Connaitre 3M – week 40 - Frans
Wat moet je weten om dit onderdeel te begrijpen?: Wat een onregelmatig werkwoord is De tegenwoordige tijd (présent) De verleden tijd (passé composé) De vertel verleden tijd (imparfait) Als je één of meerdere onderdelen niet begrijpt dan kun je de grammaire achter in je boek raadplegen
Connaître – présent Connaître betekent kennen en is een onregelmatig werkwoord Ik ken de bakker – je connais le boulanger je connais - ik ken Tu connais - jij kent Il/elle/on connaît - hij/zij/men kent Nous connaissons - wij kennen Vous connaissez - u kent Ils/elles connaissent - zij kenne
Connaître – passé composé Connaître in de verleden tijd wordt gevormd met het werkwoord avoir. J’ai connu - ik heb gekend Tu as connu - jij hebt gekend Il/elle/on a connu - hij/zij/men heeft gekend Nous avons connu - wij hebben gekend Vous avez connu - U heeft gekend Ils/elles ont connu - Zij hebben gekend
Connaître – imparfait Om de imparfait heb je de nous-vorm zonder –ons nodig. In het geval van connaître is dat connaiss. Je connaissais - ik kende Tu connaissais - jij kende Il/elle/on connaissait - hij/zij/men kende Nous connaissions - wij kenden Vous connaissiez - U kenden Ils/elles connaissaient - Zij kenden