de zeven kostensoorten kosten van vermogen paragraaf 1.4.1 kosten van het vermogen Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1
kosten van vermogen eigen vermogen vreemd vermogen bestaan uit de rentekosten over het in de onderneming geïnvesteerde vermogen eigen vermogen vreemd vermogen Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1
eigen vermogen eigenaren het “eigen geld” dat de ondernemer in de detailhandelsonderneming geïnvesteerd heeft. eigenaren Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1
vreemd vermogen het geld dat de ondernemer (eigenaren) geleend heeft (hebben) van derden Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1 rentekosten de grootte van het gemiddeld geïnvesteerde vermogen de rentevoet de investeringsduur uitgedrukt in jaren (een jaar heeft 360 dagen) K x p x t Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1 renteberekening K p t x x R t = 100 x 1 renteformule De 1 staat voor een jaar; bij de renteberekening per maand staat er op die plaats 12; per dag staat er 360 (of 365/366). De rente wordt altijd uitgedrukt in een percentage per jaar. Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1 voorbeeld K p t x 100 x 1 R = R 10mnd € 50.000 4 10 = x x 100 x 12 1.6666,6666 € 50.000 x 4% x 10 ÷ 12 De 1 staat voor een jaar; bij de renteberekening per maand staat er op die plaats 12; per dag staat er 360 (of 365/366). De rente wordt altijd uitgedrukt in een percentage per jaar. = € 1.666,67 Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1 rentedagen juiste aantal dagen een jaar telt dan 365 dagen (schrikkeljaar 366); of men bepaalt dat elke maand 30 dagen heeft, eerste dag geen rente berekenen laatste dag wel rente berekenen Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1 Voorbeeld rentedagen kortlopende lening 16 mei tot en met 5 oktober maand telt 30 dagen Mei: 30-16 = 14 rentedagen Juni, Juli, Aug, Sept: 4 x 30 = 120 rentedagen Oktober: 1 t/m 5 = 5 rentedagen 139 rentedagen Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1 Voorbeeld rentedagen kortlopende lening 16 mei tot en met 5 oktober maand juist aantal dagen Mei: 31-16 = 15 rentedagen Juni, Aug: 2 x 31 = 62 rentedagen Juli, Sept: 2 x 30 = 60 rentedagen Oktober: 1 t/m 5 = 5 rentedagen 142 rentedagen Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1
gewaardeerde interest is de vergoeding voor het door de ondernemer in de onderneming gemiddeld geïnvesteerde eigen vermogen gewaardeerde interest De gewaardeerde interest of de rente eigen vermogen, is de vergoeding voor het door de ondernemer in de detailhandelsonderneming gemiddeld geïnvesteerde eigen vermogen. Voor de hoogte van de vergoeding zou de rente van de staatsleningen als richtpercentage kunnen gelden. Dit omdat de overheid als een goede debiteur kan worden beschouwd. De gewaardeerde interest heeft slechts een bedrijfseconomische betekenis. (De gewaardeerde interest wordt dus nooit uitbetaald en is slechts een rekentechnische grootheid.) Ze wordt belangrijk als een ondernemer zijn jaarcijfers gaat vergelijken met die van zijn collega’s. Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1 OPGAVEN 1, 4, 6, 7a-7e, 10f-10j, 14, 15, 28, 31, 32, 34 Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.4.1