Afdeling Trombose en Hemostase; Trombosedienst Leiden

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
De bloeddruk.
Advertisements

Oncologische wonden Ella Kruszel.
Bevacizumab (Avastin) bij ROW
Welkom! Annemarie Zuiderent – Huidtherapeut
Functies van de nier Uitscheiden van afvalstoffen. Productie van urine. Waterhuishouding. Mineraalhuishouding. Regelen van de bloeddruk. Regelen van.
Dr Selleslagh St Jozefkliniek Bornem
Dr. HFJ Mannaerts, cardioloog
Hart & Circulatie Kliniek
De vasculaire patiënt Wiens zorg is het?.
Afwijkende kraambed.
Nefrotisch syndroom.
Visusdaling.
Palliatieve zorg en Hartfalen
Extra aandacht voor de voeding van ouderen
ROW vaatafwijkingen in de lever (lever avms)
Inhoud Longlokalisatie bij ROW: Pulmonale arterioveneuze malformaties (PAVMs) Wat zijn PAVMs? Klachten? Risico’s? Behandeling? Diagnostiek? Groei? ROW.
Inhoud Ondervoeding SNAQ65+ Tussentijdse verstrekkingen
Diepe veneuze trombose, Tromboflebitis, Longembolen
“Tijdig spreken over levenseinde”
Handelen bedrijfsarts bij rugklachten (herzien)
Hoorcollege 3 Overgewicht Diabetes Jelle Wijma
Bloedvatenstelsel 5Havo.
[Ruimte om eigen naam, organisatie en evt. datum in te vullen]
Korte terugblik : Machinist V Bianka Mennema, Longarts Havenziekenhuis.
Trombose en Longembolie Wat is het en hoe kom ik er aan?
Vocht huishouding.
Hoofdstuk 8 Paragraaf 2.
EASBFZ01K => Modulewijzer + ppt per week op med.hro.nl/kesmh/EASBFZ01K Les 1 Inleiding: Functies van bloed Les 2 Anemie / Hemoglobinopathie Les 3.
ROW-vaatafwijkingen in de lever (lever-avms)
Camille Coussée 1 BaTP B2 DEPRESSIE PREVENTIE.  Betekenis: voorkomen van een ziekte  Doel:  meer kwaliteit van leven  mensen minder/korter ziek 
Zorg op maat voor depressieve ouderen van levensbelang. Hannie Comijs.
Preoperatieve screening van een obese patient Kim Bijleveld Anesthesioloog.
Wat is ( jeugd ) reuma ?? Daphne Veldman 4BA
Onderzoek door de huisrts (somatisch-sociaal-psychisch) Met zo weinig mogelijk omhaal en hulpmiddelen: - naar een werkdiagnose Bereidheid om werkdiagnose.
ZORGVRAGER MET VAATAANDOENINGEN. CEREBRAAL VASCULAIR ACCIDENT/ CVA Wat is het? = Hersenbeschadiging tgv een probleem in de bloedvaten die het hersenweefsel.
De pijngevoeligheidsdrempel is lager in patiënten met het patellofemorale pijnsyndroom R.A. van der Heijden, M.M. Rijndertse, S.M.A. Bierma- Zeinstra,
Hartfalen Hospice Wageningen Renkum Adri Jobse huisarts.
Vrouwen en trombose Ingrid Bistervels, arts-onderzoeker Afdeling Vasculaire Geneeskunde.
ACT: Ambulante compressie Therapie
POP poli Traumatische partus
Diabetes.
Ademhaling en bloed.
Noorderpoort PRS Pijn Thorax
vaataandoening ARTHERIOSCLEROSE – kalkstapeling
Hoe ontstaat veneuze trombose?
RUG-NETWERK regio Heerhugowaard
ACT: Ambulante compressie Therapie
Hoofdstuk Transport VMBO-tl 2
Dr. Karina Meijer Hematoloog, UMCG
Veelvoorkomende hart- en vaataandoeningen
Feiten en fabels over longziekten
Bloeddruk Systolische bloeddruk – bovendruk Diastolische bloeddruk - onderdruk 120 mm Hg 80 mm Hg Het moment dat de druk het hoogst is Het moment dat de.
Overzicht verschillende longziekten
Diabetes.
Ziekte verloop 2.3 en
ACT: Ambulante compressie Therapie
Rugpijn.
Noorderpoort PRS Pijn Thorax
Ademhaling en bloed.
Pijn op de borst Noorderpoort PRS Pijn Thorax.
POB Angina pectoris D17vab
Medische kennis Arteriosclerose D17vab.
Pijn Thorax Noorderpoort PRS Pijn Thorax.
Beenklachten.
Ambulante Compressietherapie
Medische kennis Arteriosclerose D18.
Poli Flebologie EVLT Behandeling..
Transcript van de presentatie:

Afdeling Trombose en Hemostase; Trombosedienst Leiden Lange termijn gevolgen van trombose Landelijke dag Trombose De Hart & Vaatgroep Felix van der Meer Afdeling Trombose en Hemostase; Trombosedienst Leiden LUMC

Trombose Trombose = een bloedstolsel op de verkeerde plaats en op het verkeerde moment Meest voorkomend: trombosebeen longembolie

Trombosebeen Trombosebeen: warm, rood, dik, pijnlijk en functiebeperking

Longembolie

Longembolie

Late verschijnselen na trombosebeen Het stolsel van een trombosebeen verdwijnt lang niet altijd Ook niet na een goede behandeling met antistollingsmiddelen Een reststolsel kan worden aangetoond: bij 60% van de mensen na 3 maanden bij 40% van de mensen na 1 jaar

Late verschijnselen na trombosebeen (1) Het stolsel van een trombosebeen verdwijnt lang niet altijd Ook niet na een goede behandeling met antistollingsmiddelen Een reststolsel kan worden aangetoond: bij 60% van de mensen na 3 maanden bij 40% van de mensen na 1 jaar Dit is onafhankelijk van de behandelduur Het is om deze reden niet nodig om langer door te gaan met antistollingsbehandeling

Late verschijnselen na trombosebeen (2) Ontsteking van het bloedvat met het stolsel er in Ten dele kan het bloedvat weer doorgankelijk worden Er treedt beschadiging op van de kleppen in de aderen Er kan bij wel 70% van de mensen reflux worden waargenomen na 1 jaar Hierdoor ontstaat: vloeistof ophoping hoge veneuze druk verbindweefseling (“fibrose”) van de huid Post-trombotisch syndroom

Post-trombotisch syndroom -in 20 – 50% na een proximaal trombosebeen -in 5-10% ernstig -klinische verschijnselen: moe, zwaar gevoel jeuk, kramp, pijn in de kuit, bovenbeen erger bij staan of lopen, minder in rust vochtophoping (oedeem) versterkte pigmentatie krans van aderen rond de enkel spataderen open been (ulcus)

Post-trombotisch syndroom PTS is aanwezig als score ≥ 5 of als er een ulcus is Mild bij score is 5-9 Matig als score is 10-14 Ernstig als score is ≥ 15

Post-trombotisch syndroom Preventie van PTS: steunkousen klasse 3, te dragen tot 2 jaar na de trombose de laatste tijd enige twijfel of dit echt wel helpt Behandeling: locale behandeling van de wond steunkousen zwachtelen

Late verschijnselen na longembolie Ook na een longembolie kunnen de stolsels langere tijd blijven bestaan: -bij 70-85 % van de mensen na 6-12 maanden -tot 30% of zelfs 98% na 12 maanden Oorzaak van het achterblijven van stolsels is onduidelijk Afsluiting van tenminste 25 % van de longbloedvaten leidt tot een verhoogde druk in de longslagader Dit kan leiden tot een verslechtering van de werking van het rechter hart Bij de meeste mensen normaliseert de druk in de longslagader en herstelt de functie van het hart

CTEPH CTEPH: chronische trombo-embolische pulmonale hypertensie -verhoogde druk in longslagader > 25 mmHg -perfusie defect op longscintigrafie, CT scan of angiogram Kenmerken: organisatie van het stolsel met verbindweefseling (“fibrose”) en vernauwing (“stenose”) compleet verdwijnen van de longslagaders de kleine takjes van de longslagaders veranderen van vorm

CTEPH Klinische verschijnselen: ernstige kortademigheid verminderde inspanningstolerantie falen van het rechter hart overlijden Geassocieerd met: late diagnose van de longembolie herhaalde longembolieën verhoogde druk van de longslagader of slechte werking van rechter hart bij diagnose onvoldoende oplossen van het stolsel blijvend verhoogde druk in de longslagader blijvend slechte werking van het rechter hart

CTEPH Behandeling: verwijderen van de stolsels uit de longslagaderen (pulmonale endarteriectomie) Jamieson SW et al, Curr Probl Surg 2000

Late verschijnselen na longembolie Ook zonder dat er sprake is van CTEPH -frequent klachten van kortademigheid -verminderde inspanningstolerantie -in meer dan 50% van de mensen van 6 maanden – 3 jaar -veel mensen hebben meer klachten na 6 maanden dan bij de diagnose longembolie -achteruitgang van de kwaliteit van leven Risicofactoren zijn: -bijkomende hart-longziekten -leeftijd -BMI -roken

Post longembolie syndroom Er wordt wel gesproken van een post longembolie syndroom Vooralsnog zijn er geen harde criteria Samenstelling van verminderde kwaliteit van leven functionele beperkingen verminderde functie van hart en longen

Poll klachten na trombose

Poll klachten na longembolie

Lange termijn gevolgen na trombose en longembolie Conclusie: een groot deel van de (zo niet alle) mensen houdt klachten na een doorgemaakt trombosebeen of longembolie hiervoor bestaat in het algemeen (nog) weinig aandacht, met name na een longembolie er is behoefte aan meer onderzoek naar de lange termijn effecten om: de diagnose te kunnen stellen en uniformeren preventie te kunnen toepassen behandelmethoden te ontwikkelen