4. Leesvaardig Blz. 144 t/m 150 Blok 6
Leesvaardig Leerdoel (2f): Je weet uit de tekst de halen wat een feit of een mening is. Je kunt uit een tekst argumenten halen die een mening ondersteunen. Je kent het tekstdoel (overtuigen, vermaken, informeren). Je weet het onderwerp van een tekst te benoemen. Blz. 144 e.v.
Nakijken blz Feit, mening en argument Opdracht 17 1 Verhuizen (iedere alinea gaat er over). 2 Omdat zij al haar vriendinnen achterlaat (1 e alinea). 3 Ze voelt zich ziek. 4Vier verhuisdozen (laatste zin van alinea 3). 5A5A
Nakijken blz. 147 Opdracht 18 1verhuizen 2Bij alinea 3 (eerste 2 alinea’s vormen de inleiding). 3B. Dat kun je zien aan het woordje Volgens. 4A. De informatie in deze zin klopt en je kunt het controleren. 5A. Een argument begint vaak met het woordje omdat. 6Alinea 3. In alinea 3 en 4 komen leeftijdsgenoten aan het woord. 7B. Deze zin vertelt iets over de hele tekst. 8B. In deze tekst wordt informatie gegeven over verhuizen. Opdracht 19 (mondeling bespreken)
Nakijken blz. 149 Opdracht 20 1huisdieren verhuizen. 2B2B 3In zijn eigen kooi, hok of bak. (het einde van alinea 2) 4 U kunt verhuisstress bij kleine huisdieren makkelijk voorkomen. 5 (Want) dat heeft een rustgevende werking op uw kleine huisdier. 6 A. Aan het woordje vindt kun je dat zien 7C7C 8B. (omdat dit alleen uitleg is bij de zin die ervoor staat) 9 Honden hechten zich aan hun baasje en niet aan hun omgeving (alinea 7). 10 1) De hond kent de gevaren (zoals het verkeer) van de nieuwe buurt nog niet. (alinea 8) 2) Als de hond wegloopt is de kans klein dat hij de weg terugvindt. (alinea 8)
Vervolg opdracht 20 blz Aan het woord dus. 12informatie geven. 13 A. De hele tekst gaat over de gevolgen van een verhuizing. Opdracht 21 (mondeling bespreken)