Thema 3 Nieuw nieuw nieuw!. Les 3.1 elleboog industrieën eigenschappen profeet historisch.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Redekundig ontleden Over waarom, wat en hoe....
Advertisements

Het tweede werkstuk.
De samengestelde zin.
Werkwoordspelling – persoonsvorm, onderwerp, t. t
Uitleg meewerkend voorwerp (mv)
naamwoordelijk gezegde
Lees- en Taalproblemen
Werkwoordspelling Volg de weg!.
Uitleg lijdend voorwerp (lv)
Basisschool de Wester 9 mei 2014.
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
In de leerlingenraad zitten 6 kinderen(bij ons)
Verdeel het woord in lettergrepen
Doe-woorden of … Werkwoorden.
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Onderwerp.
H2 Grammatica zinsdelen
Thema 1 Het landje is van ons.
Zinsdelen zijn net puzzelstukken!
Het onderwerp ????????????????????.
Werkverslag. Inhoudsopgave Pag.1 wat hebben we gedaan in deze lessen?
Het hele werkwoord.
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
Interpreteren van data
Three steps to success Foutloos zinnen vertalen in drie stappen
MET DANK AAN COLLEGA’S IN DEN LANDE ! vee 2012
Grammatica Nederlands
WERKWOORDSPELLING Hoe doe je dat ?.
Woordenschat Groep 5 Thema 4, les 4
Brugklas Werkwoordspelling.
QUIZ hoofdstuk 1.
Uitleg persoonsvorm (pv)
Fantasie Gemaakt door Kristie!.
Samenvatting Havo 5.
Woordenschat Groep 5 Thema 4, les 3
WERKWOORDSPELLING Met dit overzicht vind je uit hoe je de werkwoordsvorm moet schrijven. Dit is de knop om te beginnen.
Stage: Basisschool de Klingerberg
Werkwoorden in de v.t. Reeks 1.
Verkeerde verwijswoorden
Herhaling Spelling Hoofdstuk 1 en 2 Klas 2A.
Hoe gebruik ik -d & -t? Leren en oefenen Maar eerst…….
Thema 8 Ella lacht weer.
Hoe gebruik je een woordenboek?
Module Grammatica K3 zinsontleding.
Module Grammatica K3 zinsontleding.
Is ‘t kofschip gezonken…?
DAG VAN HET LEREN Hoe komt zo'n taal eigenlijk in je hoofd? door Henk Wolf.
Nederlands Woensdag 6 januari 2va.
Thema 10 We ruilen van plek. Les zakenreis 2.industrieën 3.raketten 4.percentage 5.demonstratie.
Thema 2 Rennen voor geld. Les 2.1 Berlijnse calorieën zekerheden zebra’s onmiddellijk.
Werkwoordspelling -d of –t?
Lijdend Voorwerp Juni 2014.
1.7 Iedereen is bezig Samengestelde zinnen. Opa heeft alles wat zijn hartje begeert. Opa wil graag een hut hebben. Kun je hier één zin van maken?
Werkwoordsvormen, voorzetsels en voegwoorden
Grammatica zinsdelen H1 t/m H6
Grammatica woordsoorten H1 t/m H6
Thema 7 Het reisverslag van Nick. Les medewerking 2.Zweedse 3.reeën 4.moeilijkheden 5.historie.
Cursus werkwoordspelling Goed spellen? Kwestie van regels.
Werkwoorden vervoegen
Onvoltooid deelwoord/bijvoeglijk gebruikt deelwoord
Werkwoorden Hele werkwoord: wij-vorm tegenwoordige tijd Stam: ik-vorm tegenwoordige tijd Persoonsvorm: Belangrijkste werkwoord in de zin.
De samengestelde zin.
Thema 6 Het dode vogeltje.
Werkwoordspelling. Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat, kun je kiezen uit drie vormen: 1 = ik-vorm.
Spelling woorden met lange klank
Thema 9 Wereldfeesten.
Thema 4 : wat voor een type ben jij?
Stappenplan werkwoordspelling
Bijvoeglijk gebruikt deelwoord hoofdlettergebruik
Stappenplan werkwoordspelling
Transcript van de presentatie:

Thema 3 Nieuw nieuw nieuw!

Les 3.1 elleboog industrieën eigenschappen profeet historisch

Les 1thee, enigszins In het ankerverhaal staat dat er een saxofoon weerklinkt in het theater. → Wie gaat er wel eens naar het theater? → Welke klank hoor je vooraan in het woord theater? → Met welke letters schrijf je de klank t? th In het ankerverhaal staat ook dat de saxofoons alleszins een succes was. → Wat betekent alleszins? Alles van zin zijnde. → Welke twee letters komen in het midden voor? sz →Schrijf het woord alleszins in je schrift en onderstreep th en sz met een kleurtje. Vandaag leer je woorden schrijven met th die klinkt als t en woorden met sz.

→ Ken je meer woorden met th die klinkt als th? Je hoort t, maar je schrijft th, net zoals bij thee. Hier volgen wat woorden met th.

Thuis = te huis

Althans je gebruikt dit woord als je je eerdere uitspraak nuanceert> Voorbeeld: `Ik doe mee met de loterij, althans voorlopig.`...

katholiek

methode

thans tegenwoordig Voorbeeld: `Thans komt dit verschijnsel niet meer voor. Synoniem: nu...

thee

thema

theater

theorie

therapie

Ken je woorden met sz in het midden? 1.alleszins; in elk opzicht. Het valt alleszins mee. 2.anderszins; op een andere manier. 3.danszaal 4.enigszins; een beetje. Enigszins vreemd. 5.geenszins; helemaal niet. 6.graszaad 7.halszaak; levenskwestie 8.langszij; er naast. 9.raszuiver; echt 10.vuilniszak

Reflectie: Kies een woord van deze les. Welke klank hoor je in het woord? Hoe moet je die klank schrijven? Wat vond je moeilijk aan deze woorden? Waar moet je volgende keer op letten bij het schrijven van deze woorden?

Les 3.2 betonnen kopieën gezelschappen professor medisch

Les 2 antwoorden, rijden In het ankerverhaal staat dat met radioactieve straling veel goeds wordt gedaan. → Wat zijn goede dingen die straling kunnen doen? → Wat zijn slechte dingen? worden → Wat is de ik-vorm van worden? → Wat laat je bij de ik-vorm weg van het hele werkwoord? -en → Wat is de hij-vorm? → Wat komt er na de ik-vorm als hij het onderwerp is? -t → Wat is de wij-vorm? → Wat schrijf je bij de wij-vorm? -en aan het eind. Vandaag gaan we persoonsvormen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd goed leren schrijven.

antwoorden → Wat is de ik-vorm van het hele werkwoord? Welke letters laat je dan weg bij de ik-vorm? -en → Op welke letter eindigt de ik-vorm? d → Als je de hij-vorm moet schrijven, welke letter komt er dan achter? -t → De juf deelt de werkwoordschema’s uit of pak je schrift erbij. We oefenen een aantal van dit soort woorden.

Ik vorm = hele werkwoord –en Hij vorm = ik vorm +t 1.bieden – Ik ….. mijn verontschuldigingen aan. Hij …. Zijn verontschuldigingen aan. Wij …… onze verontschuldigingen aan. 2. binden Ik …. Hij….. Wij…. 3. bloeden 4. glijden 5. branden 6. broeden 7. rijden

En deze: 1.landen 2.snijden 3.vinden 4.luiden

Reflectie: Had je moeite met het zoeken naar de persoonsvorm in de zin? Welke manier heb je hiervoor gebruikt? Hoe zoek je een onderwerp? Op welke letter eindigt de ik-vorm in de tegenwoordige tijd? Welke letter komt er achter bij de hij-vorm? Waar heb je nog meer moeite mee? Helpt de denkstappenkaart bij het schrijven van persoonsvormen?

Les 3.3 diamanten melodieën kennissen protestant horloge

Les 3actief, club In het ankerverhaal staat dat Dick Fisbury een nieuw record sprong. Het was een absolute sensatie. → Hoe hoog sprong hij? → Wie springt er ook wel eens hoog? absoluut. → Welke letter schrijf je anders dan je hem hoort? b klinkt als p Bij het hoogspringen zijn er concurrenten, maar elke concurrent is een collega. → Wat hoor je aan het begin van het woord? k → Hoe schrijf je deze klank? Met een c. Vandaag leer je woorden met b die klinkt als p en woorden met c die klinkt als k.

De leerkracht noemt een woord, je zegt het woord na en geeft aan op welke plek je de k hoort en schrijft het woord in je schrift. Vervolgens verschijnt het woord op het bord. 1.aspect 2.camera 3.collega 4.competitie 5.componist 6.inspecteur 7.lectuur 8.redacteur 9.secretaris; verslaglegger 10.tactiek

→ Waar hoor je de b die klinkt als een p? → Schrijf het woord op en controleer of het goed is. 1.Absoluut 2.Abstract 3.Club 4.Eb 5.Krab- krabben (enkelvoud en meervoud noteren) 6.Objectief 7.Observatie 8.Rib –ribben (enkelvoud en meervoud noteren) 9.Subsidie 10.Web –webben (enkelvoud en meervoud noteren)

Reflectie: Wat vind je moeilijk bij het goed schrijven van de woorden die je geoefend hebt? Heb je de juiste letter genoteerd? Hoe heb je de woorden geoefend? Heb je eerst een foto gemaakt van het woord in je hoofd? Waarom vind je deze woorden moeilijk of makkelijk? Waar moet je volgende keer op letten bij het schrijven van deze woorden?

Les 3.4 bronzen feeën leraressen republiek lekkage

Les 4praten, fluiten In het ankerverhaal staat: “Berlioz was de eerste componist die een saxofoon in een orkest liet meespelen“. → Wat is een componist? → Wat doet hij? → In welke tijd staat deze zin? verleden tijd → Kun je de zin in de tegenwoordige tijd zetten. → Welke werkwoordsvormen veranderen dan? was wordt is. Liet wordt laat. → Van welk heel werkwoord is laat afkomstig? laten → Noem de ik, hij en wij hiervan eens. laat – laat - laten De ik-vorm en hij-vorm zijn hier dus gelijk. Vandaag gaan we werkwoorden leren schrijven waarbij de ik-vorm eindigt op een t.

→ Schrijf de ik, de hij en de wij-vorm op van de volgende werkwoorden; praten en fluiten. → Welke letters laat je weg van het hele werkwoord als je de ik-vorm opschrijft? -en → Wat verandert er bij de ik-vorm van het werkwoord praten? De open lettergreep wordt gesloten. → Wat komt er meestal bij de hij-vorm achter de ik-vorm? -t → Schrijf je bij de hij-vorm van laten ook de +t? Nee → Ho schrijf je de wij-vorm? Met –en. De gesloten lettergreep verander in een open lettergreep.

Reflectie: Had je moeite met de opdrachten uit het werkboek? Wat heb je vandaag geleerd? Welke drie vormen schrijf je in de tegenwoordige tijd? Wanneer schrijft je ik-vorm +t? Wat wordt er meestal weggelaten bij de ik-vorm van het hele werkwoord? Verandert er (soms) nog meer? Waarom zijn de ik-vorm en hij-vorm gelijk bij deze werkwoorden?