De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Klein vaarbewijs 1 20 DECEMBER 2018 h.celling@gmail.com.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Klein vaarbewijs 1 20 DECEMBER 2018 h.celling@gmail.com."— Transcript van de presentatie:

1 Klein vaarbewijs 1 20 DECEMBER 2018

2 Bij een snel dalende luchtdruk moet je rekening houden met;
Een kortstondige verbetering van het weer met veel zon; Een geleidelijke verslechtering van het weer; C. Een spoedige verslechtering van het weer, buien en wind. C. Is het juiste antwoord

3 Motor techniek Benzinemotor
Mengsel benzine, en lucht samengeperst en door vonk (bougie) tot ontbranding; Duwt zuiger naar beneden; Krukas draait rond; Voor- of achteruit d.m.v. keerkoppeling. Dieselmotor Lucht samengeperst tot 40 bar. ( gr.C.) Injector nevelt diesel onder druk in hete kamer; Ontbranding vind plaats; Zuiger naar beneden gedrukt; Krukas draait rond; Keerkoppeling niet vanzelfsprekend.

4 2- of 4 takt (bb) motoren. 2 takt Naar beneden (1e slag)
Naar boven (2e slag) Mengsel benzine en lucht wordt samengeperst en ontstoken. Smering in brandstof = mengsmering 4 takt In vier slagen wordt een arbeidslag geleverd; 1= inlaatslag (naar beneden) 2=compressieslag (naar boven) 3=arbeidslag (beneden) 4= uitlaatslag (boven) Smering via carter.

5 2 takt principe;

6 4 takt principe

7 V-snaar v-snaar (De V-snaar of V-riem is een aandrijfriem voor machines. Deze loopt over twee poelies met dezelfde V-vorm.

8 Stuurinrichting; Kwadranten, roerkoning, maken deel uit van stuurinrichting: De roerkoning van een schip is een onderdeel van de roerconstructie bij een doorgestoken roer. Het is de as waaromheen het roer draait. Het draaimoment of de kracht om het te laten draaiend wordt geleverd door het kwadrant dat er op is gemonteerd en de verbinding verzorgt met het stuurrad of de helmstok.

9 Koeling Directe Koeling Indirecte koeling Gesloten koelsysteem;
Koelwater rechtstreeks van uit water via; Buitenboordkraan; Wierpot; Pomp; Door motorkoelsysteem; Rechtstreeks overboord of via uitlaat met soort zwanenhals. Voordeel: eenvoudige installatie. Nadeel; vorstgevoeligheid; Gesloten koelsysteem; Gevuld met koelvloeistof; Koelsysteem maakt gebruik van ribben buiten op de huid van het schip; Nadeel: Gevoelig bij het droogzetten of raken van obstakels onder water.

10 Indien systeem schoon is dan doet de motor het altijd.
Brandstofsysteem Indien systeem schoon is dan doet de motor het altijd. Daarom waterzak onder aan tank; (aftappen condens water) Vaak met peilglas op tank; Groffilter en waterafscheider; Brandstofpomp; Fijnfilter; Injector. Diesel

11 Schroefassmering / dichting
Met vet, olie of water; Vet gesmeerd; elke vaartocht inspecteren en zo nodig aandraaien! Water gesmeerd; Geen inspectie nodig tenzij slijtage op lagers begint! Oliegesmeerd; niet altijd lekkage vrij en water komt dus vrij in bilge terecht. Gland dicht middels vet koord en pakkingdrukker. Doorvoer van schroefas blijft daardoor dicht, of zo goed als.

12 Schroefas doorvoer axiale afdichting; twee (glij) ringen die tegen elkaar drukken een rondom de as en de ander op de schroefaskoker (tegen elkaar gedrukt sluiten ze de as waterdicht af.) radiale afdichting; Zelfde methode maar dan met met rubberringen.

13 U nadert een sluis. In de kaart staat dat aan uw kant het kanaalpeil gelijk is aan NAP -1 dm. Aan de andere kant is het Kanaalpeil Nap 4 dm. Op de peilschaal bij de sluis staat dat de waterstand NAP -3 is. Als aan de andere kant het kanaalpeil klopt, hoeveel dm zult u dan stijgen of dalen tijdens het schutten ? Antwoord is 7 DM stijgen.

14 Langszij andere schepen.
Bij het afmeren langzij bij andere schepen is het van belang dat je de springen goed vastmaakt om langs elkaar schuiven van de schepen te voorkomen. Hoe harder de wind of stroom op de boeg en hoe meer schepen er naast elkaar liggen, des te meer zullen de schepen naar achteren worden geduwd / geblazen. Door het leggen van een extra lijn op de wal, een stuk verder dan de voortros het voorlandvast van het eerste schip, zal de rij netjes op zijn plaats blijven. Hetzelfde kan je doen met een extra achter tros.

15 koerskruiser over bakboord
koerskruiser over stuurboord oploper 22,5˚ recht vooruit

16 Oplopen Er wordt van oplopende koers gesproken wanneer een ander vaartuig je van achter nadert en voorbij wilt lopen. (oplopen) Jij bent dan de opgelopende. • De oploper wijkt, het opgelopen vaartuig geeft zo mogelijk medewerking. De oploper wijkt naar bakboord het opgelopen vaartuig houdt koers of wijkt naar stuurboord (de oever). • Bij zeilboten hanteert men een andere regel. Hier wijkt de oploper naar de hoge kant (loefzijde), zo behoudt deze zijn wind en dus zijn snelheid.

17 Oplopen

18 Tegengestelde koersen
Hierbij komt er een schip recht van voren of bijna recht van voren, je ziet dan alleen de voorkant van het schip; De voorrangregels zijn als volgt: 1. Het schip dat stuurboordswal vaart heeft voorrang 2. Klein wijkt voor groot, (tenzij klein aan stb wal!) 3. Zijn beide schepen gelijk (geen zeilschip) dan wijken beide schepen naar stuurboord uit 4. Zijn beide schepen zeilschepen, dan wijkt diegene met het zeil over stuurboord. 5. Motorschip wijkt voor spierkracht, wijkt voor zeilboot. 6. Beide door spierkracht voortbewogen schepen, beide wijken naar stuurboord.

19 Tegengestelde Koersen

20 Artikel 9.07 - Meld-, uitluister- en communicatieplicht
2. Een groot schip moet op een vaarweg waarop het teken B 11 (bijlage 7) van toepassing is op de in bijlage 9 genoemde vaarwegen uitluisteren en zo nodig deelnemen aan de ter plaatse gevoerde communicatie op het door de bevoegde autoriteit aangewezen marifoonkanaal, overeenkomstig de daartoe gestelde regels. 4. De in het tweede lid bedoelde uitluister- en communicatieplicht is tevens van toepassing op een klein schip, wanneer het de in het derde lid bedoelde stoffen vervoert, of wanneer het een klein schip betreft dat is uitgerust met een marifooninstallatie

21 Uitluisterplicht In de sluis Kanaal wordt kanaal 18 bijvoorbeeld aangegeven. En op het vaarwater  kanaal 4 bv. Indien je schip uitgerust is met 2 marifoons, en je vaart de sluis in, ben je dan verplicht om kanaal 18 uit te luisteren,  moet je ze allebei uitluisteren, of is de een verplicht en de andere aanbevolen of andersom. Je ben verplicht om dan 2 kanalen uit te luisteren.

22 Op welke wateren is het BPR van toepassing?
a. Op de Oosterschelde en de Westerschelde. b. Op de Oosterschelde en de Dollard. c. Op de Waal en de Waddenzee. d. Op de Geldersche IJssel en het Pannerdensch Kanaal e. Op de Hollandsche IJssel en de Geldersche IJssel.

23 Snelle motorboot Bij de definitie van een snelle motorboot in het BPR gaat het om een klein schip, dat bij gebruikmaking van zijn mechanische middelen tot voorbeweging: a. sneller dan 20 km/u vaart. b. sneller dan 20 km/u kan varen. c. sneller dan 20 km/u mag varen. b.

24 Artikel 1. 04/1. 05 BPR spreekt over goed zeemanschap
Artikel 1.04/1.05 BPR spreekt over goed zeemanschap. Hoe moet de schipper van een schip met betrekking tot de bepalingen van het BPR handelen? De schipper moet alle voorzorgsmaatregelen nemen om te voorkomen, dat de veiligheid of het vlotte verloop van de scheepvaart in gevaar wordt gebracht. De schipper mag alle voorzorgsmaatregelen nemen om te voorkomen, dat de veiligheid of het vlotte verloop van de scheepvaart in gevaar wordt gebracht. De schipper zal volgens de beschreven regels moeten handelen, eigen invulling hoe schade of een aanvaring te voorkomen is niet volgens de regels. a. Is juiste antwoord

25 afbeelding. Bij welk schip hoort deze verlichting?
U komt ’s nachts een schip tegen, met navigatieverlichting zoals getoond in de afbeelding. Bij welk schip hoort deze verlichting? a. Een klein open motorschip. b. Een gemeerd liggend vissersschip. c. Een niet-vrijvarende veerpont. d. Een vrijvarende veerpont e. Een vastgevaren schip, waarbij aan stuurboordzijde de vaarweg vrij is. d. Een vrijvarende veerpont

26 b. Een beperkt manoeuvreerbaar schip. c. Een groot zeilschip.
U komt ’s nachts een schip tegen, met navigatieverlichting zoals getoond in de afbeelding. Bij welk schip hoort deze verlichting? a. Een vissersschip. b. Een beperkt manoeuvreerbaar schip. c. Een groot zeilschip. d. Een duwstel 1 duwbak breed. b. Een beperkt manoeuvreerbaar schip.

27 U ziet aan de zijde van het vaarwater het hiernaast afgebeelde verkeersteken B6 van bijlage 7 van het BPR. Dit teken betekent: Verplichting de vaarsnelheid te beperken tot 10 km/uur. Verplichting gebruik te maken marifoonkanaal 10. Verboden ligplaats in te nemen tot 10 meter breed gerekend vanaf het bord. a. Is het juiste antwoord

28 U nadert een vaste brug met meerdere doorvaartopeningen
U nadert een vaste brug met meerdere doorvaartopeningen. Boven één van de doorvaartopeningen hangt het hiernaast afgebeelde teken. Wat is de betekenis van dit teken? a. De doorvaart wordt aanbevolen voor de scheepvaart uitsluitend vanuit uw richting, er is geen tegenliggende vaart mogelijk. b. De doorvaart wordt aanbevolen voor de scheepvaart uit beide richtingen. c. De doorvaart wordt aanbevolen voor de scheepvaart uitsluitend vanuit de andere richting. Tegemoet komend verkeer is hier mogelijk !

29 Wat is de minimumleeftijd van de uitkijk bij het waterskiën achter een snelle motorboot?
a.Er is geen minimum leeftijd. b.12 jaar. c.15 jaar. d.16 jaar. e.18 jaar. C. Is juiste antwoord • Artikel Snel varen en waterskiën o 1.Een snelle motorboot mag niet sneller varen dan 20 km per uur ten opzichte van het water. De bevoegde autoriteit kan vaarwegen of gedeelten daarvan aanwijzen waarop dit verbod niet van toepassing is dan wel waarop een andere maximum snelheid van toepassing is. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen snel varen overdag of ’s nachts. o 2.Het is verboden te waterskiën of te doen waterskiën of op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik te maken of gebruik te doen maken. De bevoegde autoriteit kan vaarwegen of gedeelten daarvan aanwijzen waarop dit verbod overdag niet van toepassing is. o 3.De bestuurder van een snelle motorboot, die één of meer waterskiërs of personen die op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik maken voortbeweegt, moet zich doen bijstaan door een mede opvarende van ten minste 15 jaar oud als uitkijk. o 4.Een waterskiër en een persoon die op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik maakt moeten zich zodanig gedragen, dat geen gevaar of hinder voor andere gebruikers van de vaarweg kan worden veroorzaakt.

30 Aan stuurboordzijde van het vaarwater vaart een klein motorschip X
Aan stuurboordzijde van het vaarwater vaart een klein motorschip X. Er nadert een laverend klein zeilschip Y met het zeil over bakboord op een kruisende koers. Er is gevaar voor aanvaring. Wie verleent voorrang? A.Beide schepen kunnen zich niet op een “voorrangsrecht” beroepen, de schepen moeten dit oplossen volgens goed zeemanschap. B. Beide schepen wijken zo veel als mogelijk naar stuurboord uit, zodat ze elkaar bakboord op bakboord kunnen passeren, conform de algemene regeling. c. Klein zeilschip Y, motorschip X vaart aan zijn stuurboordzijde van het vaarwater en moet daarom voorrang worden verleend. d. Klein motorschip X, want een klein motorschip verleent voorrang aan een zeilschip. De plaats in het vaarwater maakt niet uit. C. Is juist X Y

31 Klein schip X vaart op het hoofdvaarwater, groot schip Y vaart op een nevenvaarwater. Bij de uitmonding van het nevenvaarwater staat teken E 10 b van bijlage 7. Er dreigt gevaar voor aanvaring. Wie verleent voorrang? A.Groot schip Y verleent voorrang, een schip op het nevenvaarwater verleent altijd voorrang aan een schip op het hoofdvaarwater. b. Klein schip X verleent voorrang; een klein schip verleent altijd voorrang aan grote schepen, het mag niet verwachten dat het grote schip “te zijne gerieve” uitwijkt. c. Groot schip Y mag medewerking verlangen van klein schip X. Als die medewerking gevraagd wordt, moet klein schip X medewerking verlenen door zijn snelheid te minderen. De manoeuvre moet wel zonder gevaar kunnen gebeuren. C. Is juiste antwoord

32 Klein motorschip X vaart in de betonde vaargeul, aan stuurboordzijde van het vaarwater. Van stuurboord nadert groot motorschip Y. Wie verleent voorrang /medewerking? A. Hier geldt het toepassen van goed zeemanschap, als klein motorschip X zijn snelheid redelijkerwijs kan verminderen heeft het volgens goed zeemanschap die verplichting. b. Groot motorschip Y verleent voorrang, omdat klein motorschip X aan stuurboordzijde van de lateraal gemarkeerde vaargeul vaart. c. Klein motorschip X verleent voorrang, klein wijkt voor groot, het kleine schip mag niet verlangen, dat groot schip Y te “zijnen gerieve” uitwijkt. d. Klein motorschip X verleent voorrang, groot schip Y nadert over stuurboord en heeft daarom voorrang.

33 Op welke wateren is het RPR van kracht?
a. De Lek en de Geldersche IJssel. b. De Noord en de Waal. c. De Hollandsche IJssel en de Maas. d. De Neder-Rijn en het Pannerdensch kanaal. e. De Boven Rijn en het Amsterdam- Rijnkanaal.

34 De accu. De accu wordt aan boord als energie bron gebruikt ! Vaak om de motor te starten, stroom vast te houden, en eventueel voor (nood) verlichting. Stroom wordt veel toegepast in allerlei zaken en dus is de accu een belangrijk instrument. Door deze accu’s te schakelen kan je het vermogen de vergroten (2X12 Volt levert 24 V (serie schakeling) 2 X 50 Ah = 100 Ah (parallelschakeling)

35 De verschillen 12 V 50 Ah + - 24 V 50 Ah 12 V 100 Ah

36 Bewering I: Dit is een 24 Volts systeem.
U heeft in uw schip een set van twee accu's staan, die geschakeld zijn zoals op het plaatje te zien is Er volgen twee beweringen over deze accu’s. U moet de beweringen los van elkaar lezen. Let op: elke bewering kan juist zijn of onjuist zijn. Bewering I: Dit is een 24 Volts systeem. Bewering II: Om deze accu's op te laden moet u altijd de blauwe kabel losmaken. Welke bewering is juist of onjuist? a. Bewering I is juist en II is onjuist. b. Bewering I is onjuist en II is juist. c. Beweringen I en II zijn beide onjuist. d. Bewering I en II zijn beide juist.

37

38

39

40 hoofdvaarwater nevenvaarwater nevenvaarwater hoofdvaarwater

41

42

43 Schiemanswerk / slipsteken.
Twee halve steken waarvan de eerste slippend Deze knoop wordt gebruikt om bij het strijken van het grootzeil de giek vast te zetten zodat deze niet steeds heen en weer zwaait. De grootschoot wordt helemaal aangetrokken waarna de knoop vlak boven de katrol wordt gemaakt. Een slipsteek is altijd snel los te maken.

44 Slalom Afstand tussen de palen maximaal 3 meter. Achteruit
Afstand tussen de palen maximaal 3 meter. Tijdens de vaart mag er met geen enkel deel van de boot een paal geraakt worden Achteruit En opnieuw de andere kant uit. Achteruit

45

46 Examen doen ! De Vamex - dat is de stichting die de examens verzorgt - heeft vier locaties, te weten Hoofddorp, Zwolle, Dordrecht en Nieuwegein, met op elke locatie zo'n 10 computers. Daarop doet men dan het examen. Men meldt zich aan via internet bij de Vamex en geeft dan aan waar en op welke dag en tijd men examen wil doen. Op de Vamex-site kan men nog meer informatie vinden. ( Inmiddels blijkt dat sommige watersporters geheel onvoorbereid examen gaan doen. Men probeert het maar even in de hoop eens te zullen slagen. Dat is erg onverstandig! De kans van slagen is nihil en de examenkosten zijn best hoog ( +/- € 59.- per keer!) Verstandig is het om na deze vaarcursus snel examen te doen! Succes! Ik hoor / lees graag het resultaat!

47 Gefeliciteerd !


Download ppt "Klein vaarbewijs 1 20 DECEMBER 2018 h.celling@gmail.com."

Verwante presentaties


Ads door Google