ZEILTHEORIE 1. DE BOOT terminologie, begrippen werking van roer en zeilen koers en de wind knopen 2. ZEILTECHNIEK overstag en commando's gijp en commando's koersen 3. MANOEUVREREN afvaren aanleggen man overboord motoren 4. SCHIPPEREN vaarreglement orde aan boord goed zeemanschap 5. TOETS zt98-1.01
ZEILTHEORIE 1. DE BOOT Wat je moet kennen: - Namen en functies van div ZEILTHEORIE 1. DE BOOT Wat je moet kennen: - Namen en functies van div. onderdelen - Principe van zeilen - Principe van roerwerking - Stand van zeilen t.o.v. de wind - Verschillende Koersen t.o.v. de wind - Wanneer je vier eenvoudige knopen gebruikt Wat je moet kunnen: - Bij gegeven windrichting en koers zeilstand aangeven - Vallen op een kikker beleggen - De mastworp - De paalsteek - De platte knoop - Een achtje zt98-1.02
zt98-1.03
zt98-1.04
WIND LIFT KRACHT Principe van zeilen zt98-1.05 Voorwaartse kracht Zijwaartse kracht LIFT KRACHT zt98-1.05
Werking van het roer W OPLOEVEN W AFVALLEN zt98-1.06
De koers en de wind Tegen de wind (Gaat dus niet) Aan de wind Halve wind Halve wind Ruime wind Ruime wind Voor de wind zt98-1.07
WELKE KOERSEN VAREN DEZE SCHEPEN? zt98-1.08 WELKE KOERSEN VAREN DEZE SCHEPEN?
Windrichting en zeilstanden Ruime wind Voor de wind W tz98-1.09
W Aan de wind W Halve wind Hoog aan de wind W zt98-010
EN ZET DE ROERGANGER OP DE GOEDE PLAATS zt98-1.11 EN ZET DE ROERGANGER OP DE GOEDE PLAATS TEKEN DE JUISTE STAND VAN DE ZEILEN
B A en de positie van de roerganger Teken de koers van het schip zt98-1.12 B en de positie van de roerganger Teken de koers van het schip om van A naar B te zeilen geef ook de zeilstanden A
KNOPEN & STEKEN DE KRUISSLAG: beleggen van een lijn (op een kruisklamp of kikker) HET ACHTJE: einde van de schoot (tijdelijke verdikking aan een lijn-end) DE MASTWORP: knellend beleggen (b.v. van meerlijn, fenderlijn, spring) DE PAALSTEEK: niet knellend beleggen (niet slippend oog) zt98-1.13
ZEILTHEORIE 2. ZEILTECHNIEK Wat je moet kennen: - Checklist bij afvaren - Overstagmanoeuvre en commando's - Gijpmanoeuvre en commando's - Stormrondje - Principe van dwarspeiling - Principe van laveren - Betekenis van hoger/lager wal - Betekenis loef/lij zijde - Betekenis boven/benedenwinds - Aanlopen aan bovenwinds punt - Benedenwinds punt benaderen - Een eiland ronden Wat je moet kunnen: - Bij gegeven windrichting: koersen en zeilstanden aangeven - Bij gegeven windrichting en uitgangskoers: manoeuvres om op een gegeven punt stil te vallen zt98-2.01
B A om van A naar B en terug te zeilen geef ook de zeilstanden zt98-2.02 B om van A naar B en terug te zeilen geef ook de zeilstanden en de positie van de roerganger Teken de koers van het schip A
Uit de haven: altijd “op de motor” CHECK list zeilklaar maken Fok aanslaan (controleer de leuvers) Grootzeil aanslaan DE VALLEN VAST HOUDEN Nadat zeilen zijn aangeslagen: vallen beleggen Schoten bevestigen MOTOR en BENZINE controleren INVENTARIS controleren “ROMMEL” opruimen (o.a. lijnen opschieten) Taakverdeling en afspraken met bemanning BESLUIT HOE JE WEG WILT VAREN Uit de haven: altijd “op de motor” zt98-2.03
ALTIJD Checklist MOTOR Controleer benzine en vul bij (als nodig) Open de luchttoevoer Open de benzinekraan Trek de Choke uit (Maar niet te lang) Controleer de vrijstand van de schroef Zet de gashandel HALF open Trek de motor aan Bij verlaten van het schip: OMGEKEERDE VOLGORDE Achteruitvaren: Sturen met de motor of met het roer??????????? ALTIJD Zt98-2.04
Oploeven met de zeilen Oploeven met het roer Sturen van een zeilschip Grootzeil intrekken Fok vieren Oploeven met het roer corrigeren tz98-2.05
Afvallen met de zeilen Afvallen met het roer Sturen van een zeilschip Fok aanhalen Grootzeil vieren Afvallen met het roer corrigeren tz98-2.06
Fokkenmaat gaat naar de “hoge kant” Met de neus door de wind! OVERSTAG 7. "FOK AAN!" 6. "FOK DOOR!" Als de giek overkomt gaat roerganger naar de “hoge kant” 5. "FOK BAK!" Fokkenmaat gaat naar de “hoge kant” 4. "REE!" 3. "JA!" 2. "KLAAR OM TE WENDEN?" 1. KIJKEN, PEILEN zt98-2.07
GIJPEN 5. OP KOERS HOUDEN! Zeil aan de “veilige kant” van de wind Grootschoot vieren 4. "GIJP!" Grootschoot inhalen Roerganger gaat verzitten naar de “hoge kant 3. "JA!" 2. "KLAAR VOOR DE GIJP?" 1. KIJKEN Zeil aan de “veilige kant” van de wind zt98-2.08
Teken twee mogelijke manoeuvres om van koers A naar koers B te komen. Geef bij beide schepen aan: de loefzijde en de lijzijde hoger en lager wal het bovenwindse en het benedenwindse gebied De maas Zt98-2.09
PIJLING EILANDJE RONDEN Teken de koers en de stand van de zeilen achterlijker dan dwars dwars voorlijker dan dwars PIJLING Zt98-2.10
Snelheid regelen Oploeven of …... Zt98-2.11
Teken de zeilstanden Geef van de 4 schepen een koers naar de boei zo dat zij bij de boei stil liggen Zt98-2.12
ZEILTHEORIE 3. MANOEUVREREN Wat je moet kennen: - Hoe onder zeil af te varen bij verschillende windrichtingen - Hoe onder zeil aan te leggen bij verschillende windrichtingen - Commando's en manoeuvres bij: "man over boord" "het achtje" "het stormrondje" "bijliggen" - Basisregels "goed zeemanschap" Wat je moet kunnen: - Bij gegeven windrichting en uitgangskoers manoeuvres aangeven om op een gegeven punt stil te vallen - Bij een gegeven situatie aangeven welke manoeuvres nodig zijn voor een veilige oplossing zt98-3.01
Afvaren onder zeil Afduwen KOP IN DE WIND SCHOTEN LOS GROOTZEIL HIJSEN FOK HIJSEN UITLEG VAN COMMANDO’S AFVAREN VOLGENS PLAN Koers houden Zeilen stellen Afduwen Roer in de goede richting Grootschoot aan Fok bak Fok door Fok aan Zt98-3.02
AFVAREN ONDER ZEIL Deze schepen liggen rond een eiland aangemeerd AFVAREN ONDER ZEIL Deze schepen liggen rond een eiland aangemeerd. Teken de benodigde landvasten. Welke boten liggen niet goed? Teken de afvaarkoersen met de zeilstanden. zt98-3.03
AANLEGGEN ONDER ZEIL Welke koers(en), manoeuvres en acties zijn nodig om het schip aan te leggen op punten A en B van de kade? Teken de zeilstanden en geef de commando's. A B zt98-3.04
Teken de zeilstanden en geef de commando’s MAN / VROUW OVERBOORD! ZWEM !!! WIJS en houdt oogcontact. Roep: Val af naar voor de wind en vaar 5 tot 7 bootlengtes weg Loef op tot aan de wind Maak een dwarspeiling Ga overstag. Nader met een aan-de-windse koers Haal de vaart uit het schip (HOE????) Zorg dat je STIL ligt bij de drenkeling Houdt drenkeling aan de loefzijde (Bij hoge golven en veel wind: lijzijde) Haal drenkeling MET GEZICHT NAAR VOREN aan boord Teken de zeilstanden en geef de commando’s Afvallen Voor de wind Overstag Aan de wind STIL LIGGEN Oploeven bij stil liggen fok bak trekken voorkomt overvaren TIPS: haal drenkeling midscheeps aan boord zeker bij kou en harde wind: zwemvesten! zt98-3.05
MAN OVERBOORD !!! WAT NU?? zt98-3.06
EEN ACHTJE MAKEN? zt98-3.07 TEKEN DE WINDRICHTING, DE MANOEUVRES EN DE ZEILSTANDEN DIE NODIG ZIJN OM DIT TRAJECT AF TE LEGGEN zt98-3.07
STORMRONDJE van A tot Z Z: KOERS HOUDEN G: Afvallen door grootschoot te vieren “FOK AAN!!” F: Even fok bak E: Door de wind…. D: ..EN HET ZEIL INHALEN! C: Roer iets van je af duwen…. B: “Ik maak een stormrondje; FOK LOS!” A. KIJKEN zt98-3.08
BIJLIGGEN Bij harde wind een reef leggen Bij aan boord halen van een drenkeling Op ruim water een storm verwerken Of gewoon om rustig koffie te drinken zt98-3.09
LIST CHECK GOED ZEEMANSCHAP Een goed schipper: 1. Tracht ALTIJD een aanvaring te voorkomen 2. Is dus recht door zee 3. Laveert zorgvuldig 4. Zorgt dat hij niet aan lager wal raakt 5. Gooit het niet elk moment over een andere boeg OVERIGENS 6. Laat zich de wind niet uit de zeilen nemen 7. Haalt niet gauw bakzeil 8. Maakt op tijd schoon schip 9. Zet alle zeilen bij 10. Laat zich niet dwarsbomen KORTOM Het blijft schipperen LIST GOED ZEEMANSCHAP zt98-3.10
HOOFDREGELS VAN VOORRANG 1. Klein wijkt voor groot (> 20m) 2. Zeil over stuurboord wijkt voor zeil over bakboord 3. Loef wijkt voor lij (Hoog aan de wind gaat voor) 4. Een motorjacht wijkt voor een zeilschip zt98-3.11
ZEILTHEORIE 4. SCHIPPEREN Wat je moet kennen - Hoofdregels van voorrang - Geldigheid van BPR - Eisen van goed zeemanschap - Soorten van koersen Wat je moet kunnen - Voorrangsregels toepassen - Zeilsituaties schematisch “vertalen”
HOOFDREGELS VAN VOORRANG 1. Klein wijkt voor groot (> 20m) 2. Zeil over stuurboord wijkt voor zeil over bakboord 3. Loef wijkt voor lij (Hoog aan de wind gaat voor) 4. Een motorjacht wijkt voor een zeilschip 5. Pleziervaart wijkt voor beroepsvaart 6. Handkracht wijkt 7. Een surfplank is een zeilschip 8. Alle pleziervaart wijkt voor een schip dat stuurboordswal houdt 9. Een zeilschip met lopende motor is een motorschip
Bij wijken: GEEN TWIJFEL IN DETAIL Hoofdregels Bij tegengestelde koersen - uitwijken naar stuurboord - klein wijkt voor groot - motorschip wijkt voor zeilschip - Spierkracht wijkt - zeil over stuurboord wijkt voor zeil over bakboord Bij kruisende koersen - klein wijkt voor groot - zeil over stuurboord wijkt voor zeil over bakboord - loefwaards wijkt - stuurboordswal gaat voor - (bij motorschepen:) links wijkt Bij oplopende koersen - de oploper passeert bovenwinds - de opgelopene geeft ruimte Bij wijken: GEEN TWIJFEL Bij twijfel: WIJKEN