hoog Marshall bedacht dat de hoeveelheid van invloed was op de prijs. Bij Q1 zijn de vragers bereid meer te betalen dan de aanbieders willen hebben. De aanbieders gaan de prijzen verhogen totdat ze een evenwicht bereiken: Q* evenwicht prijs P* laag weinig Q1 Q* veel aantal stuks Ga verder Terug

Ceteris Paribus Marshall stelde: De economie is een zeer complex systeem vanwege: De onderlinge afhankelijkheid van variabelen Oorzaak en gevolg volgen elkaar niet onmiddellijk op, daar gaat tijd over heen. Om oorzaak en gevolg te bestuderen moeten bepaalde variabele als constant beschouwt worden. Dit noemde hij Ceteris Paribus Ga verder

Voorbeeld Ceteris Paribus Economen proberen via mechanismen gedrag van mensen te bepalen. Bijvoorbeeld van consumenten. Daarbij wordt verondersteld wat er zou gebeuren als één variabele zou veranderen. Omdat de rest constant blijft zou dit er in de praktijk als volgt uit kunnen zien: Apple verlaagt de prijs 01-06-2014 New York Apple heeft besloten de prijs van een Iphone 6 te verlagen! Een Iphone van 16GB kost normaal € 699,- maar zal nu verkocht worden voor de nieuwe prijs van € 649,-. Apple zal daarnaast ook andere producten in prijs verlagen. De Macbook air zal in prijs dalen van …………………. Ga verder

Voorbeeld Ceteris Paribus Wat zou de invloed van deze prijsverandering op de verkoop zijn? Kunnen we dat nu eigenlijk al bepalen of zouden er nog meer zaken die hierop van invloed zijn? Apple verlaagt de prijs 01-06-2014 New York Apple heeft besloten de prijs van een Iphone 6 te verlagen! Een Iphone van 16GB kost normaal € 699,- maar zal nu verkocht worden voor de nieuwe prijs van € 649,-. Apple zal daarnaast ook andere producten in prijs verlagen. De Macbook air zal in prijs dalen van …………………. Ga verder Terug

Voorbeeld Ceteris Paribus Moeten we niet kijken naar de populariteit van Iphone? Moeten we niet kijken naar mogelijke verbeteringen van de Iphone? Moeten we niet kijken naar de invloed van reclame? Moeten we niet kijken naar de invloed van ouders / vrienden? Apple verlaagt de prijs 01-06-2014 New York Apple heeft besloten de prijs van een Iphone 6 te verlagen! Een Iphone van 16GB kost normaal € 699,- maar zal nu verkocht worden voor de nieuwe prijs van € 649,-. Apple zal daarnaast ook andere producten in prijs verlagen. De Macbook air zal in prijs dalen van …………………. Ga verder

Voorbeeld Ceteris Paribus Dat is de essentie van Cetris Paribus: We gaan ervan uit dat een variabele veranderd (in dit geval de prijs) Maar we gaan ervan uit dat de rest precies hetzelfde blijft! Dus de populariteit, de mogelijkheden, de invloed van reclame en andere variabele blijven onveranderd! Dat bedoelen we met Cetris Paribus Apple verlaagt de prijs 01-06-2014 New York Apple heeft besloten de prijs van een Iphone 6 te verlagen! Een Iphone van 16GB kost normaal € 699,- maar zal nu verkocht worden voor de nieuwe prijs van € 649,-. Apple zal daarnaast ook andere producten in prijs verlagen. De Macbook air zal in prijs dalen van …………………. Ga verder Terug

Het aanbod en invloed op de prijs hoog Weinig aanbod De prijs beïnvloed ook het aanbod, dit ligt in relatie met de tijd. Voor de producent is het belangrijk om de (constante en variabele) kosten in kaart te brengen. Om winst te maken moet hij immers de kosten terug verdienen. A. Marshall gaf de periodes de volgende namen: Veel aanbod prijs laag weinig aantal stuks veel Marktperiode Short run periode Long run periode Aanbod elastischer, meer mogelijkheden om de (constante) kosten te drukken Prijs hangt af van de vraag. Volkomen inelastisch Aanbod vanaf dekking variabele kosten Tijd Ga verder Terug

Waarom daalt de vraag bij een prijsstijging? Substitutie effect: Het inwisselen van het ene product wat duurder is geworden door een vervangend product: V.B. Als aardappels zeer duur worden dan gaat men meer rijst kopen. De aardappels worden gesubstitueerd (= gewisseld) voor aardappels. Inkomenseffect Door een prijsstijging kan er minder gekocht worden van hetzelfde product doordat je nu meer moet betalen voor hetzelfde product. (vice versa als de prijs daalt) V.B. Als aardappelen nu de helft zo goedkoop worden dan stijgt je besteedbaar inkomen. Je kunt nu geld op een andere manier besteden. Vraag hoog Weinig vraag prijs Veel vraag laag weinig aantal stuks veel Om te berekenen hoeveel sterk de vraag reageert op de verandering van de prijs bedacht A. Marshall het begrip: elasticiteiten! Ga verder

prijselasticiteit De vraagverandering wordt duidelijk door te kijken naar de invloed van tijd en de onderlinge afhankelijkheid van variabelen. De vraag wordt beïnvloed door de prijs: Prijselasticiteit van de vraag = procentuele verandering gevraagde hoeveelheid procentuele verandering van de prijs Ga verder

Wat zegt de prijselasticiteit De uitkomst van de prijselasticiteit geeft aan hoe gevoelig de vraag is op een prijsverandering. Als: Prijselasticiteit tussen 0 – 1 (of tussen 0 en -1) ligt: dan is het product inelastisch: De vraag reageert minder sterker dan de prijs Prijselasticiteit groter dan 1 (of -1) dan is hij elastisch: de vraag reageert sterker dan de prijs Anders gezegd geeft de prijselasticiteit aan: Als de prijs met 1% wordt verhoogd hoeveel procent van de vragers haakt dan af? Ga verder

Voorbeeld prijselasticiteit Prijselasticiteit van de vraag = procentuele verandering gevraagde hoeveelheid procentuele verandering van de prijs Gegeven: Door de daling van de prijs van de Iphone (van € 699,- naar € 649,-) steeg de vraag van 6,8 miljoen naar 7,5 miljoen. Uitwerking: Procentuele verandering vraag: (7,5-6,8)/6,8 x 100 = 10,3% Procentuele verandering prijs: (649 – 699) / 699 x 100 = -7,2% Prijselasticiteit van de vraag: 10,3 : -7,2 = 1,46 Het product is dus elastisch Ga verder Terug

Consumentensurplus Om het nut (= hoe waardeert de consument het product) weer te geven stelde Marshall het consumentensurplus weer. Het nut neemt af naarmate er van een product meer geconsumeerd wordt: Bij een hoeveelheid A zijn de consumenten bereid om p1 te betalen. De prijs is vastgesteld op P0. De consumenten heeft dus een surplus van het gebied P0-C-H; hij betaalt minder dan dat hij er eigenlijk voor zou willen betalen! Dit noemen we ook betalingsbereidheid! Ga verder

Belastingen Marshall gebruikte het schema van consumentensurplus ook om de invloed van belastingen te verklaren: Stel dat de prijs verhoogt wordt zodat de aanbodlijn verschuift: s  S Hierdoor neemt het consumenten- surplus af met gebied s-F-C-S De belastingopbrengsten nemen toe met gebied s-G-C-S De maatschappij in zijn geheel gaat er dus op achteruit, namelijk het gebied: G-F-C Ga verder Terug

Instructie opdracht Op de volgende dia’s ga je zelfstandig uitwerken hoe de prijs op een markt tot stand komt. Dit is een van de onderdelen waar Marshall een idee over had. Daarbij reken je ook het consumentensurplus uit. Bovenin de dia vind je de terug pijl: Mocht je per ongeluk iets verkeerd doen dan kun je hierop klikken. Dan begin je weer aan het begin van de opdracht! Terug Ga verder

Opdracht Je gaat zelfstandig de marktprijs bepalen van een iphone. Op jouw uitwerkingsblad vul je jouw uitkomsten in! Om verder te komen in de presentatie moet je vragen goed beantwoorden. Uiteindelijk lever je jouw uitwerkingsblad in voor de beoordeling van deze opdracht. Ga verder

Terug Product: Iphone Op de markt van Iphone gelden de volgende vraag- en aanbodfuncties: Qa = 10P + 5.010 Qv = -25P + 22.495 Opdracht 1 A Vul in de tabel op je uitwerkingsblad de hoeveelheid die wordt gevraagd en aangeboden bij de gegeven prijzen B Bereken de evenwichtsprijs door Qv en Qa aan elkaar gelijk te stellen Als je dit gedaan heb kun je verder gaan. Ga verder

Terug Opdracht 1 Klik op de evenwichtsprijs die volgens jouw berekening tot stand komt op deze markt: A 400 B 449 C 450 D 499 E 500

Terug Opdracht 1: fout Ergens heb je een rekenfout gemaakt! Heb je onderstaande naast elkaar gezet: Qa = Qv 10P + 5.010 = - 25P + 22.495 Zorg dat aan een kant een getal staat en aan de andere kant een variabele getal van P. Probeer het nog eens en kies daarna een ander antwoord! Klik hier om terug te gaan naar de mogelijke antwoorden

Terug Opdracht 1: goed Inderdaad! De evenwichtsprijs is 499 euro. Als het goed is heb je dit op onderstaande manier uitgerekend: Qa = Qv 10P +5.010 = - 25P + 22.495 +25P en -5.010 = +25P -5.010 35P = 17.485 P = 17.485 / 35 P = 499 Ga verder

Terug Opdracht 2: Beantwoord op je uitwerkingsblad: A Teken met potlood m.b.v. de gegevens uit de tabel de vraag- en aanbodlijn op je uitwerkingsblad B Hoeveel vraag is er naar de Iphone als de telefoon gratis weggeven wordt? C Hoeveel aanbod is er bij een prijs van 0 euro? Na deze vragen te hebben beantwoord kun je verder gaan! Ga verder

Terug Opdracht 2 Welke bewering hieronder n.a.v. je tekening is juist? A De vraaglijn is begint laag en zal daarna omhoog lopen. B De vraaglijn is degressief variabel en afhankelijk van de prijs C De aanbodlijn zal pas starten bij een prijs waarbij de constante kosten terug verdiend zijn. D De aanbodlijn begint vanaf 100 euro en loopt proportioneel omhoog.

Terug Opdracht 2: fout Deze bewering is niet goed. Controleer of je alle punten goed hebt getekend a.d.h.v. de tabel bij opdracht 1! Probeer het nog eens en kies daarna een ander antwoord! Klik hier om terug te gaan naar de mogelijke antwoorden

Terug Opdracht 2: goed Inderdaad! Doordat een producent pas gaat aanbieden vanaf een prijs die de constante kosten dekt begint deze lijn pas vanaf een prijs van die hoger is dan 74,85 euro. Ga verder

Terug Opdracht 3 Het punt vanaf waar de producenten pas winst gaan maken noemt men ook wel het: A Break-even punt B Marginale opbrengst C Het punt waar maximale winst behaald wordt D De optelsom van variabele en constante kosten.

Terug Opdracht 3: fout Dit is niet het goede begrip / omschrijving waar we naar zoeken! Probeer te achterhalen (met behulp van je boek) wat de begrippen betekenen! Probeer het nog eens en kies daarna een ander antwoord! Klik hier om terug te gaan naar de mogelijke antwoorden.

Terug Opdracht 3: goed Inderdaad! Normaal vind je dit punt door TO en TK aan elkaar gelijk te stellen. Nu tekenen we de aanbod lijn pas vanaf het punt dat de ondernemer zijn constante kosten terug verdiend heeft. Normaal kijken we ook naar de variabele kosten! Ga verder

Terug Opdracht 4 Voor de productie van een Iphone bedragen de variabele kosten per Iphone € 300,- en bedragen de constante kosten 9,95 miljoen. We gaan berekenen hoeveel de TO, TK en TW bedragen bij de evenwichtsprijs en een verschillende afzet. A Noteer de functies van TO, TK en TW B Vul de tabel op je uitwerkingsblad in. C Teken TO, TK en TW in de grafiek op je uitwerkingsblad. Ga daarna verder naar de volgende opdracht Ga verder

Terug Opdracht 4 Bekijk de grafiek op je uitwerkingsblad en geef het goede antwoord aan: Het break-even punt wordt behaald bij een afzet van: A 60.000 stuks B 50.000 stuks C 40.000 stuks D het goede antwoord zit er niet bij!

Terug Opdracht 4: fout Wat bedoelen we met het break-even punt? Dit is het punt waarop de onderneming geen winst maakt doordat de opbrengst gelijk is aan de kosten. Weet je nu wat het goede antwoord moet zijn? Ga even terug naar de vraag! Klik hier.

Terug Opdracht 4: goed Inderdaad! Het snijpunt van TO en TK brengt ons het break-even punt. Bij deze afzet maakt de onderneming geen winst omdat de opbrengst precies evenveel is als de kosten. Je kan dit ook berekenen door de constante kosten te delen door het verschil tussen de verkoopprijs en de variabele kosten per product te delen: (9.950.000 : (499-300)) = 50.000 Vanaf dit punt gaat de onderneming pas winst maken als het meer producten verkoopt. Ga verder

Terug Opdracht 5 We hebben nu gekeken welke prijs er tot stand komt op de markt en welke opbrengst dit levert voor de producten bij een gegeven afzet. Nu gaan we kijken naar het begrip consumentensurplus. Kijk hiervoor eerst deze video op de volgende dia! Door op de afbeelding te klikken ga je naar youtube. Ga verder

Instructiefilmpje consumentensurplus Terug Instructiefilmpje consumentensurplus Ga verder Klik op de afbeelding om naar de video te gaan!

Terug Opdracht 5 A Arceer nu zelf in het overzicht van opdracht 2 het consumentensurplus. B Rekenen het consumentensurplus uit Is het consumentensurplus een beetje duidelijker? Kijk dan of je de volgende vraag goed hebt: Ga verder

Opdracht 5 Wat is een goede omschrijving van een consumentensurplus? Terug Opdracht 5 Wat is een goede omschrijving van een consumentensurplus? A Het verschil tussen de werkelijke prijs en de prijs die de consument voor een product bereid zou zijn te betalen. B Het verschil tussen de betalingsbereidheid van de consument en de variabele kosten voor de producten om het product te produceren. C De prijs die tot stand komt door een evenwicht te zoeken in de aanbod- en vraagfunctie die gegeven is. D De hoeveelheid producten die een producent bereid is te produceren aan de hand van de gevraagde hoeveelheid en de bijbehorende consumentenprijs

Terug Opdracht 5: Fout Helaas! Dat is niet precies wat er bedoeld wordt met het consumentensurplus. Kijk nog eens naar het filmpje en je tekening. Wat zeggen ze hier over het consumentensurplus? Klik hier om terug te gaan.

Terug Opdracht 5: Goed Inderdaad. Het consumentensurplus bereken je door het verschil uit te rekenen tussen de betalingsbereidheid en de prijs die gevraagd wordt. Ga verder

Terug Opdracht 6 Stel dat de Apple besluit om de prijs te verhogen naar € 599,-. Wat zou dit voor een gevolg hebben voor de vraag? De vraagfunctie was: Qv = -25P + 22.475 A Bereken hoeveel vraag er is bij een prijs van € 599 B Bereken de procentuele verandering van de prijs C Bereken de procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid. Ga daarna verder naar de volgende vragen. Ga verder

Terug Opdracht 6 Bereken aan de hand van je uitkomsten van A, B en C de prijselasticiteit. Is deze: A Tussen 0 en 1 B Tussen 0 en -1 C Groter dan 1 D groter dan -1 Ga verder

Terug Opdracht 6: Fout Helaas! Hoe berekende je de prijselasticiteit ook alweer uit? Je hebt twee variabele die veranderen: de vraag reageert op een prijsverandering. Actie zorgt voor reactie! Zorg dat de “actie” onder de deelstreep staat en de “reactie” boven de deelstreep! Klik hier om terug te gaan.

Terug Opdracht 6: Goed Inderdaad. % verandering van de vraag = (7.500 – 10.000) : 10.000 x 100= -25% % verandering van de prijs = (599 – 499) : 499 x 100 = + 20% Elasticiteit = -25 / 20 = -1,25 Ga verder

Terug Opdracht 6 Nu is het getal op zich niet zo bijzonder. Wat zegt deze uitkomst eigenlijk? A het product is elastisch: de vraag reageert sterker dan de prijs. B het product is elastisch: de vraag reageert minder sterk dan de prijs. C het product is inelastisch: de vraag reageert sterker dan de prijs. D Het product is ineleastisch: de vraag reageert minder sterk dan de prijs. Ga verder

Terug Opdracht 6: Fout Helaas! Hoe zat het ook alweer met inelastisch en elastisch? Wat gebeurt er in het voorbeeld eigenlijk? Hoe reageert de vraag op de prijsverandering van de iphone? Klik hier om terug te gaan en de vraag nogmaals te maken.

Terug Opdracht 6: Goed Inderdaad. De vraag reageert sterker op de verandering van de prijs. Met andere worden. Als de prijs met 1% zou stijgen dan zou de vraag delen met 1,25% Ga verder

Einde van de oefening Door deze werkvorm heb je de volgende doelen en vaardigheden geoefend / geleerd: Wie was A. Marshall en welke hedendaagse ideeën heeft hij bedacht? Hoe komt de evenwichtsprijs tot stand op een markt van volledige mededinging? Wat beïnvloed een verschuiving van de vraag- en aanbodlijn? Hoe bepaal je wat het consumentensurplus is? Hoe bereken je de elasticiteit van de prijs? Om te controleren of je alle informatie over Marshall goed gelezen hebt maak je als afsluiting opdracht 7 op je uitwerkingsblad. Dit zijn enkele vragen over deze historicus. Lever daarna je uitwerkingsblad in bij de docent!