Shock en vloeistoftherapie.
Wat is shock? Onvoldoende perfusie = doorbloeding van de weefsels. Waardoor de weefsels te weinig zuurstof krijgen.
Oorzaken van shock: Hypovolemie: te weinig ( bloed) volume in het vaatbed: bloedverlies, uitdroging Allergische reacties: vaatverwijding tgv histamine release, bloeddruk daalt Septicaemie: Tgv endotoxinen vaatverwijding. (Cardiogene shock): bloeddrukdaling tgv verminderde pompfunctie hart. Neurogene shock: bij stress of pijn komen endorphines vrij, die bloeddrukdaling veroorzaken.
Symptomen van shock: Tachycardie: versnelde hartslag Zwakke pols Bleke slijmvliezen CRT verlengd ( capillary refill time)
Symptomen van shock: Spierzwakte Snelle, oppervlakkige ademhaling Oligurie / anurie: weinig of geen urineproductie Koude extremiteiten
Behandeling van shock: Voldoende ventilatie / extra zuurstof. Stop aanwezige bloedingen. Vul vaatbed op met behulp van infuus. ( Herstel afwijkende pH en electrolytenbalans) Verbeter of stabiliseer lichaamstemp. Toedienen bep. Medicijnen ( cortico’s)
Vloeistof therapie Waarom: DEHYDRATIE. Niet alleen vocht tekort. Tevens: elektrolyt tekort. Verschuiving pH balans.
Hydratie toestand De hydratie toestand kun je op 3 manieren onderzoeken. Via de anamnese. Via lichamelijk onderzoek. Via laboratorium onderzoek.
Anamnese. Eet / drinkt de hond nog? Hoe lang heeft het dier al klachten? Is er sprake van braken / diarree? Hoe oud is het dier?
Lichamelijk onderzoek. Turgor. Diep liggende ogen. Droge, rode slijmvliezen/ later bleek S.g. urine ↑ ; pols ↑ ; (T omlaag)
Laboratorium onderzoek. Hematocriet bepaling. De hematocriet is de verhouding tussen het bloedcelvolume en het totale bloedvolume. Bij zoogdieren meestal rond 0,4
Elektrolyt veranderingen. Bij braken verlies van: H+, Na+, K+, Cl- Bij diarree verlies van: Na+, K+ en HCO3- Bij chron. Nierproblemen: Na+, evt K+ en HCO3- Onthoudt: Bij verschillende ziekteprocessen krijg je verschillende samenstelling van bloed.
Dehydratie types. Isotone dehydratie: verlies in gelijke mate van vocht en elektrolyten. Hypotone dehydratie: meer electrolyten dan vocht verlies. Hypertone dehydratie: meer vocht dan electrolyten verlies. Consequentie voor keuze infuus vloeistof! Onthoudt: Afhankelijk van het ziekteproces kan de beste infuusvloeistof variëren. Maar: fysiologische zoutoplossing is altijd goed!
Zuur- base evenwicht. Alkalose: dier verliest zuur, pH stijgt. Bij chronisch braken Acidose: dier verliest HCO3-, pH daalt. Bij chronische diarree, suikerziekte en nieraandoeningen.
Bepaling nierfunctie. Soortelijk gewicht urine hoger dan 1.025 Concentratie ureum in bloed: 3,0- 6,5 mmol/ liter Concentratie creatinine in bloed: ≤50 + lich gew. ( ureum en creatinine zijn afbraakproducten,die via urine worden uitgescheiden) Bij deze waarden kan de nierfunctie nog normaal zijn. Een verlaging van het sg en/ of een verhoging van plasma concentraties ureum en creatinine: Kan een aanwijzing zijn voor nierfalen.
Nierfunctie. Teveel ureum in bloed: Uremie. Oorzaak voor de nieren: pre- renaal. Oorzaak in de nieren: renaal. Oorzaak na de nieren: post- renaal. Voorbeeld pre renaal: uitdroging, shock. Nier krijgt domweg te weinig bloed, om urine aan te maken
Vloeistof therapie. Doel: Aanvullen van tekorten. Onderhoudstherapie. Aanvullen verdere verliezen.
Vloeistof therapie. Welke vloeistoffen zijn er? Waterige elektrolyt oplossingen. Parenterale voedingen. Plasma vervangende middelen. Bloed.
Waterige elektrolyt oplossingen. Bijvoorbeeld: Isolectrol. Bicarbonaat. Lactetrol.( Ringerlactaat, Hartmann) Fysiologisch zout.
Parenterale voeding. Bijvoorbeeld: Glucose 30% Aminosol 5% Amynin Par-enteraal betekent: naast het maagdarmkanaal, dus voeding gaat niet via het maagdarmkanaal (=enteraal), maar via het bloed (of subcutaan)
Bloed Bij hond gaat eerste transfusie i.h.a. altijd goed (tweede niet!) Bij kat: bloedgroepen! Transfusie reacties! Bloedtransfusies: specialistenwerk Bloedtransfusie nodig bij Ht < 0,15
Wijze van toedienen vloeistof Oraal: via de bek Intraveneus: via een ader. Subcutaan: onderhuids. Intraperitoneaal: in de buikholte. Oraal en subcutaan: bij uitgedroogd dier gaat dit (te) langzaam!!! Echter: iv prikken bij uitgedroogd dier erg lastig
Toedieningssnelheid.(iv) Onderhouds infuus: Hond: 50 ml/ kg/ 24 uur Kat: 80 ml/ kg/ 24 uur Waakinfuus: 10 ml/ kg/ 24 uur Geforceerde diurese: 100 ml/ kg/ 24 uur (= “stortinfuus”) Alle vloeistof die je intraveneus geeft: het hart moet het wel tijdig kunnen wegpompen. Bij te hoge infuussnelheid (en zeker als de nieren ook minder werken): Dan tank je het vaatbed te vol af: gaat het “overlopen”. Dit overlopen gebeurt in de longen: longoedeem m.a.g benauwdheid en zelfs stikken.
Toedieningssnelheid (iv) Stel hond 20 kg, waakinfuus: Hoeveel ml infuus nodig per 24 uur? Dus hoeveel ml per minuut? 1 ml = 20 druppels: ongeveer 3 druppels per minuut
Toedieningssnelheid (iv) Stel hond 20 kg, onderhoudsinfuus: Hoeveel ml infuus nodig per 24 uur? Dus hoeveel ml per minuut? 1 ml = 20 druppels Hoeveel druppels per minuut is dat?
Toedieningssnelheid (iv) Stel hond 20 kg, stort infuus: Hoeveel ml infuus nodig per 24 uur? Dus hoeveel ml per minuut? 1 ml = 20 druppels Dus hoeveel druppels per minuut?
Toedieningssnelheid (iv) Stel hond 20 kg, stort infuus: Nodig: 20*100 ml = 2000 ml infuus per 24 uur Dus per minuut: 2000/(24*60) = 1,4 ml/ minuut 1 ml = 20 druppels: ongeveer 30 druppels per minuut
VRAGEN?