Een zeker mens had twee zonen …
De jongste zoon wilde zijn deel van de erfenis …
Hij maakte alles te gelde en reisde naar een ver land …
Hij verkwistte zijn vermogen in een losbandig leven …
Hij voegde zich bij één van de burgers van het land en ging varkens weiden …
Hij verlangde ernaar zijn buik te vullen met de schillen die de varkens aten …
De dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed en ik kom om van de honger …
Ik zal tegen vader zeggen: Vader ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u …
Zijn vader zag hem en viel hem om de hals en kuste hem …
Zijn vader maakte voor hem een feest, laten we eten en vrolijk zijn …
De oudste zoon was boos en wilde niet naar binnen gaan …