de zeven kostensoorten

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
M3F-MATEN - Tijd en Snelheid
Advertisements

H 22: Kosten van een duurzaam produktiemiddel (dpm)
Hoofdstuk 7 Kasstroomanalyse.
Exploitatiebegroting
‘Is er geld nodig voor de onderneming?’
H1 Stichting of vereniging
H1.2 Het exploitatieoverzicht 16 november 2012
Balans Een overzicht van je bezittingen en schulden op een bepaald moment. Een balans op zich hoeft niet veel te zeggen; morgen kan de balans er heel anders.
Be Indelingen kosten.
Agenda  Lessen 53 tm 56  wk 8 en wk 9  hs 43
Agenda  Les 13  wkn 13 2e  hs 2.4 overige kosten
de zeven kostensoorten
1 Algemene Ondernemersvaardigheden (AOV)
Algemene Ondernemersvaardigheden
Algemene Ondernemersvaardigheden
Financiering en inkoop
Budgetteren Filiaalmanager
Algemene Ondernemersvaardigheden
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.7
Pag 12 t/m 43. Opdrachten voor deze week: Deze week af hebben: Maken pagina t/m 60 Maken “week 7” van Ondernemendheid voor Dummies.
5% rente Enkelvoudige interest berekening Tijdstip 0Na 1 jaarNa 2 jaarNa 3 jaar € 200,- 5% rente Enkelvoudige interest berekening.
SPAREN EN LENEN. SPAREN  Enkelvoudige interest ( rente)  Samengestelde interest ( rente)
Vreemd vermogen 11.5 t/m vreemd vermogen op korte termijn 11.6 voorzieningen 11.7 zekerheidsstelling 11.8 financiering MKB Opgave
Café De Doelen. Groest EC Hilversum Naam: Henrik Krijnen Datum: Docent: Mevrouw Van Kooten Vak: Financieel Management Onderwerp: De.
IN ‘LAB 111’ Op zoek naar de 7 Kostensoorten Van abstract naar concrete voorbeelden.
Hoofdstuk 11 Vreemd vermogen (11.1 t/m 11.4) 11.1 behoefte aan Vreemd vermogen 11.2 vreemd vermogen 11.3 indeling naar looptijd 11.4 Vreemd vermogen op.
4.8 Kosten van duurzame productiemiddelen (1) Duurzaam productiemiddel (DPM):  productiemiddel > 1productieproces  voorraad prestaties of voorraad werkeenheden.
8.3 Kosten van vreemd vermogen 8.4 Hefboomeffect van de financiële structuur 8.5 Rendement op een belegging in obligaties.
© 2008 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten Basisboek Bedrijfseconomie Sheets hoofdstuk 3 Achtste druk © 2008 Noordhoff Uitgevers Alle rechten voorbehouden.
Stencil omzet kosten winst H3 18 MEI Wat gaan we vandaag doen?  - HW controle  - Wat heb je tot nu toe gedaan?  - Huiswerk klassikaal nakijken.
Interest berekeningen
Welkom havo 4..
Exameneenheid: Consumptie
De balans & de resultatenrekening
Omzet-kosten-winst HAVO 3
Hoofdstuk 2 De winstmarge VWO 3
Welkom havo 4..
Welkom havo 4..
Welkom havo 4..
Welkom Havo 5..
Welkom havo 4..
Welkom ath 4..
Antwoorden proeftoets hoofdstuk 8
H3 Financiering van een bedrijf
Ondernemerschap E43.
Ondernemerschap E43.
Welkom havo 4..
Ondernemerschap E43.
Tarief berekenen LG
Hoofdstuk 25.1 Permanentie: Kosten & Uitgaven
Tarief berekenen LG
Welkom havo 4..
Beste Havo 4..
Antwoorden proeftoets hoofdstuk 8
Beste ath 4..
Beste ath 4..
Vreemd vermogen op korte termijn
Beste ath 4..
Begroten & Budgetteren
liquiditeitsbegroting
Hoofdstuk 28 Snelheid en tijd. Hoofdstuk 28 Snelheid en tijd.
Vakman ondernemer – Financieel plan
Hoofdstuk 2 Van kosten naar verkoopprijs
Financieel 1.
Hoofdstuk De exploitatiebegroting (exploitatiebudget)
Hoofdstuk Kosten indelen
Financiële overzichten en vreemd vermogen
Financieel 1.
Financiële kengetallen
duurzame productiemiddelen
Transcript van de presentatie:

de zeven kostensoorten kosten van vermogen paragraaf 1.4.1 kosten van het vermogen Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1

kosten van vermogen eigen vermogen vreemd vermogen bestaan uit de rentekosten over het in de onderneming geïnvesteerde vermogen eigen vermogen vreemd vermogen Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1

eigen vermogen eigenaren het “eigen geld” dat de ondernemer in de detailhandelsonderneming geïnvesteerd heeft. eigenaren Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1

vreemd vermogen het geld dat de ondernemer (eigenaren) geleend heeft (hebben) van derden Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1

Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1 rentekosten de grootte van het gemiddeld geïnvesteerde vermogen de rentevoet de investeringsduur uitgedrukt in jaren (een jaar heeft 360 dagen) K x p x t Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1

Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1 renteberekening K p t x x R t = 100 x 1 renteformule De 1 staat voor een jaar; bij de renteberekening per maand staat er op die plaats 12; per dag staat er 360 (of 365/366). De rente wordt altijd uitgedrukt in een percentage per jaar. Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1

Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1 voorbeeld K p t x 100 x 1 R = R 10mnd € 50.000 4 10 = x x 100 x 12 1.6666,6666 € 50.000 x 4% x 10 ÷ 12 De 1 staat voor een jaar; bij de renteberekening per maand staat er op die plaats 12; per dag staat er 360 (of 365/366). De rente wordt altijd uitgedrukt in een percentage per jaar. = € 1.666,67 Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1

Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1 rentedagen juiste aantal dagen een jaar telt dan 365 dagen (schrikkeljaar 366); of men bepaalt dat elke maand 30 dagen heeft, eerste dag geen rente berekenen laatste dag wel rente berekenen Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1

Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1 Voorbeeld rentedagen kortlopende lening 16 mei tot en met 5 oktober maand telt 30 dagen Mei: 30-16 = 14 rentedagen Juni, Juli, Aug, Sept: 4 x 30 = 120 rentedagen Oktober: 1 t/m 5 = 5 rentedagen 139 rentedagen Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1

Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1 Voorbeeld rentedagen kortlopende lening 16 mei tot en met 5 oktober maand juist aantal dagen Mei: 31-16 = 15 rentedagen Juni, Aug: 2 x 31 = 62 rentedagen Juli, Sept: 2 x 30 = 60 rentedagen Oktober: 1 t/m 5 = 5 rentedagen 142 rentedagen Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1

gewaardeerde interest is de vergoeding voor het door de ondernemer in de onderneming gemiddeld geïnvesteerde eigen vermogen gewaardeerde interest De gewaardeerde interest of de rente eigen vermogen, is de vergoeding voor het door de ondernemer in de detailhandelsonderneming gemiddeld geïnvesteerde eigen vermogen. Voor de hoogte van de vergoeding zou de rente van de staatsleningen als richtpercentage kunnen gelden. Dit omdat de overheid als een goede debiteur kan worden beschouwd. De gewaardeerde interest heeft slechts een bedrijfseconomische betekenis. (De gewaardeerde interest wordt dus nooit uitbetaald en is slechts een rekentechnische grootheid.) Ze wordt belangrijk als een ondernemer zijn jaarcijfers gaat vergelijken met die van zijn collega’s. Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1

Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1 OPGAVEN 1, 4, 6, 7a-7e, 10f-10j, 14, 15, 28, 31, 32, 34 Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1