Vraagstuk: ongelijke verdeling ( type 1)

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Permanentie kosten of opbrengsten geboekt, die behoren bij
Advertisements

Rekenen met procenten Rekenen met procenten.
Standaard-bewerkingen
Leer de namen van de noten 1
NEDERLANDS WOORD BEELD IN & IN Klik met de muis
Uitgaven aan zorg per financieringsbron / /Hoofdstuk 2 Zorg in perspectief /pagina 1.
Rekenen Cito M5 oefenen.
Rekenen Cito M6 oefenen.
Boxenstelsel.
Ronde (Sport & Spel) Quiz Night !
Welk geld zie je hier? Klik op de goede antwoorden!
Kb.1 Ik leer op een goede manier optellen en aftrekken
Oefenopgaven bij ABC toets
Leer de namen van de noten 2
© GfK 2012 | Title of presentation | DD. Month
Krantenbeurt Van Ploon Vrijdag 28 oktober 2011
Als de som en het verschil gegeven zijn.
FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU 1 Kwaliteit en Patiëntveiligheid in de Belgische ziekenhuizen anno 2008 Rapportage over.
Blok 2 les 1.
Lineaire vergelijkingen
Les 12b : MODULE 1 Snedekrachten (4)
Goedemorgen H3b.
In dit vakje zie je hoeveel je moet betalen. Uit de volgende drie vakjes kan je dan kiezen. Er is er telkens maar eentje juist. Ken je het juiste antwoord,
Optellen en aftrekken tot 100 TE + E = TE mb
Werken aan Intergenerationele Samenwerking en Expertise.
Les 2 groep 8 leerdoel: Je kunt werken met een verhoudingstabel.
Tweedegraadsfuncties
havo B 5.1 Stelsels vergelijkingen
ABC toets opgave c1 rekenen met gewichtsmaten
Oefeningen Hoofdstuk V.
Presentatie vergelijkingen oplossen.
Bewerkingen met breuken Les 37.
17/08/2014 | pag. 1 Fractale en Wavelet Beeldcompressie Les 5.
Wat kost 1 hamer?.
Wij oefenen voor Cito Rekenen-Wiskunde E5 Deel 1
6,50 euro In dit vakje zie je hoeveel je moet betalen.
Hoeveelheidsaanpassing II
Pi π. Wat is de overeenkomst tussen deze voorwerpen?
Inkoopprijs, verkoopprijs,winst, verlies
Ongelijke verdeling 2 Als de som en de verhouding gegeven zijn.
Wandelen voor Water. WvW filmpjes op site WvW
1 Zie ook identiteit.pdf willen denkenvoelen 5 Zie ook identiteit.pdf.
Vraagstuk: korting ( type 1)
Vraagstukken: intrest
Stap 3; Constant of Variabel?
4 kleine profeten 1 grote HEER. 4 kleine profeten 1 grote HEER 1 Joël (1 maart) 2 Habakuk (8 maart) 3 Haggai (15 maart) 4 Maleachi (29 maart)
Vraag 1: 5x6x9= Vraag 2: De meester koopt 5 schriften. 1 schrift kost 1,20 euro. Hoeveel moet de meester betalen? 6,00 euro 5,80 euro 6,20.
van het vierde leerjaar
Toepassingen 5L week 7: ‘Herhaling’ 5L week 7: ‘Herhaling’ © JL.
Toepassingen 5L week 18: ‘tv venster op de wereld’ procent winst ongelijke verdeling tijdstip en tijdsduur korting gemiddelde prijsberekening 5L week 18:
Promo! Type 2 Per twee: 13,20 euro legplanken per twee kasten: 12,48 m Type 1 Per twee: 12,50 euro legplanken per twee kasten: 10,60 m 5 legplanken 4 legplanken.
Toepassingen 5L week 16: ‘Op tocht door vrijetijdsland’ ongelijke verdeling op basis van verschil of som van de delen op basis van verhouding tussen de.
Verhaalsommen groep 8. Peter doet mee aan de 10 km hardlopen. De baan is 400 m per ronde. Hoeveel ronden moet Peter lopen? a)15c) 20 b) 25d) 30.
Oefenen CITO rekenen M6.
Woordformules 172-.
Welkom bij de educatieve info!
Les 5 Vermenigvuldigen en delen
Les 3: Negatieve getallen Les4: Optellen en aftrekken
Les 4 Optellen en aftrekken in dagelijkse situaties
Les 6 Combineren van bewerkingen in berekeningen
Terugrekenen met procenten
Mens & Maatschappij Leerjaar 2
Hoofdstuk 15 geld. Hoofdstuk 15 geld Paragraaf 15.1 Euro’s.
Ongelijke verdeling 2 Als de som en de verhouding gegeven zijn.
Les 3: Negatieve getallen Les4: Optellen en aftrekken
Rekenen met kommagetallen
Als de som en het verschil gegeven zijn.
G6 2 Vergelijkingen van de vorm x+a=b, ax=b en ax+b=c oplossen M A R T
Basis 8 geld. Basis 8 geld Paragraaf B8.1 Euro’s.
Transcript van de presentatie:

Vraagstuk: ongelijke verdeling ( type 1)

Vraagstuk: ongelijke verdeling ( type 1) Stap 1: Ga op zoek naar:

Vraagstuk: ongelijke verdeling ( type 1) Stap 1: Ga op zoek naar: - meer (minder) - verder weg (dichter bij)

Hans en ik wegen samen 72 kg. Ik weeg 14 kg meer. Hoeveel wegen we elk?

Hans en ik wegen samen 72 kg. Ik weeg 14 kg meer. Hoeveel wegen we elk?

Hans en ik wegen samen 72 kg. Ik weeg 14 kg meer. Hoeveel wegen we elk? 72 kg – 14 kg = 58 kg

Hans en ik wegen samen 72 kg. Ik weeg 14 kg meer. Hoeveel wegen we elk? 72 kg – 14 kg = 58 kg (tot. gew. – verschil)

Hans en ik wegen samen 72 kg. Ik weeg 14 kg meer. Hoeveel wegen we elk? 72 kg – 14 kg = 58 kg (tot. gew. – verschil) 58 kg : 2 = 29 kg

Hans en ik wegen samen 72 kg. Ik weeg 14 kg meer. Hoeveel wegen we elk? 72 kg – 14 kg = 58 kg (tot. gew. – verschil) 58 kg : 2 = 29 kg ( : door aantal pers.)

Hans en ik wegen samen 72 kg. Ik weeg 14 kg meer. Hoeveel wegen we elk? 72 kg – 14 kg = 58 kg (tot. gew. – verschil) 58 kg : 2 = 29 kg ( : door aantal pers.) 29 kg + 14 kg = 43 kg

Hans en ik wegen samen 72 kg. Ik weeg 14 kg meer. Hoeveel wegen we elk? 72 kg – 14 kg = 58 kg (tot. gew. – verschil) 58 kg : 2 = 29 kg ( : door aantal pers.) 29 kg + 14 kg = 43 kg (verschil optellen)

Hans en ik wegen samen 72 kg. Ik weeg 14 kg meer. Hoeveel wegen we elk? 72 kg – 14 kg = 58 kg 58 kg : 2 = 29 kg 29 kg + 14 kg = 43 kg

Hans en ik wegen samen 72 kg. Ik weeg 14 kg meer. Hoeveel wegen we elk? 72 kg – 14 kg = 58 kg 58 kg : 2 = 29 kg 29 kg + 14 kg = 43 kg ik

Hans en ik wegen samen 72 kg. Ik weeg 14 kg meer. Hoeveel wegen we elk? 72 kg – 14 kg = 58 kg 58 kg : 2 = 29 kg Hans 29 kg + 14 kg = 43 kg ik

Elke lijn begint met het resultaat van de vorige lijn! Hans en ik wegen samen 72 kg. Ik weeg 14 kg meer. Hoeveel wegen we elk? 72 kg – 14 kg = 58 kg 58 kg : 2 = 29 kg 29 kg + 14 kg = 43 kg Tip: Elke lijn begint met het resultaat van de vorige lijn!

Elke lijn begint met het resultaat van de vorige lijn! Hans en ik wegen samen 72 kg. Ik weeg 14 kg meer. Hoeveel wegen we elk? 72 kg – 14 kg = 58 kg 58 kg : 2 = 29 kg 29 kg + 14 kg = 43 kg Tip: Elke lijn begint met het resultaat van de vorige lijn!

Oefeningen:

Oefeningen: Jurgen en Maarten verzamelen postzegels. Samen hebben ze er 5400. Jurgen heeft er 600 meer. Hoeveel postzegels hebben ze elk?

Oefeningen: Jurgen en Maarten verzamelen postzegels. Samen hebben ze er 5400. Jurgen heeft er 600 meer. Hoeveel postzegels hebben ze elk? Probeer deze oefening eerst zélf op te lossen alvorens verder te gaan.

Oefeningen: Jurgen en Maarten verzamelen postzegels. Samen hebben ze er 5400. Jurgen heeft er 600 meer. Hoeveel postzegels hebben ze elk? 5400 zegels – 600 zegels = 4800 zegels 4800 zegels : 2 personen = 2400 zegels 2400 zegels + 600 zegels = 3000 zegels

Oefeningen: Jurgen en Maarten verzamelen postzegels. Samen hebben ze er 5400. Jurgen heeft er 600 meer. Hoeveel postzegels hebben ze elk? 5400 zegels – 600 zegels = 4800 zegels 4800 zegels : 2 personen = 2400 zegels Maarten 2400 zegels + 600 zegels = 3000 zegels Jurgen

Oefeningen: Tanja koopt 8 glazen en een kookpot. In totaal betaalt Tanja 33 euro. De kookpot is 15 euro duurder dan één glas. Hoeveel kost één glas?

Oefeningen: Tanja koopt 8 glazen en een kookpot. In totaal betaalt Tanja 33 euro. De kookpot is 15 euro duurder dan één glas. Hoeveel kost één glas? Probeer deze oefening eerst zélf op te lossen alvorens verder te gaan.

Oefeningen: Tanja koopt 8 glazen en een kookpot. In totaal betaalt Tanja 33 euro. De kookpot is 15 euro duurder dan één glas. Hoeveel kost één glas? 33 euro – 15 euro = 18 euro 18 euro : 9 voorwerpen = 2 euro 2 euro + 15 euro = 17 euro

Oefeningen: Tanja koopt 8 glazen en een kookpot. In totaal betaalt Tanja 33 euro. De kookpot is 15 euro duurder dan één glas. Hoeveel kost één glas? 33 euro – 15 euro = 18 euro 18 euro : 9 voorwerpen = 2 euro 1 glas 2 euro + 15 euro = 17 euro kookpot

Oefeningen: Tanja koopt 8 glazen en een kookpot. In totaal betaalt Tanja 33 euro. De kookpot is 15 euro duurder dan één glas. Hoeveel kost één glas? 33 euro – 15 euro = 18 euro 18 euro : 9 voorwerpen = 2 euro 1 glas 2 euro + 15 euro = 17 euro kookpot